ECLI:NL:RBALM:2012:BX8335

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
410098 EJ VERZ 12-4547
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. van Rhijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de stilzwijgend getroffen regeling over het genot van de gemeenschappelijke woning wegens onvoorziene omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Almelo op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die een geregistreerd partnerschap hebben beëindigd. De verzoekster heeft verzocht om wijziging van de regeling die betrekking heeft op de gemeenschappelijke woning, die zij samen met de verweerder bezaten. De partijen zijn op 22 mei 2007 een geregistreerd partnerschap aangegaan, dat op 14 oktober 2008 is beëindigd. In het convenant dat zij hebben gesloten, zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van de woning, die onder een hypothecaire schuld viel. De verzoekster heeft de woning in oktober 2008 verlaten, terwijl de verweerder daar is blijven wonen. De verzoekster heeft sindsdien de helft van de hypothecaire lasten en andere kosten van de woning betaald, maar is van mening dat de huidige regeling onredelijk is, gezien de omstandigheden op de woningmarkt en de financiële situatie van de verweerder.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er stilzwijgend een overeenkomst is ontstaan tussen partijen over de verdeling van de woonlasten. De rechter oordeelde dat het niet voorzienbaar was dat de woningmarkt zo zou stagneren en dat de verweerder nog steeds in de woning zou verblijven. Daarom heeft de rechter besloten dat de verzoekster met ingang van 1 oktober 2012 niet langer verplicht is om de hypotheeklasten te betalen, totdat de woning door de verweerder is ontruimd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de uitvoering van afspraken na beëindiging van een geregistreerd partnerschap.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 410098 EJ VERZ 12-4547
Beschikking van de kantonrechter d.d. 21 augustus 2012 in de zaak van:
[Verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
hierna te noemen [verzoekster]
gemachtigde: mr. J. Dijkman
advocaat te Almelo
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder
hierna te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. D.G. Geerdink
advocaat te Oldenzaal
1. Het verloop van de procedure:
1.1 Bij verzoekschrift, ex artikel 3:168 van het Burgerlijk Wetboek, op 18 juni 2012 ingekomen ter griffie van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede, vraagt [verzoekster] de met [verweerder] getroffen regeling die betrekking heeft op de partijen in gezamenlijk eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [plaats] buiten werking te stellen dan wel deze regeling te wijzigen. [Verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 17 augustus 2012 mondeling behandeld en de griffier heeft daarvan proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten:
2.1 Partijen zijn op 22 mei 2007 een geregistreerd partnerschap aangegaan. Daaraan is in 2008 een einde gekomen. De verklaring tot beëindiging van de partnerschapsregistratie van 14 oktober 2008 is op 21 oktober 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Enschede. Partijen hebben een convenant gesloten waarin zij de gevolgen van de beëindiging van hun geregistreerd partnerschap hebben geregeld. De gemeenschap van goederen omvatte onder meer een woning aan de [adres] te [plaats] (hierna te noemen: de woning) en een daarop rustende hypothecaire schuld van € 228.500,00. Het gaat om een aflossingsvrije hypotheek (levenhypotheek). De hypothecaire rente bedraagt
€ 647,33 per maand en voor de premie levensverzekering moet maandelijks
€ 160,00 worden voldaan. Vanaf oktober 2008 betalen partijen ieder voor zich de helft van deze bedragen. Er is ook nog een opstalverzekeringsovereenkomst waarvoor maandelijks een premie moet worden betaald van € 25,65. Ook deze premie nemen partijen ieder voor de helft voor hun rekening.
2.2 In oktober 2008 heeft [verzoekster] de woning verlaten. [Verweerder] is daarin blijven wonen. Partijen zijn volgens het convenant over de woning overeengekomen dat deze wordt verkocht en dat uit de opbrengst de hypothecaire geldleningovereenkomst zal worden voldaan. Voorts is daarover overeengekomen:
a. dat partijen een eventuele restschuld pondspondsgewijs zullen verdelen;
b. dat de levensverzekeringsovereenkomst zal worden beëindigd;
c. totdat de woning is verkocht de kosten van de woning zullen worden verdeeld op een wijze als is weergegeven in een aan het convenant gehecht overzicht.
