ECLI:NL:RBALM:2012:BX6839

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12821 FT RK 431 en 128282 FT RK 432/12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Marsman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw

In deze zaak hebben verzoekers, echtelieden, op 11 april 2012 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoekers, die een aanzienlijke schuldenlast van € 663.150,79 hebben, hebben in begin 2011 een bedrag van € 16.000,00 aan hun kinderen geschonken, terwijl hun onderneming al in zwaar weer verkeerde. De rechtbank heeft op 7 augustus 2012 uitspraak gedaan en de verzoeken afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 onder b van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was dat verzoekers te goeder trouw waren bij het onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaren voorafgaand aan hun verzoek. De schenkingen aan de kinderen werden als een teken van gebrek aan goede trouw gezien, vooral omdat verzoekers zich in die periode tot het ROZ hadden gewend voor schuldhulp. De rechtbank concludeerde dat het niet mogelijk is om aanzienlijke schenkingen te doen terwijl men tegelijkertijd een beroep doet op de algemene middelen. De verzoekers hebben ook een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord ingediend, maar dit werd eerder afgewezen. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die een andere beslissing rechtvaardigen en heeft de verzoeken derhalve afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 12821 FT RK 431 en 128282 FT RK 432/12
uitspraakdatum: 7 augustus 2012 (mbh)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoeker 1],
geboren op [geboortedatum] 1969 te Kampen en
[verzoeker 2],
geboren op [geboortedatum] 1966 te Enschede,
echtelieden, beiden wonende te [woonplaats], [adres]
verzoekers, verder ook [verzoeker 1] en [verzoeker 2] te noemen.
Het procesverloop
Verzoekers hebben op 11 april 2012 een verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 31 juli 2012, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op vandaag.
De beoordeling
1. De feiten
1.1. Gelijktijdig met de schuldsaneringsverzoeken hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een dwangakkoord. Dit verzoek is bij vonnis van 29 mei 2012 afgewezen.
1.2. Vervolgens hebben verzoekers bij voorlopige voorziening gevorderd dat de enige overgebleven weigerachtige schuldeiser ING zal worden veroordeeld om mee te werken aan het op 5 december 2011 aangeboden dwangakkoord. Bij vonnis van 18 juli 2012 is de gevraagde voorziening afgewezen.
1.3. Verzoekers zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd en hebben vijf kinderen, in de leeftijd van 14 tot 21 jaar.
1.4. Verzoekers hebben een schuldenlast van in totaal € 663.150,79, aan de volgende schuldeisers:
ABN AMRO NV € 442,904,25; BMW Financial Services € 5.189,96; ING € 210.930,58;
ROZ Groep € 4.126,00. Volgens de opgave op het schuldenoverzicht in het verzoekschrift is [verzoeker 2] alleen aansprakelijk voor de schuld aan ROZ Groep. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [verzoeker 2] ook hoofdelijk medeschuldenaar is van de schuld aan ING.
1.5. De schuldenlast vloeit (mede) voort uit een door [verzoeker 1] gedreven onderneming. Volgens het overgelegde uittreksel uit de Kamer van Koophandel betreft het een eenmanszaak met de handelsnaam Mybudgetcoach, ingeschreven per 1 april 2008. Ten tijde van de indiening van het schuldsaneringsverzoek was deze onderneming nog altijd in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven.
1.6. [verzoeker 1] was van mei 2008 tot juli 2011 franchisenemer van De Hypothekers Associatie BV. [verzoeker 1] heeft de vestiging Nijverdal in 2008 gekocht voor € 850.00,00. Omdat de omzet van deze vestiging achterbleef bij de verwachtingen heeft [verzoeker 1] eind 2010 een vestiging in Rijssen geopend. Daarmee was een bedrag gemoeid van € 100.000,00. De onderneming is volledige gefinancierd. In juli 2011 heeft [verzoeker 1] zijn onderneming (waartoe beide vestigingen behoren) overgedragen aan De Hypothekers Associatie Filialen BV voor € 376.000,00. Daarbij is een schuld in rekening-courant van € 25.000,00 kwijtgescholden. Volgens [verzoeker 1] heeft hij in 2008 voor goodwill ongeveer € 500.000,00, betaald, welke goodwill ten tijde van de overdracht aan De Hypothekers Associatie Filialen BV geheel was verdampt.
1.7. [verzoeker 1] werkt op dit moment in loondienst als hypotheekadviseur. [verzoeker 2] heeft een (part-time) arbeidsovereenkomst, maar is al ruim een jaar ziek.
1.8. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] beschikten begin 2011 over een belastingteruggave van
€ 16.000,00, welke zij aan hun kinderen hebben geschonken.
2. De toelichting van verzoekers
2.1. [verzoeker 1] is van mening dat hij niet lichtvaardig aan de onderneming is begonnen, omdat alles wat hij heeft gedaan in samenspraak met De Hypothekers Associatie en de bank is gedaan en zijn beslissingen gebaseerd waren op onderzoeksrapportages en prognoses. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn de dupe geworden van een sterk teruglopende markt in onroerend goed, waardoor de omzet sterk achterbleef bij de prognose, waarin de opening van de vestiging in Rijssen geen verandering meer heeft kunnen brengen.
2.2. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] willen in een schuldsaneringsregeling hun uiterste best doen.
3. de overwegingen van de rechtbank
3.1. De rechtbank is van oordeel dat beide verzoeken moeten worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 onder b Fw.
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoekers in de vijf jaren voorafgaand aan hun schuldsaneringsverzoek bij het onbetaald laten van hun schulden te goeder trouw zijn geweest.
3.2. De rechtbank wijst in dit verband op de door verzoekers aan hun kinderen gedane schenkingen tot een totaalbedrag van € 16.000,00.
Die schenkingen hebben begin 2011 plaatsgevonden. Op dat moment verkeerde de onderneming van [verzoeker 1] al tijden in zwaar weer, hetgeen ook blijkt uit het feit dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zich in die periode tot het ROZ hebben gewend voor schuldhulp.
3.3. De stelling van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] dat zij op het moment van de schenkingen nog hoop hadden op een oplossing, kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank verwijst naar het door ROZ uitgebrachte rapport van 31 maart 2011, waarin wordt geconcludeerd dat als De Hypothekers Associatie zou instemmen met een voorstel dat [verzoeker 1] had gedaan, [verzoeker 1] een half jaar een uitkering nodig zou hebben, terwijl als het voorstel van [verzoeker 1] zou worden afgewezen, [verzoeker 1] zijn bedrijf zou moeten beëindigen en een beroep op bijstand zou moeten doen.
De beoogde oplossing zou immers, gezien de bewoordingen van het rapport, in ieder geval niet tot gevolg hebben gehad dat geen financiële ondersteuning voor [verzoeker 1] en [verzoeker 2] nodig zou zijn geweest. Ook in dit licht acht de rechtbank de gedane schenking niet te goeder trouw. Het kan immers niet zo zijn dat men schenkingen van een aanzienlijke omvang doet, terwijl men vervolgens een beroep doet op de algemene middelen.
3.4. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan anders moet worden beslist, zijn gesteld noch gebleken.
De beslissing
De rechtbank:
Wijst de verzoeken af.
Gewezen door mr. Marsman, lid van genoem¬de kamer, en uitgesproken ter open¬bare te¬rechtzit¬ting van 7 augustus 2012, in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.