ECLI:NL:RBALM:2012:BX3635

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129606 HA ZA 12-213
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bottenberg – van Ommeren
  • A. Lorist
  • J. Alers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ruilverkaveling van het Landgoed De Noetselenberg en bezwaren van belanghebbenden

In de zaak van de ruilverkaveling "Rijssen West" heeft de Rechtbank Almelo op 25 juli 2012 uitspraak gedaan over de bezwaren van het Landgoed De Noetselenberg tegen de toedeling van percelen door de Landinrichtingscommissie. De Noetselenberg, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.T.A.M. van Mierlo, heeft vijf bezwaren ingediend tegen de toedeling van gronden die volgens hen niet in overeenstemming zijn met hun wensen en belangen. De rechtbank heeft de ingediende stukken en de argumenten van de belanghebbenden zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeert dat de bezwaren van de Noetselenberg deels gegrond zijn, met name het bezwaar tegen de toedeling van perceel Wierden G 1024, dat alsnog aan de Noetselenberg moet worden toegedeeld. De overige bezwaren zijn ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de vastgestelde blokgrenzen niet meer ter discussie kunnen worden gesteld en dat de toedeling van de percelen aan de Noetselenberg in het kader van de ruilverkaveling niet negatief is uitgevallen. De rechtbank benadrukt dat de ruilverkaveling heeft geleid tot kavelconcentratie, wat een verbetering betekent voor het doelmatig gebruik van landbouwgronden. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 129606 HA ZA 12-213
bezwaarnummer: 58
datum uitspraak vonnis: 25 juli 2012 (h)
Ruilverkaveling “Rijssen West”
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
Landgoed DE NOETSELENBERG
gelegen te Holten,
reclamant,
verder te noemen De Noetselenberg,
advocaat: mr. J.T.A.M. van Mierlo te Zwolle.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats, adres],
verder te noemen: [belanghebbende sub 1],
advocaat: mr. J.T. Fuller te Zwolle,
2. [belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats, adres],
verder te noemen: [belanghebbende sub 2],
advocaat: mr. W.M. Bijloo te Middelharnis,
3. [belanghebbende sub 3],
wonende te [woonplaats, adres].
verder te noemen: [belanghebbende sub 3].
Het procesverloop
Gezien de stukken van het geding, waaronder:
1. Het door reclamant ingediende bezwaarschrift d.d. 9 juni 2011.
2. Het proces-verbaal van de bezwarenbehandeling door de Landinrichtingscommissie op 4 april 2012 gehouden.
3. Het proces-verbaal van de behandeling ten overstaan van de rechter-commissaris in deze rechtbank op 8 juni 2012, uit welk proces-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris de zaak heeft verwezen naar de terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2012.
4. Het proces-verbaal van de bespreking tussen de Noetselenberg, de Landinrichtingscommissie en de belanghebbenden, van 21 juni 2012.
5. De aantekeningen van de zitting van deze rechtbank van 27 juni 2012 en de pleitnotities van mr. C.M.J. Ribbers, namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, van mr. Van Mierlo, gemachtigde van reclamant, en van mr. Fuller en mr. Bijloo, gemachtigden van belanghebbenden.
Bij de zitting van de meervoudige kamer van 27 juni 2012 waren aanwezig:
• namens het landgoed: [HJS] en [JJS], bijgestaan door mr. J.T.A.M. van Mierlo en de heer [M],
• [belanghebbende sub 1] en haar echtgenoot, bijgestaan door mr. J.T. Fuller en de heer [G];
• [belanghebbende sub 2] en zijn echtgenote, bijgestaan door mr. W.M. Bijloo;
• [belanghebbende sub 3] is niet verschenen;
• mr. Ribbers namens de Staatssecretaris van EL&I;
• de heren [B], [A], [K] en [K] van de plaatselijke Landinrichtingscommissie voor de voornoemde ruilverkaveling;
• de aan die commissie toegevoegde ingenieur van het Kadaster te Zwolle mevrouw [G];
• de heer [B] van de Dienst Landelijk Gebied te Zwolle.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Bezwaren
Reclamant – hierna: De Noetselenberg - heeft 5 bezwaren ingediend.
Deze bezwaren houden, kort samengevat, het volgende in.
1. De Landinrichtingscommmissie (hierna: LC) is slechts voor een heel klein deel tegemoetgekomen aan de wensen van de Noetselenberg. De bedoeling was het landgoed te vergroten, maar er zijn slechts percelen toegedeeld die los van het landgoed liggen en sommige percelen zelfs op grote afstand. De verkaveling van de gronden is hierdoor verslechterd in plaats van verbeterd.
