RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 129608 HA ZA 12-214
bezwaarnummer: 86
datum uitspraak vonnis: 25 juli 2012 (h)
Ruilverkaveling “Rijssen West”
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[reclamant],
wonende te [woonplaats],
reclamant,
verder te noemen [reclamant],
gemachtigde: aanvankelijk mr. H.J.A. van Hoogmoed te Nijverdal, thans mr. J.T. Fuller te Zwolle.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Landgoed de Noetselenberg,
p.a. Rechterensedijk 8A, 7722 HB Dalfsen,
verder te noemen: de Noetselenberg,
advocaat: mr. J.T.A.M. van Mierlo te Zwolle.
Gezien de stukken van het geding, waaronder:
1. Het door reclamant ingediende bezwaarschrift d.d. 7 en 16 juni 2011.
2. Het proces-verbaal van de bezwarenbehandeling door de Landinrichtingscommissie op 12 oktober 2011 gehouden.
3. Het proces-verbaal van de behandeling ten overstaan van de rechter-commissaris in deze rechtbank op 8 juni 2012, uit welk proces-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris de zaak heeft verwezen naar de terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2012.
4. Het proces-verbaal van de bespreking tussen [reclamant], de Landinrichtingscommissie en de belanghebbenden, van 21 juni 2012.
5. De aantekeningen van de zitting van deze rechtbank van 27 juni 2012 en de pleitnotities van mr. C.M.J. Ribbers, namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, van mr. J.T. Fuller, gemachtigde van reclamant, mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat van belanghebbende, en mr. W.M. Bijloo, gemachtigde van [V].
Bij de zitting van de meervoudige kamer van 27 juni 2012 waren aanwezig:
• Reclamant in persoon, vergezeld van haar echtgenoot en bijgestaan door mr. J.T. Fuller en de heer [G];
• belanghebbende: Landgoed de Noetselenberg, vertegenwoordigd door de heren [HJS] en [JJS], bijgestaan door mr. J.T.A.M. van Mierlo en de heer [M];
• [V] en zijn echtgenote, bijgestaan door mr. W.M. Bijloo;
• mr. C.M.J. Ribbers namens de Staatssecretaris van EL&I;
• de heren [B], [A], [K] en [K] van de plaatselijke Landinrichtingscommissie voor de voornoemde ruilverkaveling;
• de aan die commissie toegevoegde ingenieur van het Kadaster te Zwolle mevrouw [G];
• de heer [B] van de Dienst Landelijk Gebied te Zwolle.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Reclamant – hierna: [reclamant] - heeft het volgende bezwaar ingediend tegen het Plan van Toedeling.
De toedeling aan [reclamant] voldoet niet aan het bepaalde in artikel 16 van de Regeling Herverkaveling. De toedeling levert voor haar namelijk in feite geen voordeel op.
[Reclamant] zou graag de percelen Hellendoorn C 10567, 10568 en 8907 toegedeeld zien. Deze percelen zijn ingebracht door de Noetselenberg. Een dergelijke toedeling zou wel groot voordeel voor [reclamant] betekenen vanwege concentratie bij de huiskavel. Het ruilverkavelingsbelang zou hiermee dus gediend zijn.
Toedeling van genoemde percelen is wel degelijk mogelijk.
a. In ruil voor deze percelen kan aan de Noetselenberg een aantal percelen van [reclamant] worden toegedeeld. Deze percelen hebben een voldoende oppervlakte voor compensatie.
b. Het belang van de Noetselenberg is niet groter dan dat van [reclamant]. Het belang van de Noetselenberg kan niet gelegen zijn in de NSW-status die op de percelen ligt, omdat [reclamant] zich bereid heeft verklaard alle kwalitatieve verplichtingen over te nemen. Ook is ze bereid alle financiële gevolgen (bijvoorbeeld naheffingen) voor haar rekening te nemen en 0,3 ha. “om niet” over te dragen aan de Noetselenberg.
Bovendien heeft de Noetselenberg precies deze gronden al eens aangeboden om te ruilen. De NSW-status was toen kennelijk ook geen probleem.
c. Het enige belang van de Noetselenberg kan dan nog een financieel belang zijn. Dat is echter geen belang dat bij het Plan van Toedeling een rol mag spelen.
d. Het feit dat recent fruitbomen zijn geplant, kan ook geen reden zijn om aan te nemen dat de gronden niet uitruilbaar zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat op deze manier gemakkelijk uitruilbaarheid gefrustreerd kan worden. Net als bij onteigeningen moeten dit soort wijzigingen, ook als ze voor de peildatum hebben plaatsgevonden, geëlimineerd worden voor de beoordeling. Overigens waren deze gronden eerder verpacht aan [reclamant], zonder fruitbomen.
