ECLI:NL:RBALM:2012:BW9098

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126173 FT RK 71-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens ontnemingsmaatregel en frauduleuze lening

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in het verzoek van [verzoeker] om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. [verzoeker], een alleenstaande man van 41 jaar, heeft van 2003 tot en met 2010 geen betaalde arbeid verricht en leefde van de opbrengsten van pokerspelletjes. In 2005 heeft hij een lening van € 36.500,-- afgesloten bij de ABN AMRO Bank, die hij gebruikte voor zijn levensonderhoud en om te pokeren. Zijn totale schuldenlast bedraagt € 102.598,56, waaronder een ontnemingsmaatregel van € 150.000,-- opgelegd door het hof Arnhem in 2003 voor drugshandel.

Tijdens de zitting op 15 mei 2012 heeft [verzoeker] verklaard dat hij sinds twee maanden 'zwart' werkt in een restaurant van kennissen, dat nog niet over de vereiste vergunningen beschikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van de schulden aan de ABN AMRO Bank, aangezien deze zijn ontstaan door fraude. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de ontnemingsmaatregel niet te goeder trouw is ontstaan, omdat deze voortvloeit uit een strafbaar feit.

De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering afgewezen op grond van artikel 288 lid 2 sub c juncto artikel 358 lid 4 van de Faillissementswet, omdat de schulden voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, welke veroordeling binnen vijf jaar voor de aanvraag is uitgesproken. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] niet voldoende heeft aangetoond dat hij heeft getracht reguliere betaalde arbeid te verwerven en dat hij bovendien opnieuw strafbare feiten pleegt door 'zwart' te werken. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die het verzoek zouden rechtvaardigen.