Tijdens de bezwarenbehandeling kwam naar voren dat één en ander ook te maken heeft met de vastgestelde blokgrenzen. De Noetselenberg heeft geen huiskavel in het blok, maar de huiskavel ligt wel tegen het blok aan en ook tegen percelen van de Noetselenberg in het blok, en vormt daarmee één geheel. Volgens de Noetselenberg moeten die percelen aangemerkt worden als huiskavel en moet daar als zodanig rekening mee worden gehouden.
Ook stelt de Noetselenberg dat de gronden die zijn toegedeeld aan Bureau Beheer Landbouwgronden (hierna: BBL) in het kader van nieuwe natuur, wel degelijk ook aan de Noetselenberg hadden kunnen worden toegedeeld. Toedeling aan BBL is in strijd met Europese regelgeving over ongeoorloofde staatssteun. Het landgoed is ook in staat nieuwe natuur te realiseren.
2. De Noetselenberg wil graag de aan de familie [belanghebbende sub 1] toegedeelde percelen 105.135 en 015.124, toegedeeld krijgen. Op dit erf vindt geen agrarische activiteit plaats terwijl de percelen aansluiten op het landgoed.
Tijdens de bezwarenbehandeling kwam naar voren dat een ruil tussen deze gronden van [belanghebbende sub 1] en gronden van de Noetselenberg tot de mogelijkheden zou behoren, maar alleen als de Noetselenberg ook het perceel 022.101 van [belanghebbende sub 2] toegedeeld zou krijgen. Anders is er geen verbinding tussen de verschillende percelen. [Belanghebbende sub 2] zou dan elders gecompenseerd kunnen worden.
3. De Noetselenberg heeft bezwaar tegen de toedeling van ruim 14 hectare landbouwgrond op ruim een kilometer afstand van het landgoed. Feitelijk zijn dit twee kavels. Als er geen andere gronden toegedeeld kunnen worden, moeten deze percelen beter ontsloten worden.
4. Het perceel Wierden G 1024 is door de Noetselenberg ingebracht maar niet toegedeeld, terwijl bos en beplanting geen onderdeel van de ruilverkaveling zou zijn.
5. De ingebrachte bospercelen 14127 en 14153 zijn wel weer toegedeeld, terwijl deze op grote afstand van het landgoed liggen.
Standpunt van de LC
Ad 1.
Op grond van artikel 169 van de Landinrichtingweg (hierna: Liw) kunnen de grenzen van het blok niet meer worden gewijzigd. De gronden die in de ruilverkaveling vallen en tegen het landgoed aanliggen, zijn vrijwel ongewijzigd toegedeeld.
De Noetselenberg heeft inderdaad wel een groot aantal wensen ingebracht, maar om verschillende redenen, konden die niet worden ingewilligd.
Met name de percelen die voor nieuwe natuur zijn bestemd, zijn toegedeeld aan BBL. De LC had de opdracht deze percelen vrij te maken voor nieuwe natuur.
De verkaveling in het Plan van Toedeling is voor de Noetselenberg geen verslechtering ten opzichte van de inbreng. Er is sprake van verbetering in de vorm van kavelconcentratie. Kavelconcentratie gaat in de richtlijnen van de LC voor afstandsverkorting.
Ad 2.
Deze gronden zijn door [belanghebbende sub 1] ingebracht. Het betreft een huiskavel en die kan de LC dus niet verkleinen of aan een ander toedelen. Of er agrarische activiteiten plaatsvinden, is voor de LC niet relevant.
Indien partijen het eens zijn over het ruilen van gronden, is dat wat de LC betreft akkoord. De LC is echter niet bereid de toedeling van [belanghebbende sub 2], tegen zijn zin, te wijzigen. Het aan [belanghebbende sub 2] toegedeelde perceel is ook door hem ingebracht. Het betreft een veldkavel. De door de Noetselenberg aangeboden kavels leveren voor [belanghebbende sub 2] een afstandsvergroting op of een slechter te bewerken perceel.
Ad 3.
Deze verkaveling is aanmerkelijk beter dan de inbreng omdat het aantal veldkavels sterk is gereduceerd. De percelen zijn vanaf twee kanten goed te bereiken.
Ad 4 en 5
Bos wordt in principe niet uitgeruild, maar toedeling aan [belanghebbende sub 3] zou voor hem wenselijk zijn omdat het perceel midden in een bos ligt dat al van [belanghebbende sub 3] is. Indien de Noetselenberg haar bezwaar ad 4 handhaaft, zal het bezwaar wat dit betreft echter gegrond verklaard moeten worden.