In de loop van de bezwarenbehandeling is naar voren gekomen dat de Noetselenberg toch bereid is deze gronden te ruilen, maar dan alleen als de Noetselenberg het perceel van belanghebbende [X] toegedeeld zou krijgen. [X] is daarmee niet akkoord gegaan.
Standpunt van de Landinrichtingscommissie
De Landinrichtingscommissie (hierna: LC) heeft zich op het standpunt gesteld dat als de Noetselenberg niet wil meewerken aan een ruil van gronden, zij hiertoe niet gedwongen kan worden. De NSW-status die op de percelen, die [reclamant] graag wil hebben, rust, is een belemmering. Vanwege de NSW-status zijn de gronden niet uitruilbaar.
Het is waar dat het voordeel voor [reclamant] bij dit Plan van Toedeling niet heel groot is, maar de LC moet ook rekening houden met beperkende factoren. [reclamant] is er wel enigszins op vooruit gegaan: zij heeft in de toedeling één gebruikseenheid minder.
Voor wat betreft het ruilvoorstel met de Noetselenberg, heeft de LC zich op het standpunt gesteld daarmee akkoord te gaan als alle belanghebbenden akkoord zijn. [X] wil echter niet meewerken aan de ruil, waarbij ook zijn perceel geruild zou moeten worden. De LC heeft daarop besloten het Plan van Toedeling voor wat betreft de aan [X] toe delen gronden, niet te wijzigen.
Overwegingen van de rechtbank
1. De vraag die beantwoordt moet worden is of de LC terecht heeft besloten de percelen C 9807, 10567 en 10568 niet aan [reclamant] toe te delen, met een beroep op de NSW-status die op deze percelen rust.
2. De rechtbank overweegt allereerst dat volgens de Regeling Herverkaveling, de toedeling van kavels zodanig dient plaats te vinden dat een doelmatig gebruik wordt bevorderd. Het vergroten van de huiskavel of bedrijfskavel staat daarbij voorop. Alleen indien er steekhoudende belemmeringen zijn, kan het zijn dat een huis- of bedrijfskavel niet vergroot kan worden. In dat geval moet het voordeel bij de ruilverkaveling gevonden worden in kavelconcentratie of afstandsverkorting.
De LC krijgt van Provinciale Staten de opdracht het door haar vastgestelde landinrichtings-plan uit te voeren. Dat doet de LC via een ruilverkaveling.
Bij brief van 21 september 2000 heeft Gedeputeerde Staten, met het oog op de deelname van landgoedeigenaren aan landinrichting, aan alle LC’s “uitgangspunten en doelstellingen” gegeven in een “aanvullende opdracht aan de landinrichtingscommissies”.
In die brief staan onder meer de volgende uitgangspunten geformuleerd:
- Landgoederen waarvan de duurzame instandhouding is gewaarborgd bijvoorbeeld door rangschikking onder de NSW, dan wel door het beheer door een met een op duurzame instandhouding gericht beheer, dienen behouden en waar mogelijk versterkt te worden.
- Gronden, wegen en waterlopen welke deel uitmaken van een landgoed met NSW-verplichting kunnen niet anders dan met toestemming van de eigenaar, het Ministerie van LNV en de Inspecteur der Directe Belastingen worden toegewezen/toegedeeld aan derden.
Uit deze brief leidt de LC af dat percelen met een NSW-status alleen uitruilbaar zijn met toestemming van de eigenaar.
3. De rechtbank volgt de LC in deze afweging. Uit de brief kan niet anders geconcludeerd worden dan dat NSW-gronden niet zomaar uitgeruild kunnen worden. Als de eigenaar geen toestemming geeft, heeft de LC niet de bevoegdheid om de gronden toch aan een ander toe te delen.
4. Vervolgens moet echter beoordeeld worden of de Noetselenberg in redelijkheid haar toestemming kon weigeren. [Reclamant] heeft een aantal redenen opgesomd waarom de Noetselenberg dat in haar ogen niet kon.
4.1 In de eerste plaats had de Noetselenberg al ingestemd met een ruil van gronden, onder de voorwaarde dat zij het perceel van [X] toegedeeld zou krijgen. [X] heeft daarmee niet ingestemd en de LC heeft dat perceel dan ook niet aan de Noetselenberg toegedeeld. In het vonnis van deze rechtbank inzake het bezwaar van de Noetselenberg (bezwaar 58, zaaknummer: 129606 HA ZA 12-213), dat ook heden wordt uitgesproken, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze afweging van de LC juist is. [X] hoeft niet gedwongen te worden zijn kavel te verlaten. Voor de Noetselenberg was dit wel een voorwaarde voor de ruil met [reclamant]. Een vrijwillige ruil was daarom niet meer aan de orde.
4.2 [Reclamant] heeft aangevoerd dat zij ervoor instaat dat op de te ruilen percelen een NSW-status komt te liggen. Volgens haar adviseur [G] is dat mogelijk. Ze is bovendien bereid alle financiële consequenties voor haar rekening te nemen en zelfs 0,3 ha. grond “om niet” over te dragen aan de Noetselenberg.
De rechtbank overweegt dat, zelfs als vast zou staan dat de te ruilen percelen een NSW-status kunnen krijgen, de Noetselenberg niet gedwongen kan worden daarmee in te stemmen. De percelen die zij kwijtraakt, hebben in ieder geval een NSW-status, en de Noetselenberg raakt daarmee hoe dan ook een deel van haar NSW-gerangschikte landgoed kwijt. Bovendien geldt (in beginsel) dat niemand gedwongen kan worden een overeenkomst te sluiten. Het recht van contracteervrijheid staat daaraan in de weg. Er zijn onvoldoende redenen om daarop in dit geval een uitzondering te maken.
4.3 Het feit dat, in het kader van een minnelijke regeling, kennelijk wel door de Noetselenberg goedgevonden is dat deze percelen naar [reclamant] zouden gaan, kan dat niet anders maken. De Noetselenberg kon daarmee instemmen onder een bepaalde voorwaarde, namelijk toedeling van het perceel van [X]. Volgens de Noetselenberg had zij dat perceel nodig, juist vanwege de rangschikking onder de NSW. Nu het perceel van [X] niet aan de Noetselenberg is toegedeeld, heeft ze er naar het oordeel van de rechtbank, voor mogen kiezen niet in te stemmen met de ruil.
Hetzelfde geldt voor het argument van [reclamant] dat de Noetselenberg de percelen een aantal jaar geleden ook al had aangeboden, eerst aan wijlen de heer Hofmeijer en later aan [reclamant] zelf. Het eerdergenoemde recht en de vrijheid om te contracteren of niet te contracteren met wie men wil, maakt dat de Noetselenberg niet verplicht kan worden dit aanbod van destijds – welk aanbod toen kennelijk niet is aangenomen - ook nu nog gestand te doen.
4.4 De rechtbank komt tot de conclusie dat niet gezegd kan worden dat de Noetselenberg haar toestemming niet had mogen onthouden. De LC heeft de percelen terecht niet aan [reclamant] toegedeeld.
5. De vraag of het feit, dat er recent fruitbomen zijn gepland en dat er een opstal op één van de percelen staat, ook in de weg staat aan een uitruilbaarheid, hoeft niet meer beantwoord te worden. Reeds op grond van de NSW-status van de percelen zijn deze niet uitruilbaar.
6. De stelling van [reclamant] dat zij met deze ruilverkaveling vrijwel geen voordeel geniet, is waar. Er zou een grotere concentratie van percelen bij haar huisperceel hebben kunnen plaatsvinden met de percelen van de Noetselenberg. Daarvoor bestaan echter steekhoudende belemmeringen. Terecht heeft de LC opgemerkt dat er wel enig voordeel is behaald met de toedeling zoals door de LC voorgestaan. Geconcludeerd moet dan ook worden dat de toedeling niet in strijd met de uitgangspunten van de Regeling Herverkaveling is.
7. Uit het vorenoverwogene volgt dat het bezwaar van reclamant ongegrond is. Er zijn termen aanwezig de proceskosten volledig te compenseren.
I. Verklaart het bezwaar van [reclamant] ongegrond.
II. Compenseert de proceskosten tussen reclamant en de gezamenlijke belanghebbenden in de ruilverkaveling “Rijssen-West” in dier voege dat ieder zijn eigen kosten draagt.
III. Wijst af het anders of meer gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mrs. Bottenberg – van Ommeren, Lorist en Alers en uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012, in tegenwoordigheid van R.P. Jansen, griffier.
Mr. Lorist is wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.