De rechtbank wijst het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
Zaaknummer: 126173 FT RK 71-12
Datum uitspraak: 29 mei 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoeker],
geboren op [geb.datum]1971 te [plaats] en [land],
wonende te [plaats] en [adres],
verzoeker, ook te noemen: [verzoeker].
Het procesverloop
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 15 mei 2012. Ter zitting is [verzoeker] verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling:
De feiten
[verzoeker] is een alleenstaande man van 41 jaar. [verzoeker] ontvangt een wwb-uitkering. Uit het verzoekschrift met bijlagen blijkt dat [verzoeker] van 2003 tot en met 2010 geen betaalde arbeid heeft verricht en geen uitkering heeft aangevraagd. Volgens [verzoeker] was hij te trots om een beroep te doen op een uitkering. [verzoeker] heeft gegeten bij familie en geleefd van de opbrengst uit pokerspelletjes. Aangezien de inkomsten uit pokerspellen in de loop van de jaren zijn afgenomen, heeft [verzoeker] in 2005 een lening afgesloten bij de ABN AMRO Bank van
€ 36.500,-- om in zijn levensonderhoud te voorzien en om te kunnen blijven voortgaan. [verzoeker] heeft de opgenomen gelden van de lening aangewend voor het bekostigen van levensonderhoud en om mee te pokeren.
[verzoeker] is van 1999 tot 2003 gedetineerd geweest voor drugshandel. Er is hem op 12 september 2003 door het hof Arnhem een ontnemingsmaatregel opgelegd van € 150.000,--.
De totale schuldenlast bedraagt € 102.598,56, waaronder de volgende schulden:
- CJIB ad € 53.405,15;
- ABN AMRO Bank ad € 45.047,79
De toelichting van verzoeker
[verzoeker] heeft verklaard dat op de ontnemingsmaatregel € 100.000,-- in mindering is gebracht doordat er voor dat bedrag geld en sieraden bij hem in beslag zijn genomen.
Volgens [verzoeker] heeft hij de afgelopen acht jaar gesolliciteerd maar kon hij geen werk vinden. [verzoeker] heeft af en toe werkzaamheden verricht in een restaurant van familie. Met de opbrengsten daarvan kon hij de huur betalen.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij verslaafd was aan pokeren. Volgens [verzoeker] is het vanaf 2005 slechter met hem en met het pokeren gegaan. [verzoeker] kon voortgaan met pokeren doordat hij een lening heeft afgesloten bij de ABN AMRO Bank en ‘nog wat eigen geld achter de hand had’, aldus [verzoeker]. Ook heeft [verzoeker] geleend bij familie en vrienden. Volgens [verzoeker] hebben een aantal van zijn schuldeisers de lening bij de ABN AMRO Bank voor hem ‘geregeld’. De schuldeisers hebben documenten vervalst op grond waarvan de ABN AMRO Bank een lening heeft verstrekt aan [verzoeker]. De documenten zijn vervalst, omdat het inkomen van [verzoeker] te laag was om op basis daarvan een lening aan hem te kunnen verstrekken. Volgens [verzoeker] waren de schuldeisers ‘jongens uit Amsterdam’.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij sinds twee maanden werkzaam is in de keuken van een eetcafé van kennissen. De kennissen hebben de verwachting dat zij binnenkort een vergunning ontvangen voor de exploitatie van het eetcafé. [verzoeker] ontvangt maandelijks contant € 1.000,-- voor zijn werkzaamheden in het eetcafé. Volgens [verzoeker] heeft hij de gemeente telefonisch geïnformeerd dat hij betaalde arbeid heeft verworven. [verzoeker] heeft verklaard dat de gemeente twee maanden uitkering van hem heeft teruggevorderd, omdat hij te laat papieren bij het CWI heeft ingeleverd. Volgens [verzoeker] heeft hij een bezwaarschrift ingediend.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schuld aan de ABN AMRO Bank, te goeder trouw is geweest. [verzoeker] heeft De ABN AMRO Bank immers zover gekregen een lening aan hem te verstrekken door een strafbaar feit, te weten fraude, te plegen. Schulden ontstaan door het plegen van strafbare feiten zijn naar hun aard reeds niet te goeder trouw ontstaan. Bij het aangaan van de lening wist [verzoeker] dat hij, wegens gebrek aan inkomsten, de lening niet zou kunnen aflossen. Dit moet [verzoeker] in ernstige mate worden verweten.
De rechtbank concludeert dat ook de schuld bestaande uit de ontnemingsmaatregel niet te goeder trouw is ontstaan, nu deze is ontstaan door het plegen van een strafbaar feit. Voorts moet het verzoek op grond van het ontstaan en onbetaald laten van de schuld ter zake de ontnemingsmaatregel naar het oordeel van de rechtbank worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 2 sub c juncto artikel 358 lid 4 Faillissementswet. In die artikelen is - zakelijk weergegeven - bepaald dat indien de schuldenaar schulden heeft voortvloeiende uit een onherroepelijke veroordeling tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar vóór de dag van het verzoekschrift, het verzoek wordt afgewezen, tenzij de rechter aanleiding ziet een langere termijn in acht te nemen. De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval, gelet op de ernst van het gepleegde misdrijf en de duur gedurende welke het misdrijf is gepleegd, een langere termijn dan vijf jaar in acht moet worden genomen.
De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de afgelopen acht jaren heeft getracht reguliere betaalde arbeid te verwerven om inkomsten te verwerven voor betaling van schuldeisers, hetgeen [verzoeker] in ernstige mate moet worden verweten. [verzoeker] heeft immers geen bewijzen van sollicitatie aangeleverd en heeft niet gesteld dat hij de afgelopen acht jaren arbeidsongeschikt is geweest. De rechtbank acht, gelet op de leeftijd en gezondheidstoestand van [verzoeker], niet aannemelijk dat [verzoeker] niet in staat is geweest betaalde arbeid in de reguliere arbeidsmarkt te verwerven.
Voorts overweegt de rechtbank dat er, volgens verklaring van [verzoeker], indien het bezwaar en eventueel beroep wordt afgewezen, een schuld aan de gemeente Hengelo ter zake teruggevorderde wwb-uitkering is ontstaan, omdat [verzoeker] niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht ten opzichte van het CWI. Indien de schuld definitief wordt vastgesteld, is [verzoeker] niet te goeder trouw geweest ten aanzien van het ontstaan ervan, nu de schuld is ontstaan door schending van een inlichtingenplicht.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat [verzoeker] sinds twee maanden ‘zwart’ werkt in een eetcafé van kennissen dat ten tijde van de zitting nog niet over de vereiste vergunningen beschikte. Door ‘zwart’ te werken in een eetcafé dat niet beschikt over de vereiste vergunningen pleegt [verzoeker] opnieuw strafbare feiten, hetgeen zich niet verhoudt tot de beginselen van de schuldsaneringsregeling.
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen, is onvoldoende gebleken.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 29 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier .