ECLI:NL:RBALM:2012:BX3156

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710210-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in gewapende overvalzaak door gebrek aan bewijs van medeplichtigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 31 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval. De officier van justitie had de verdachte primair ten laste gelegd dat hij samen met een ander een gewapende overval had gepleegd, en subsidiair dat hij behulpzaam was geweest bij deze overval door informatie en middelen te verschaffen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op geen enkele wijze had deelgenomen aan de overval en dat er geen bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de medeverdachte en de aangever in overweging genomen, maar deze waren niet voldoende om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710210-12
Datum vonnis: 31 juli 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] in [geboortestad] ([geboorteland]),
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr.
P. Benders, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd (primair), dan wel daarbij behulpzaam is geweest door die ander middelen of inlichtingen te verschaffen (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2012, in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres]
heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een laptop en/of een (zegel)ring
en/of motorpapieren, en/althans/in elk geval enig goed en/of geld, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die [aangever] heeft gericht (gehouden), en/of
- die [aangever] heeft gedwongen, althans heeft gezegd, dat die [aangever] op de
grond moest gaan liggen en/of (vervolgens) de handen van die [aangever] op de
rug heeft vast gebonden en/of een (keuken)doek in de mond van die [aangever]
heeft gestopt, en/of
- die [aangever] -liggend op de grond- tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of met een wapen
tegen het hoofd heeft geslagen, en/of
- tegen die [aangever] heeft gezegd/geroepen -zakelijk weergegeven- dat hij,
verdachte die [aangever] dood zou schieten en/of dat het de laatste avond
voor die [aangever] was en/althans soortgelijke wooorden van bedreigende aard
of strekking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 10 maart 2012, in de gemeente Enschede,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een laptop en/of een
(zegel)ring en/of motorpapieren, en/althans/in elk geval enig goed en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan geneomde [medeverdachte] en/of verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat genoemde [medeverdachte]:
- een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die
[aangever] heeft gericht (gehouden), en/of
- die [aangever] heeft gedwongen, althans heeft gezegd, dat die [aangever] op de
grond moest gaan liggen en/of (vervolgens) de handen van die [aangever] op de
rug heeft vast gebonden en/of een (keuken)doek in de mond van die [aangever]
heeft gestopt, en/of
- die [aangever] -liggend op de grond- tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of met een wapen
tegen het hoofd heeft geslagen, en/of
- tegen die [aangever] heeft gezegd/geroepen -zakelijk weergegeven- dat hij,
verdachte die [aangever] dood zou schieten en/of dat het de laatste avond
voor die [aangever] was en/althans soortgelijke wooorden van bedreigende aard
of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 10 maart 2012 te Enschede en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door genoemde [medeverdachte] met zijn telefoon het nummer van
die [aangever] te laten bellen en/of genoemde [medeverdachte] te vertellen dat die
[aangever] geld en/of diverse bankpassen in huis had en/of genoemde [medeverdachte]
naar de woning van die [aangever] te brengen;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De door de benadeelde partij [aangever] ingediende vordering, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,=, dient volgens de officier van justitie integraal te worden toegewezen, met oplegging daarbij van de Terwee-maatregel tot een bedrag van € 1.000,= subsidiair 20 dagen hechtenis.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met de meverdachte [medeverdachte] onder toepassing van geweld en bedreiging met geweld, aangever [aangever] heeft beroofd van een mobiele telefoon en een laptop.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde, het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal met geweld. Daartoe is aangevoerd dat de wetenschap bij verdachte dat een overval zou worden gepleegd, uit het dossier onvoldoende naar voren komt en dat uit de gedragingen van verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de strafbare gedraging blijkt. Voorts is aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de diefstal met geweld omdat verdachte niet op de hoogte was van het plan en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen, te weten de verklaring van aangever [aangever], de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], het onder medeverdachte aangetroffen wapen en het gevonden DNA-mengprofiel van de medeverdachte op bij de overval gebruikte tie rips, als vaststaand kan worden aangenomen dat genoemde medeverdachte op 10 maart 2012 een gewapende overval heeft gepleegd in de woning van aangever [aangever].
Medeplegen
Primair wordt verdachte verweten dat hij deze overval mede heeft gepleegd. Om tot een bewezenverklaring hiervan te komen moet de rechtbank aan de hand van wettige bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de pleger van de overval. Elementen voor een nauwe en bewuste samenwerking kunnen zijn de intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, een rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol en het zich niet terugtrekken op belangrijke momenten. De rechtbank is van oordeel dat hiervan onvoldoende is gebleken. Op geen enkele wijze blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte aan de overval zelf heeft deelgenomen, terwijl evenmin - gerelateerd aan het bewijsminimum van artikel 342, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering - voldoende kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geparticipeerd in het beramen van plannen of het maken van afspraken over de uitvoering of over de verdeling van de buit. De omstandigheid dat in de woning van verdachte tie rips zijn aangetroffen welke soortgelijk zijn aan bij de overval gebruikte tie rips, maakt dit oordeel niet anders, nu het in deze algemene gebruiksvoorwerpen betreft en niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de door de medeverdachte bij de overval gebruikte tie rips door hem zijn meegenomen uit de woning van verdachte en, zo dat al het geval zou zijn geweest, verdachte daar kennis van droeg. Bovendien kunnen de veiliggestelde tie rips ook blijkens het daaraan verrichte DNA-onderzoek niet met verdachte in verband worden gebracht.