Om dezelfde reden - bos wordt niet uitgeruild - is bezwaar 5 ongegrond.
Beoordeling door de rechtbank
Ad 1
1.1 De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de vastgestelde blokgrenzen thans niet meer aan de orde gesteld kunnen worden. Het verzoek dat de Noetselenberg heeft ingebracht om wijziging van de blokgrenzen, is niet gehonoreerd (brief van de DLG van 21 december 1998, opgenomen op pagina 58-21 van het proces-verbaal van de bezwarenbehandeling). De rechtbank moet uitgaan van de vastgestelde blokgrenzen.
De rechtbank is van oordeel dat de Noetselenberg geen huiskavel in het blok heeft. Een huiskavel wordt in artikel 1, sub c, van de Regeling Herverkaveling gedefinieerd als: kavel met woonhuis. Het perceel dat tegen de huiskavel aan ligt en dat wel in het blok ligt, kan niet als huiskavel worden aangemerkt. Kennelijk zijn die percelen aangemerkt als twee afzonderlijke percelen, waarbij het perceel waar het huis op staat, buiten het blok ligt.
1.2 De gronden die op het kaartje op pagina 58-10 van de het proces-verbaal van de bezwarenbehandeling roze zijn gekleurd, zijn percelen die in de Zunasche Heide liggen. De Noetselenberg had deze gronden toegedeeld willen hebben omdat ze aansluiten bij het landgoed. De gronden zijn echter toegedeeld aan BBL.
De LC heeft opgemerkt dat ze deze gronden, op basis van een opdracht van de Provincie, moest toedelen aan BBL. Op grond van de rangorde die in artikel 11 e.v. van de Regeling Herverkaveling is opgenomen, konden deze gronden aan BBL worden toegedeeld.
Volgens de Noetselenberg is dat artikel in strijd met de Beschikking van de Europese Commissie van 13 juli 2011.
Voor zover de Noetselenberg bedoelt de beschikking van de Europese Commissie van 13 juli 2011 C(2011) 4945, betreffende Steunmaatregel N 308/2010 (door (de gemachtigde van) de Noetselenberg wordt geen vindplaats genoemd), overweegt de rechtbank het volgende. In deze beschikking is bepaald dat de Nederlandse “Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer” (hierna: SNL), die onder meer tot doel heeft het verlenen van subsidie aan natuurbeheerorganisaties ten behoeve van de aankoop van gronden, gekwalificeerd kan worden als staatssteun als bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU. In de beschikking is echter ook uitgesproken dat er weliswaar sprake is van staatssteun, maar ook dat deze staatssteun verenigbaar is met het Verdrag (artikel 107, lid 3, sub c, VWEU).
De rechtbank overweegt voorts dat bij een ruilverkaveling als deze, het verlenen van subsidie niet aan de orde is. Hier is slechts sprake van toedeling van gronden in het kader van de ruilverkaveling. De rangorde in artikel 11 van de Regeling Herverkaveling kan naar het oordeel van de rechtbank niet op één lijn gezet worden met het geven van subsidie. BBL zal net als andere eigenaren in het blok, voor de toegedeelde percelen de schattingswaarde moeten voldoen die voor deze gronden bij de Eerste Schatting is bepaald.
Dat de subsidie volgens de SNL ook verleend kan worden aan particuliere natuurbeschermers, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de toedeling aan BBL op grond van de rangorde van artikel 11 e.v. Regeling Herverkaveling, onjuist is. Weliswaar zouden particuliere natuurbeschermers ook in aanmerking moeten kunnen komen voor subsidie, en zou dus ook de Noetselenberg belang kunnen hebben bij deze percelen, maar in dit geval heeft Provinciale Staten ervoor gekozen om de gronden in de Zunasche Heide vrij te laten maken voor BBL. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met genoemde Beschikking.
1.3 Voor wat betreft het resultaat van de ruilverkaveling, komt de rechtbank tot het oordeel dat deze voor de Noetselenberg niet negatief is uitgevallen. Als inbreng en toedeling worden vergeleken, en dat is de toets die moet worden uitgevoerd, blijkt dat er sprake is van kavelconcentratie. De Noetselenberg houdt minder veldkavels over. Weliswaar zijn de twee grote kavels aan de Lichtenbergerdijk en Schoneveldsdijk, (deels) op grotere afstand komen te liggen, maar terecht heeft de LC opgemerkt dat kavelconcentratie voor afstandsverkorting gaat.
Ad 2.
2.1 De rechtbank zal eerst de voorgestelde ruil met [belanghebbende sub 1] en daarbij de toedeling van het perceel van [belanghebbende sub 2] bespreken.
2.1.1 De Noetselenberg en [belanghebbende sub 1] zijn bereid percelen te ruilen, maar de Noetselenberg heeft daarbij als voorwaarde gesteld dat haar het perceel van [belanghebbende sub 2] (022.101) wordt toegedeeld.
[Belanghebbende sub 2] heeft daar niet mee ingestemd.
2.1.2 In de eerste plaats stelt [belanghebbende sub 2] dat de verzochte toedeling van zijn perceel aan de Noetselenberg, niet in het bezwaarschrift van de Noetselenberg is opgenomen. Dit onderdeel is pas na 6 juli 2011 aan de orde gesteld, en dus te laat. Het bezwaarschrift is te vaag geformuleerd en daarom moet het niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de LC in redelijkheid in het bezwaarschrift van de Noetselenberg heeft kunnen lezen dat zij ook het perceel van [belanghebbende sub 2] toegedeeld wilde hebben. In het proces-verbaal van de bezwarenbehandeling is op pagina 58-10 een kaartje opgenomen met daarop ingekleurd de percelen die de Noetselenberg graag toegedeeld zou zien. Ook het perceel van [belanghebbende sub 2] is daar ingekleurd (lichtblauw).
Het bezwaarschrift van de Noetselenberg hoeft niet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.1.3 Voor het geval het bezwaarschrift van de Noetselenberg wel ontvankelijk is, heeft [belanghebbende sub 2] aangevoerd dat hij niet hoeft in te stemmen met een ruil van zijn perceel. Hij heeft een emotionele binding met het perceel, maar daarnaast is het aanmerkelijk beter dan de door de Noetselenberg aangeboden ruilpercelen. Het perceel is vlak, hoog gelegen, en heeft een goede teeltlaag. Het heeft een schattingswaarde van 41 gekregen.
De door de Noetselenberg aangeboden ruilpercelen liggen op grotere afstand van zijn huis en zijn van (veel) lagere kwaliteit. Het zesde aangeboden perceel is weliswaar dichterbij, maar heeft een ongunstige vorm en een grote schaduwwerking. Ook dat perceel is derhalve van mindere kwaliteit en [belanghebbende sub 2] vindt dat hij een ruil niet hoeft te accepteren.
Bovendien stelt [belanghebbende sub 2] dat hij ook niet mee hoeft te werken aan een ruil omdat de Noetselenberg geen groter recht heeft op dit perceel dan hijzelf. Voor [belanghebbende sub 2] is het een veldkavel die hij ook heeft ingebracht. De Noetselenberg heeft echter geen bedrijfsgebouwen, geen huiskavel en geen woonhuis in het blok, op grond waarvan het perceel van [belanghebbende sub 2] noodzakelijk zou kunnen zijn voor vergroting daarvan. De Noetselenberg is er al op vooruitgegaan in het oorspronkelijke Plan van Toedeling. Zo is er sprake van kavelconcentratie, en is ze van ruim 40 ha. naar ruim 44 ha. gegaan. De Noetselenberg heeft dus geen recht op verdere verbetering ten koste van [belanghebbende sub 2].
2.1.4 De LC heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien [belanghebbende sub 2] niet wil meewerken aan de ruil, zij de oorspronkelijke toedeling wil handhaven. Er is onvoldoende reden om [belanghebbende sub 2] een ander perceel toe te delen ten gunste van de Noetselenberg. Met name wordt de huiskavel van de Noetselenberg niet vergroot door toedeling van het perceel van [belanghebbende sub 2]. Tussen de huiskavel van de Noetselenberg (die overigens buiten het blok ligt) en het perceel van [belanghebbende sub 2], ligt eerst nog een bosperceel.
2.1.5 De rechtbank schaart zich wat dit betreft achter het standpunt van de LC en daarmee van [belanghebbende sub 2]. De Noetselenberg heeft geen groter recht op het perceel dan [belanghebbende sub 2] zelf, en de regels van de ruilverkaveling maken niet dat [belanghebbende sub 2] gedwongen kan worden een ander perceel te accepteren. De rechtbank verwijst daarbij naar de door [belanghebbende sub 2] opgeworpen argumenten. [Belanghebbende sub 2] zou er in alle gevallen op achteruit gaan en daarmee is het doel van de ruilverkaveling niet gediend. De Noetselenberg daarentegen profiteert ook zonder het perceel van [belanghebbende sub 2] al van de ruilverkaveling.
