ECLI:NL:RBALM:2012:BX3012

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128060 / KG ZA 12-75
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot pensioenverevening in kort geding met betrekking tot echtscheidingsconvenant

In deze zaak heeft eiseres, een voormalige echtgenote, een kort geding aangespannen tegen haar ex-echtgenoot, gedaagde, met betrekking tot de verevening van pensioenrechten na hun echtscheiding. De rechtbank Almelo heeft op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer 128060 / KG ZA 12-75. Eiseres vorderde dat gedaagde zou meewerken aan de uitvoering van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS), zodat zij recht zou hebben op de helft van de door gedaagde opgebouwde pensioenrechten tijdens hun huwelijk. Eiseres stelde dat de partijen in hun echtscheidingsconvenant geen expliciete uitsluiting van de WVPS hadden opgenomen, en dat de notaris had bevestigd dat verevening de bedoeling was van de partijen.

De zaak is behandeld op 1 mei 2012, waar beide partijen met hun advocaten aanwezig waren. Eiseres heeft verschillende vorderingen gedaan, waaronder het verzoek aan gedaagde om een verklaring van het Grafisch Bedrijfsfonds (GBF) te ondertekenen, zodat de verevening van de pensioenrechten kon plaatsvinden. Gedaagde heeft echter betwist dat er een recht op verevening bestond, en stelde dat eiseres tijdens de scheiding royaal was overbedeeld. Hij voerde aan dat de bedoeling van de partijen was om geen verevening te laten plaatsvinden en dat eiseres niet tijdig had gereageerd op de vereisten van het GBF.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang bij haar vorderingen. De rechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet als spoedeisend kon worden aangemerkt, omdat gedaagde de grondslag van de vordering gemotiveerd had betwist en er nog geen uitspraak van een bodemrechter was gedaan. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd en de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 128060 / KG ZA 12-75
datum vonnis: 15 mei 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. W.F.A. Zwart- Peters te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. H. Dijks te Enschede.
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 1 mei 2012. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres], bijgestaan door mr. Zwart-Peters en [gedaagde], bijgestaan door mr. Dijks.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De vaststaande feiten
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast. Partijen zijn voormalige echtelieden. Bij beschikking van 15 maart 2000 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 5 april 2000 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Hengelo. Op 27 januari 2000 hebben partijen een echtscheidingsconvenant gesloten. Op 14 april 2000 heeft notaris mr. G.J. Numan te Hengelo het echtscheidingsconvenant vastgelegd in een akte van verdeling, welke akte door partijen is ondertekend. In het echtscheidingsconvenant van 27 januari 2000 is, met betrekking tot de pensioenrechten van de man, de navolgende bepaling door partijen overeengekomen:
“- De pensioenrechten (Grafisch bedrijfsfonds) uit het verleden blijven onverdeeld.”
In de akte van verdeling is hieromtrent de navolgende bepaling opgenomen:
“PENSIOENRECHTEN
Terzake van de door partijen in het verleden opgebouwde aanspraken op pensioen bij Grafisch bedrijfsfonds onverdeeld blijven.”
1.2 De man is sedert 12 april 2011 met pensioen gegaan en sindsdien ontvangt hij een pensioenuitkering van het Grafische Bedrijfsfonds (hierna GBF), te Amsterdam.
1.3 Bij brief van 8 augustus 2011 heeft [eiseres] de notaris aangeschreven met het verzoek de hierboven genoemde bepalingen uit te leggen. Bij brief van 17 augustus 2011 aan [eiseres] heeft de notaris laten weten dat voormelde bepaling in de akte als volgt dient te worden uitgelegd: “Ofwel u heeft een eigen recht behouden over de periode dat u gehuwd was”.
1.4 Het GBF heeft bij brief van 9 november 2011 laten weten dat zij geen mogelijkheid ziet om [eiseres] in aanmerking te laten komen voor toekenning van een deel van de pensioenaanspraken van [gedaagde]. Daarvoor had zij binnen 2 jaar na de echtscheiding het formulier ‘Mededeling van scheiding in verband met verdeling ouderdomspensioen’ moeten indienen. Nu zij dit heeft nagelaten komt zij enkel voor rechtstreekse uitbetaling van de door haar geclaimde aanspraak in aanmerking indien bijgaand formulier (hierna ‘de verklaring’) ondertekend door [gedaagde] retour wordt gezonden. Door ondertekening van die verklaring zal [gedaagde] alsnog toestemming geven om tot verevening over te gaan.
Standpunten van partijen
2.1 [Eiseres] stelt dat [gedaagde] niet bereid is om vrijwillig mee te werken aan de uitvoering van de standaardregeling in de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (hierna WVPS), op grond waarvan zij recht heeft op de helft van de aanspraken van de man op ouderdomspensioen, voor zover deze over de huwelijkse jaren door hem zijn opgebouwd. Nu partijen de werking van die wet niet uitdrukkelijk hebben uitgesloten in het echtscheidingsconvenant en akte zoals artikel 2 WVPS vereist en de notaris heeft bevestigd dat verevening de bedoeling van partijen was, vordert [eiseres] dan ook:
