RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 112179 ha za 10 - 602
datum vonnis: 4 juli 2012 (mljk)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENTAMBT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (Ov.),
eiseres,
verder te noemen Rentambt,
advocaat: mr. Chr.B. Geurink te Doetinchem,
1. [gedaagde 1]
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden,
verder te noemen [gedaagden],
advocaat: mr. G.J. Hollema te Almelo.
De weergave van het procesverloop
1. Voor de weergave van het procesverloop moet hier eerst worden verwezen naar wat daarover staat vermeld in de tussen partijen in deze zaak gewezen tussenvonnissen van
22 september 2010 en van 27 juli 2011. In navolging van dat laatste vonnis heeft Rentambt op 3 november 2011 een partijgetuige (te weten haar statutair bestuurder) doen horen. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Ook zijn bij die gelegenheid nog producties in het geding gebracht die zijn gehecht aan dat proces-verbaal. In contra-enquête hebben [gedaagden] op 11 januari 2012 zichzelf als partijgetuige en nog een derde als getuige doen horen. Ook hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Daarna hebben partijen nog achtereenvolgens geconcludeerd na enquête. Tot slot heeft Rentambt nog bij akte producties in het geding gebracht waarop [gedaagden] nog bij akte hebben gereageerd.
2. Daarna is vonnis gevraagd waarvan de uitspraak na een korte aanhouding is bepaald op heden.
De verdere beoordeling van het geschil
3. Ook hier moet eerst worden verwezen naar de inhoud van voormelde tussenvonnissen, en wel in het bijzonder naar wat daarin is vastgesteld (de feiten waarvan kan worden uitgegaan), is weergegeven (de standpunten van partijen) en is overwogen en beslist. De rechtbank volhardt daarbij en in vervolg daarop moet nog als volgt worden overwogen en beslist.
4. Thans moet worden beoordeeld of Rentambt is geslaagd in de haar in het laatste tussenvonnis opgedragen bewijslevering, dat de door haar gestelde overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen [gedaagden] en de besloten vennootschap
De Coldeweye Beheer B.V., later geheten Mercator B.V.
5. Herhaling verdient hier de constatering dat ook in de stellingname van Rentambt de gestelde overeenkomst van opdracht - waarvan thans nakoming wordt verzocht - mondeling is aangegaan. Daarvan is niets op schrift gesteld, ook niet een bevestiging van het tot stand komen van die afspraak.
6. Door partijgetuige [T] is verklaard:
- dat hij zich vanaf 2000 tot 2008 heeft bediend van de besloten vennootschap De Coldeweye Beheer B.V.;
- dat hij daarvan enig statutair bestuurder en enig aandeelhouder is en is gebleven;
- dat (alleen) de naam van deze B.V. per 2008 is gewijzigd in Mercator B.V.;
- dat dit de (enige) B.V. is van waaruit hij zijn werkzaamheden verricht en nog steeds verricht, te weten het verlenen van advies- en taxatiewerkzaamheden en rentmeesterswerkzaamheden, en dat daarom ook diens beroepsaansprakelijkheidsverzekering in die B.V. zit;
- dat hij ook daarom niet privé werkzaamheden verricht;
- dat een bij [B] makelaardij werkzame secretaresse op declaratiebasis ook wel eens werkzaamheden deed voor de onderneming van Mercator B.V.;
- dat in 2005 en 2006 ook andere opdrachten (Advisering Structuurplan en advies gemeente Wierden in verband met uitkoop bedrijf) voor [gedaagden] zijn uitgevoerd, waarvoor dan bij [gedaagden] werd gedeclareerd door De Coldeweye Beheer B.V. op basis van op haar naam staande facturen (van 28 december 2005 en van
9 oktober 2006) en dat de betreffende twee facturen door [gedaagden] ook steeds zijn betaald aan De Coldeweye Beheer B.V.;
- dat geen sprake is geweest van een schriftelijke of mondelinge opdrachtbevestiging specifiek namens De Coldeweye Beheer B.V of Mercator B.V.
7. Door getuige [B] is hierover verklaard:
- dat hij de heer [T] heeft leren kennen in 2007 in de woning van de familie [B];
- dat hij toen van de heer [T] een visitekaartje overhandigd heeft gekregen, waarop stond vermeld dat de heer [T] als rentmeester werkzaam was bij
[B] Makelaardij;
- dat hij dat visitekaartje had bewaard en ook ter zitting heeft getoond;
- dat hij niet aanwezig is geweest bij het maken van afspraken door de heer [T] en de familie [M] en dat hij die afspraken ook niet op papier heeft gezien;
- dat hij van de heer [T] voor de hier aan de orde zijnde werkzaamheden wel een eindafrekening heeft gezien die dateert van 2009;
- dat hij zich in zijn contacten als fiscaal adviseur van de familie [M] met de heer [T] heeft bediend van de volgende door de heer [T] daartoe opgegeven e-mail adressen: [e-mailadres] en [e-mailadres]
- dat hij pas later heeft meegekregen dat de heer [T] zich ook heeft bediend van de namen De Coldeweye en Mercator.
