Op het bedrijfspand van L&H, waarin ook Vika haar bedrijf uitoefent, staat nu eenmaal ook het logo van Vika.
L&H geeft geen bedrijfsinformatie door aan Vika en geeft Vika geen lagere prijs.
[V], bestuurder van Vika, heeft Jela wel gebeld naar aanleiding van deze procedure (in het bijzonder omdat facturen van Vika en [X] waren overgelegd) maar heeft niet gevraagd dat [X] niet tegen L&H zou optreden.
Anders dan Jela stelt, verkoopt Vika al jaren van L&H gekochte producten zoals "voeten", "achterwanden" en "dwarsbalken" door en deze staan ook vermeld in Vika's catalogus.
4.17 Er heeft inderdaad, en wel op initiatief van [M], in september 2008 in Apeldoorn een gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek heeft [X] te kennen gegeven geen zaken meer te willen doen met Jela en geïnformeerd naar de mogelijkheden om van L&H producten te betrekken. In dat gesprek heeft L&H eraan herinnerd dat de Overeenkomst (waarvan de inhoud aan [M] bekend was) haar niet toestond aan [X] te leveren. L&H heeft toen gewezen op de mogelijkheid om de producten te verkrijgen via andere afnemers van producten van L&H.
4.18 Pas ongeveer een half jaar na het gesprek in Apeldoorn is [X] producten bij Vika gaan inkopen.
4.19 Nu L&H niet rechtstreeks aan [X] heeft geleverd en ook niet vereenzelvigd kan worden met Vika, heeft zij niet gehandeld in strijd met de Overeenkomst en is L&H geen boetes verschuldigd.
L&H heeft geen gebruik gemaakt van de hulp van Vika in de zin van art. 6:76 BW. Vika kan niet beschouwd worden als een "hulppersoon" in de zin van genoemde wettelijke bepaling.
4.20 Toen L&H eind 2010 door een mededeling van Jela wetenschap kreeg dat Vika aan [X] exclusiviteitsproducten leverde, kon zij Vika niet dwingen daarmee te stoppen. [X] benaderde immers Vika vanaf begin 2009 zelf. Conform het mededingingsrecht mag passieve verkoop. L&H kon dat niet verhinderen.
Van het verbeuren van een boete op grond van "dulden" van leveranties van Vika aan [X], ook nadat L&H daarvan op de hoogte was, is geen sprake.
4.21 Als al sprake zou zijn van het verbeuren van een boete, dat moet artikel 2 van de Overeenkomst zo worden gelezen dat "pro Fall" betekent "per klant". In die uitleg is hoogstens één maal een boete verbeurd.
4.22 De subsidiaire vordering van Jela wegens gederfde winst omdat Jela opdrachten is misgelopen moet falen omdat [X], als zij niet van Vika gekocht had, de producten zeker niet bij Jela had gekocht.
4.23 Zou de rechtbank enige boete toewijzen, dan doet L&H een beroep op matiging van de boete op grond van art. 6:94 BW, en wel tot het bedrag van de schade die Jela zou hebben geleden, welke schade L&H begroot op nihil, omdat Jela (zie rechtsoverweging 4.22) geen winst heeft gederfd.
5. De beoordeling
5.1 Jela stelt niet dat L&H in strijd met artikel 2 van de Overeenkomst gehandeld heeft door rechtstreekse leveringen te doen aan een klant ([X]) in het Vertragsgebiet, maar verwijt L&H in wezen haar verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van de Overeenkomst bewust te hebben omzeild door als "stroman" leveranties van exclusiviteitsproducten te laten doen door Vika, een bedrijf waarmee, aldus Jela, L&H zodanig nauwe banden had dat het daarmee vereenzelvigd kan worden, althans wat betreft de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van de Overeenkomst.
5.2 De Overeenkomst spreekt in de artikelen 2 en 19.1 op zich alleen over directe leveringen door de "Hersteller" (L&H) aan klanten in het "Vertragsgebiet". Over leveringen door distributeurs van L&H of andere derden laat de Overeenkomst zich niet uit.
De Overeenkomst is, naar onweersproken is gesteld, in concept opgesteld door Jela.
5.3 De rechtbank is van oordeel dat, zou het de bedoeling van partijen zijn geweest om ook afspraken te maken over leveringen in het "Vertragsgebiet" door klanten of distributeurs (van L&H) of derden, partijen zich daarover in de Overeenkomst hadden kunnen uitlaten.
5.4 Nu dat niet is gebeurd, kan niet worden aangenomen dat dat de bedoeling was, althans had Jela er rekening mee moeten houden dat kopers van exclusiviteitsproducten van L&H die producten in het Vertragsgebiet zouden aanbieden.
5.5 Jela heeft feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zou blijken dat L&H en Vika in wezen één onderneming zijn, althans twee bedrijven die voor wat betreft de uitleg en toepassing van artikel 2 van de Overeenkomst met elkaar vereenzelvigd moeten worden.
5.6 L&H heeft de bedoelde feiten en omstandigheden gemotiveerd bestreden en uiteengezet dat er weliswaar banden (hebben) bestaan tussen beide rechtspersonen maar dat het in feite gaat om twee separate bedrijven die in dezelfde branche (waarin ook Jela actief is) opereren, waarbij Vika vooral een afnemer is van L&H.
5.7 Hetgeen Jela omtrent de persoonlijke, zakelijke, organisatorische en geografische verbondenheid van L&H en Vika naar voren heeft gebracht, is op zich voor de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat in wezen van één onderneming sprake was waarin opdrachten tot leveranties aan derden konden worden verdeeld over de ene dan wel de andere partij (L&H dan wel Vika).
5.8 De Overeenkomst bepaalt niet dat L&H gehouden was om verzoeken van potentiële afnemers van exclusiviteitsproducten uit het Vertragsgebiet te verwijzen naar Jela en verbiedt L&H niet om dergelijke potentiële afnemers naar derden te verwijzen, zouden zij zich bij L&H melden.
5.9 Op zich handelt daarom L&H, naar het oordeel van de rechtbank, niet in strijd met de Overeenkomst door potentiële afnemers te attenderen op de mogelijkheden om exclusiviteitsproducten te betrekken van derden, zoals L&H's wederverkopers.
5.10 Jela stelt echter dat niet alleen exclusiviteitsproducten door Vika aan [X] zijn geleverd vanaf begin 2009, maar dat deze "route" aldus expliciet was overeengekomen in de eerder genoemde bespreking begin september 2008 te Apeldoorn tussen L&H en [X].
5.11 Zou een dergelijke afspraak zijn gemaakt, dan is die niet verenigbaar met de verplichting van L&H om te goeder trouw haar exclusiviteitsverbintenis met Jela uit hoofde van de Overeenkomst na te komen.
5.12 L&H bestrijdt dat een afspraak als bedoeld in rechtsoverweging 5.10 is gemaakt. Jela heeft verklaringen in het geding gebracht van [M] en [O] waaruit de bedoelde afspraak zou blijken.
5.13 De rechtbank zal, alvorens verder te beslissen, Jela in de gelegenheid stellen door het horen van getuigen, dan wel anderszins, te bewijzen dat in de bespreking gehouden tussen [X] en L&H begin september 2008 te Apeldoorn door die partijen is overeenkomen dat, met het oog op het omzeilen van de exclusiviteitsverplichtingen van L&H jegens Jela, leveranties van exclusiviteitsproducten aan [X] zouden worden gedaan door Vika.
6. De beslissing
De rechtbank:
in conventie