Ook de omstandigheid dat volgens aangever door de dader tijdens de overval (seksueel) getinte uitlatingen zijn gebezigd, welke soortgelijk zijn aan uitlatingen die door aangever en verdachte in hun onderlinge contact werden gebruikt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet - in voor verdachte belastende zin - bijdragen aan bewezenverklaring van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking.
Dit alles leidt tot het oordeel van de rechtbank dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de vereiste bewuste en nauwe samenwerking bij de diefstal met geweld tussen verdachte en de medeverdachte en dat verdachte derhalve van het primair ten laste dient te worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij de medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval door hem met zijn telefoon het nummer van aangever [aangever] te laten bellen, medeverdachte te vertellen dat aangever geld en/of bankpassen in huis had en medeverdachte naar de woning van aangever te brengen.
Om tot de slotsom te komen dat hiervan sprake is, is vereist dat niet alleen komt vast te staan dat verdachtes opzet was gericht op de eigen hulpverlening, maar tevens dat verdachtes opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het nadien gepleegde misdrijf ten aanzien waarvan de hulp wordt verleend, anders gezegd dat verdachte wist of bewust heeft aanvaard de aanmerkelijke kans dat hij met de verstrekte hulp, middelen en/of informatie een ander hielp bij de uitvoering van de overval.
Verdachte heeft tegenover de politie alsook ter terechtzitting ontkend iets met de overval te maken te hebben of tevoren daarover gesproken te hebben met de medeverdachte [medeverdachte].
-Verklaring medeverdachte
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij aan verdachte heeft gevraagd of hij iemand wist die voor hem een belastingaangifte kon invulllen, waarop verdachte op zijn telefoon het nummer van aangever [aangever] intoetste en de telefoon vervolgens aan hem, medeverdachte, overhandigde.
-Telefonisch contact
Uit door de politie verricht onderzoek betreffende de historische printgegevens van de gsm van verdachte blijkt dat er op de avond van 10 maart 2012 te 22.20.39 uur met die gsm is gebeld met het telefoonnummer van aangever [aangever]. Een en ander sluit derhalve aan bij voormelde verklaring van de medeverdachte.
-Geld en/of bankpassen
Aangever heeft verklaard dat verdachte wist dat hij naast zijn bankpas een creditcard had, omdat verdachte dat zou hebben gezien toen aangever een keer een ticket bestelde voor een vliegreis. In het onderhavige geval wordt deze verklaring in het dossier niet ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen.
-Vervoer naar woning aangever
Medeverdachte heeft verklaard dat hij door verdachte op een fiets naar de woning van aangever is gebracht. Verdachte heeft deze verklaring betwist en ook in dit geval is overig bewijsmateriaal in het dossier daarvoor niet voorhanden.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de hier geschetste feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs vormen voor de beschuldiging dat verdachte de tip aan zijn medeverdachte heeft gegeven dat aangever veel geld had. Voorts kan uit die feiten en omstandigheden niet als vaststaand worden afgeleid dat verdachte de overvaller naar de woning van aangever heeft geleid.
De verrichte feitelijke handeling die derhalve resteert en die de rechtbank voldoende aannemelijk acht, is dat verdachte met de mobiele telefoon van verdachte met aangever heeft gebeld. Echter onduidelijk is naar het oordeel van de rechtbank met welk intentie verdachte zijn telefoon aan medeverdachte beschikbaar heeft gesteld, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het verschaffen van dat middel kennis had van hetgeen zijn medeverdachte voornemens was te gaan ondernemen en dus zijn opzet was gericht op nadien plaatsvindende overval.
Dit alles impliceert dat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belastende elementen zijn die aannemelijk maken dat verdachte de meverdachte bij de uitvoering van de overval in de woning van aangever [aangever] op enigerlei wijze behulpzaam is geweest. Verdachte zal derhalve ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
6. De schade van benadeelden
6.1 De vordering van de benadeelde partij
[aangever], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.000,= (tweeduizend euro) wegens geleden immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten, worden ontvangen.
7. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- verklaart de benadeelde partij [aangever] voornoemd, niet-ontvankelijk in zijn
vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2012.