2.2 Voor [belanghebbende sub 1] was de ruil met [belanghebbende sub 2] geen voorwaarde om de ruil met de Noetselenberg door te laten gaan, maar voor de Noetselenberg wel.
De rechtbank begrijpt het standpunt van de Noetselenberg aldus dat, als de ruil niet doorgaat, zij alsnog aanspraak maakt op het perceel van [belanghebbende sub 1], conform bezwaar 2. Het gaat om perceel 015.106.
De LC heeft dit bezwaar niet gehonoreerd omdat sprake is van een huiskavel.
De rechtbank volgt de LC in dit standpunt. Op grond van artikel 16, lid 2, sub b, van de Regeling Herverkaveling mag een huiskavel in beginsel niet verkleind worden. Of er al dan niet agrarische activiteiten op dit perceel plaatsvinden, is daarbij niet van belang. Het begrip “huiskavel” wordt in artikel 1, sub c van de Regeling Herverkaveling immers slechts gedefinieerd als: kavel met een woonhuis. Daarvan is hier sprake.
Dit onderdeel van het bezwaar is derhalve terecht ongegrond verklaard.
Ad 3.
3.1 Aan de Noetselenberg is toegedeeld twee grote blokken en 1 kavel (021.134) tussen de Lichtenbergerdijk en de Schoneveldsdijk.
De toedeling van deze kavels heeft ontegenzeggelijk kavelconcentratie tot gevolg. Weliswaar is de afstand van deze kavels in vergelijking met de ingebrachte kavels ten opzichte van het punt waarop de Noetselenberg het blok in komt, (deels) groter geworden, maar er heeft wel een aanzienlijke kavelconcentratie plaatsgevonden. Dit bevordert het doelmatig gebruik van landbouwgronden (artikel 16 van de Regeling Herverkaveling). De toedeling door de LC kan derhalve in stand blijven.
3.2 De LC heeft uitgelegd dat de toegedeelde percelen goed bereikbaar zijn. Het zuidelijke perceel vanaf de Lichtenbergerdijk en de noordelijke twee vanaf de Schoneveldsdijk. Bovendien zijn er nog kleinere wegen die de percelen bereikbaar maken. De percelen zijn alle door minimaal twee en soms drie wegen ontsloten.
Afgezien van het feit dat de ontsluiting van percelen geen toedelingskwestie is, heeft de rechtbank, gelet op het bovenstaande, geen reden om te oordelen dat de percelen beter ontsloten moeten worden.
Ad 4
4.1 De LC heeft als standpunt ingenomen dat bezwaar 4 gegrond is. Het zou voor belanghebbende [belanghebbende sub 3] een voordeel zijn als dit perceel aan hem zou worden toegedeeld, maar strikt genomen is het niet in overeenstemming met de ruilverkavelingsregels.
De rechtbank zal dit onderdeel van het bezwaar, gezien het bovenstaande, gegrond verklaren.
Ad 5
5.1 Als bezwaar 4 gegrond is, moet bezwaar 5 ongegrond worden verklaard. Dit gaat ook om bospercelen die door de Noetselenberg zijn ingebracht, en wel aan haar zijn toegedeeld. Dit is conform de ruilverkavelingsregels en deze toedeling kan dus in stand blijven.
Conclusie
Bezwaar 4 moet gegrond worden verklaard en de overige bezwaren worden ongegrond verklaard.
Voor wat betreft de proceskosten overweegt de rechtbank dat de kosten van [belanghebbende sub 2] voor rekening dienen te komen van het blok. Voor het overige acht de rechtbank termen aanwezig de proceskosten volledig te compenseren.
De beslissing
De rechtbank:
I. Verklaart het bezwaar van reclamant deels gegrond en bepaalt dat het Plan van Toedeling wordt gewijzigd in die zin dat perceel Wierden G 1024 alsnog aan de Noetselenberg wordt toegedeeld.
II. Verklaart het bezwaar voor het overige ongegrond.
III. Compenseert de proceskosten tussen reclamant en de gezamenlijke belanghebbenden in de ruilverkaveling “Rijssen West” in dier voege dat ieder zijn eigen kosten draagt.
IV. Wijst af het anders of meer gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mrs. Bottenberg – van Ommeren, Lorist en Alers, en uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012, in tegenwoordigheid van R.P. Jansen, griffier.
Mr. Lorist is wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.