8. [gedaagden] zijn als partijgetuigen gehoord en hebben verklaard dat zij blijven bij hun standpunt dat zij hier “rechtstreeks” zaken hebben gedaan met de heer [T]. Het is [T] “zelf” geweest aan wie door hen opdracht is gegeven om hen te assisteren bij het opstellen van het contract voor de verkoop van het bedrijf. De contacten met [T] liepen volgens hen steeds via [B] makelaardij.
9. De partijgetuigeverklaring van [T] – immers enig bestuurder van Rentambt - kan alleen strekken ter aanvulling van ander (onvolledig) bewijs. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 164 van het wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering.
10. De vraag is dus eerst wat aan ander bewijs voorhanden is, nu geen overeenkomst van opdracht aan het papier is toevertrouwd omdat de betreffende partijen “mondeling zaken hebben gedaan”. Evenmin is (dus) sprake geweest van een korte bevestiging (per E-mail, fax of gewoon per brief) van het bestaan van de mondeling gegeven opdracht.
11. Aan de verklaringen van [gedaagden] kan Rentambt geen steun ontlenen. De door Rentambt in het geding gebrachte nota’s van De Coldeweye Beheer B.V. hebben ook naar eigen zeggen van Rentambt geen betrekking op de hier aan de orde zijnde overeenkomst van opdracht. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om – gelijk namens Rentambt is aangevoerd – uit alleen de omstandigheid dat [T] eerder of gelijktijdig onder de vlag De Coldeweye Beheer B.V werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagden], die werkzaamheden door De Coldeweye Beheer B.V zijn gedeclareerd bij Rentambt en Rentambt die declaraties ook heeft voldaan door overmaking aan De Coldeweye Beheer B.V, aan te nemen dat ook hier “automatisch” moet zijn afgesproken dat die rechtspersoon al dan niet onder andere naam als opdrachtnemer heeft te gelden. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank meer vereist, zoals toch in elk geval (ook) een door die rechtspersoon aan [gedaagden] verzonden factuur en informatie waaruit blijkt dat de aldus tevens in rekening gebrachte BTW door die rechtspersoon afgedragen is aan de fiscus. Die informatie is kennelijk niet voorhanden en dat strookt ook met het standpunt van [gedaagden] dat zij voor deze opdracht niet door
De Coldeweye Beheer B.V. zijn gefactureerd. Aldus beschouwd kan daarom door die rechtspersoon geen BTW in rekening zijn gebracht en afgedragen/verrekend. Evenmin is ter zake deze opdracht door dezelfde B.V. onder de naam Mercator B.V. een factuur uitgegaan naar [gedaagden] Evenmin is (dus) gebleken dat door Mercator B.V. BTW bij [gedaagden] in rekening is gebracht en is afgedragen/verrekend. De eerste hier relevante factuur is immers door Rentambt aan [gedaagden] uitgebracht. Deze gang van zaken maakt (nogmaals) duidelijk dat Rentambt geen bewijswaarde kan ontlenen aan het bestaan van de genoemde twee wel door De Coldeweye Beheer B.V. aan het adres van [gedaagden] verzonden facturen voor andere werkzaamheden.
12. Bestudering van de stukken leert dat in de latere correspondentie de heer [T] zich tegenover [gedaagden] (steeds) heeft bediend van de volgende aanduidingen van de opdrachtnemer:
- “mr. D. [T], rentmeester”;
- “ D.[T] (e-mailadres]
- “ [D][T]”;
- “ D[T]” en;
- “[D]”; en ook:
- “Met vriendelijke groet, [B] Makelaars en rentmeesters BV Mr. D. [T]”;
- “mr. D. [T] [B] Makelaars en rentmeesters”.
13. Nimmer zijn bij de hier relevante contacten door de heer [T] in de richting van [gedaagden] gehanteerd de namen van De Coldeweye Beheer B.V. of Mercator B.V., of onderdelen van die aanduidingen. Daaraan kan Rentambt dus ook geen bewijssteun ontlenen.
14. De conclusie moet dan ook allereerst zijn dat Rentambt niet is geslaagd in de haar opgedragen bewijslevering. Er is onvoldoende bewijs voorhanden dat zich leent voor completering door de verklaring van de partijgetuige [T].
15. Het verweer van [gedaagden] dat zij geen overeenkomst van opdracht hebben gesloten met de rechtspersoon De Coldeweye Beheer B.V. (later Mercator B.V., geheten) snijdt dan ook hout. Rentambt kan aldus redenerend door cessie geen vordering van die rechtspersoon op [gedaagden] hebben verkregen, gelijk door haar in dit geding is aangevoerd. Reden voor de rechtbank om de vordering van Rentambt af te wijzen, nu geen andere redenen zijn gesteld waarom Rentambt deze vordering op eigen naam zou mogen incasseren.
16. Rentambt dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten die in dit geding zijn gevallen aan de zijde van [gedaagden] Deze kosten bedragen € 840,- voor griffierecht en voor salaris van de advocaat 5 punten à € 579,- = € 2.895,-). Deze kostenveroordeling wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard nu daarom niet is verzocht door/namens [gedaagden]
I. Wijst af het gevorderde;
II. Veroordeelt Rentambt tot betaling aan [gedaagden] van de in dit geding aan die zijde gevallen kosten, welke kosten tot op heden moeten worden begroot op in totaal € 3.735,-.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Koopmans en op woensdag 4 juli 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.