ECLI:NL:RBALM:2012:BW9174

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11 / 657 WIA V1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en toekenning IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 13 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.L.B.J. Knikkink-Wolthuis, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 18 mei 2011, waarin haar loongerelateerde uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. De rechtbank oordeelde dat het UWV er niet in was geslaagd om de gebreken die in een eerdere tussenuitspraak waren genoemd, te herstellen. De rechtbank concludeerde dat het UWV de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres onvoldoende zorgvuldig had onderzocht en gemotiveerd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiseres met ingang van 14 maart 2011 in aanmerking te brengen voor een Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)-uitkering. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.100,90 werden vastgesteld, en werd het betaalde griffierecht van € 41,-- aan eiseres vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 11 / 657 WIA V1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[Naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres], eiseres,
gemachtigde: mr. D.L.B.J. Knikkink-Wolthuis, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
locatie Hengelo, verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 18 mei 2011.
2. Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2011 is eiseres vanaf 14 maart 2011 een loongerelateerde uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35 tot 80%.
Tegen dit besluit is door eiseres bezwaar gemaakt. Bij het besluit van 18 mei 2011 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 27 juni 2011 heeft eiseres tegen het besluit van 18 mei 2011 beroep ingesteld. Het beroep is later aangevuld.
Verweerder heeft de stukken die betrekking hebben op deze zaak en een verweerschrift ingediend. Daarbij is een (aanvullende) rapportage van de bezwaarverzekeringsarts
van 22 juli 2011 overgelegd. Van de zijde van verweerder zijn nadien op diverse momenten aanvullende stukken overgelegd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 25 januari 2012, waar eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door L.A.P. ter Laak.
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
22 februari 2012 heeft de rechtbank verweerder gelegenheid gegeven de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Bij brief van 30 maart 2012 heeft verweerder het (nader) ingenomen standpunt toegelicht en daarbij een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 9 maart 2012 overgelegd.
Bij brief van 23 april 2012 is een reactie namens eiseres ontvangen.
Bij brieven van 2 mei 2012 is aan eiseres en verweerder medegedeeld dat de rechtbank binnen zes weken uitspraak zal doen. Bij brief van 5 juni 2012 heeft de rechtbank gereageerd op een schrijven van eiseres’ gemachtigde van 31 mei 2012 en haar meegedeeld dat in beginsel op korte termijn uitspraak zal worden gedaan.
3. Overwegingen
Tussen partijen is in geschil of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 14 maart 2011 terecht heeft vastgesteld op een mate van 35 tot 80%.
Zoals blijkt uit de tussenuitspraak van 22 februari 2012 is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en daardoor tevens niet deugdelijk is gemotiveerd en daarom voor vernietiging in aanmerking komt.
De rechtbank zal thans beoordelen of verweerder met zijn reactie van 30 maart 2012 en de daarbij overgelegde rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 9 maart 2012 de door de rechtbank in de tussenbeslissing genoemde gebreken heeft hersteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder er niet geslaagd om de genoemde gebreken te herstellen. Daartoe acht de rechtbank het volgende redengevend. Allereerst merkt de rechtbank op dat verweerder geen gewijzigd besluit heeft genomen waarin eiseres vanaf
14 maart 2011 in ieder geval alsnog een loongerelateerde WGA uitkering is toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en gemotiveerd. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang. In haar schrijven van 9 maart 2012 geeft de bezwaarverzekeringsarts aan dat uit de informatie van de behandelende sector blijkt dat de prognose niet gunstig is en dat de psycholoog heeft aangegeven dat een dergelijke chronische depressie pas opklaart als er een vermindering is in het aantal en de ernst van de externe stressoren. Volgens de bezwaarverzekeringsarts sluit dit herstel niet uit al lijkt er rond de datum in geding nog niet veel rust voor eiseres te ontstaan. Verder vermeldt de bezwaarverzekeringsarts in voornoemde rapportage dat de vraag in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht lastig is te beantwoorden. Mede in dit licht bezien had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de bezwaarverzekeringsarts gelegen om nadere (specifieke) informatie over de gezondheidssituatie van eiseres op de datum in geding in te winnen bij de behandelend sector en deze informatie te betrekken bij haar inschatting van de herstelkansen van eiseres. De door de bezwaarverzekeringsarts getrokken conclusie dat, nu doorslaggevende argumenten ontbreken, moet worden uitgegaan van een redelijke tot goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden acht de rechtbank een onvoldoende overtuigende onderbouwing. Dat de bezwaarverzekeringsarts heeft nagelaten om nadere informatie bij de behandelend sector in te winnen klemt eens te meer nu in de tussenuitspraak door de rechtbank het volgende is overwogen:
“Verweerder dient hiertoe te onderzoeken en te onderbouwen of in het eerst komende jaar na de datum in geding verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht. Daarbij dient verweerder in ieder geval nadere informatie uit de behandelend sector te betrekken.”
Nu verweerder naar het oordeel van de rechtbank de door haar geconstateerde gebreken niet heeft hersteld en de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen dat zij in beginsel slechts eenmaal de mogelijkheid biedt een gebrek te herstellen, zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Met het oog op finale geschillenbeslechting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb. De rechtbank zal bepalen dat eiseres met ingang van 14 maart 2011 in aanmerking dient te worden gebracht voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder op grond van artikel 8:75, van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep, zijnde de kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand van € 1.092,50,-- (één punt voor het indienen van een beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt voor de schriftelijke reactie op het nadere standpunt van verweerder, met een waarde per punt van € 437,-- en een wegingsfactor van 1) en de reiskosten (Enschede – Almelo vv)
€ 8,40.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres met ingang van 14 maart 2010 een IVA-uitkering wordt toegekend en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep, welke kosten worden bepaald op € 1100,90,--, door verweerder te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41,-- aan eiseres te vergoeden.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.A.M. Booijink, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012.
Afschrift verzonden op
mtl