- [gedaagde] te veroordelen de door [eiseres] overgelegde verklaring van GBF behoorlijk en volledig ingevuld en door hem ondertekend toe te zenden aan het GBF onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan de advocaat van de vrouw op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- te bepalen dat het ten deze te wijzen vonnis daarvan in de plaats treedt van de voor de verevening van de pensioenrechten van partijen en rechtstreekse uitkering van het aan de vrouw toekomende door het GBF noodzakelijke medewerking van de man;
- [gedaagde] te veroordelen om aan de vrouw schriftelijk de hoogte van zijn ouderdomspensioen en het totaalbedrag van de op dat moment door hem ontvangen pensioentermijnen aan de vrouw op te geven op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- te bepalen dat het ten deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de man om aan het GBF de vrouw alle redelijkerwijs door haar gewenste informatie omtrent de pensioenrechten van partijen aan de vrouw te verstrekken indien de man in gebreke blijft aan het hiervoor onder c. gevorderde;
- [gedaagde] te veroordelen tegen kwijting de helft van het bedrag dat hij van het GBF aan ouderdomspensioen heeft ontvangen en ontvangt aan [eiseres] te betalen, voor de toekomst telkens binnen zeven dagen na ontvangst van een pensioentermijn te voldoen, zolang het GBF [eiseres] niet rechtstreeks het haar toekomende uitkeert, vermeerderd met de wettelijke rente over elke pensioentermijn vanaf zeven dagen na ontvangst daarvan van [gedaagde];
- met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, alsmede veroordeling tot betaling van de nakosten en bij gebreke van tijdige betaling hiervan de wettelijke rente daarover.
2.2 [Gedaagde] voert verweer tegen de stellingen van [eiseres]. [Gedaagde] betwist dat de bedoeling van partijen was dat [eiseres] aanspraak zou kunnen maken op de helft van zijn ouderdomspensioen voor zover deze over de huwelijkse jaren door hem zijn opgebouwd. [Eiseres] is immers royaal overbedeeld tijdens de scheiding en een objectieve lezing van de bepalingen laat ook geen ruimte voor twijfel, volgens [gedaagde]. In casu betekent ‘onverdeeld’ dat iedere partij zijn eigen pensioenaanspraken houdt. De notaris heeft, zo heeft hij [gedaagde] ook verteld, voor zijn beurt gesproken, aldus [gedaagde]. De bedoeling van partijen was om geen verevening te laten plaatsvinden. Volgens [gedaagde] zijn destijds vele (afwijkende) afspraken gemaakt die in het echtscheidingsconvenant zijn opgenomen en is de huwelijkse gemeenschap verdeeld, waarbij partijen ook zijn overeengekomen dat partijen afstand hebben gedaan van elk recht tot het vorderen van ontbinding, herrekening of vernietiging van deze verdeling, op welke grond ook. Over het deel dat onverdeeld is gebleven (pensioenaanspraken [gedaagde]) kan [eiseres] thans geen aanspraak meer op maken.
2.3 Ondanks diverse sommaties daartoe is [gedaagde] niet tot ondertekening van de verklaring overgegaan.
2.4 [Eiseres] stelt een spoedeisend belang bij het gevorderde te hebben nu [eiseres] recht heeft op de helft van het ouderdomspensioen van [gedaagde], voor zover deze over de huwelijkse jaren door hem zijn opgebouwd, partijen de WVPS niet rechtsgeldig hebben uitgesloten en de bedoeling van partijen was om de opgebouwde pensioenrechten te verevenen overeenkomstig de WVPS, terwijl [gedaagde] niet bereid is vrijwillig zijn medewerking te verlenen en het gaat om een reeds ingegaan pensioen.
De beslissing
4.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Dat zij wellicht een vordering heeft op [gedaagde] maakt de aanspraak op het gevorderde nog niet spoedeisend.
4.2 Voorts maakt het feit dat [gedaagde] thans zijn medewerking niet wenst te verlenen aan ondertekening van een verklaring op basis waarvan GBF zal overgaan tot directe uitbetaling aan [eiseres] het gevorderde evenmin spoedeisend. Het gaat in casu immers om een nog slechts door [eiseres] gepretendeerde vordering, die (nog) niet als vaststaand kan worden aangenomen, omdat [gedaagde] de door [eiseres] gestelde grondslag van die vordering gemotiveerd heeft betwist en een bodemrechter hierover nog geen uitspraak heeft gedaan. Een beslissing over het al dan niet bestaan van een vorderingsrecht zoals door [eiseres] gesteld draagt het karakter van een verklaring voor recht. De voorzieningenrechter mist daartoe de bevoegdheid.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat de gevraagde voorziening moet worden geweigerd. In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten in deze procedure zo te compenseren, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Weigert de gevraagde voorzieningen.
II. Compenseert de kosten van deze procedure zo, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.