De vraagprijs voor de woning was aanvankelijk € 215.000,00. Recent is deze prijs verlaagd tot € 189.000,00.
3. Het standpunt van [verzoekster]:
3.1 In het convenant is niet voorzien dat [verweerder] in de woning zou blijven wonen. Over het voortgezet gebruik door [verweerder] is geen regeling overeengekomen en dat impliceert dat partijen niets zijn overeengekomen over een gebruiksvergoeding. Aan het convenant is geen overzicht gehecht dat betrekking heeft op een kostenverdeling totdat de woning is verkocht.
3.2 [Verweerder] woont ten koste van [verzoekster] vanaf oktober 2008 heel goedkoop en als het aan hem ligt wordt de woning alleen daarom al niet verkocht. Hij heeft belang bij het voortzetten van de huidige situatie. [Verzoekster] betaalt immers de helft van de woonlasten van [verweerder]. [Verzoekster] kan de door haar betaalde rente niet fiscaal niet als aftrekpost opvoeren. [Verweerder] kan dat als bewoner wel. [Verweerder] verdient meer dan [verzoekster]. [Verweerder] werkt in onvoldoende mate mee aan een verkoop van de woning.
3.3 Nu een regeling over het voortgezet door [verweerder] ontbreekt dient op de voet van artikel 3:168 lid 2 BW een regeling te worden getroffen die erop neerkomt dat alle woonlasten door [verweerder] volledig worden betaald en gedragen zulks zolang hij het gebruik en genot van de woning heeft. Subsidiair doet [verzoekster] een beroep op artikel 3:168 lid 3 BW. Niet was te voorzien dat de woning nog altijd niet verkocht is en dat [verweerder] daarin zou blijven wonen. [Verzoekster] is daarom van mening dat in plaats van de bestaande regeling over de hypothecaire lasten een regeling moet worden getroffen die erop neerkomt dat [verweerder] aan [verzoekster] een gebruiksvergoeding moet voldoen van € 369,00 per maand dan wel dat hij zelf alle huisvestingskosten betaalt zolang hij het gebruik en het genot van de woning heeft.
4. Het verweer:
4.1 [Verweerder] is van mening dat [verzoekster] in haar verzoek niet ontvankelijk moeten worden verklaard, althans dat haar verzoek moet worden afgewezen. Het volgende is naar voren gebracht:
4.2 [Verzoekster] kan in haar verzoek op de voet van artikel 3:168 lid 3 BW niet worden ontvangen omdat in het convenant geen althans onvoldoende een regeling is getroffen over het voortgezet gebruik van de woning door één van partijen.
4.3 Er doen zich geen onvoorzienbare omstandigheden voor op grond waarvan een eventueel bestaande regeling kan worden gewijzigd. In oktober 2008 was al bekend dat het verkopen van woningen moeizaam zou gaan verlopen en dat de markt geconfronteerd zou worden met voortdurend dalende prijzen. [Verzoekster] wist, althans kon weten, van de fiscale gevolgen van de getroffen regeling. [Verzoekster] heeft nimmer een gebruiksvergoeding bedongen. De financiële situatie van [verweerder] laat niet toe dat hij alleen alle hypothecaire lasten moet voldoen. Hij betaalt voor zijn gewezen echtgenote en kinderen een alimentatie van in totaal
€ 580,00 per maand. Desalniettemin wil [verweerder] [verzoekster] tegemoetkomen. Rekeninghoudend met de voor hem geldende fiscale aftrekbaarheid van de hypothecaire rente kunnen de netto hypotheeklasten door partijen ieder voor de helft worden gedragen. [Verzoekster] moet niet uit het oog verliezen dat verkoop van een lang leegstaande woning een lagere opbrengst met zich kan meebrengen. Een ander gegeven waarmee [verzoekster] rekening moet houden is dat [verweerder] op zijn kosten, zonder een beroep te doen op [verzoekster], onderhoud aan de woning pleegt.
5. De beoordeling van het geschil:
5.1 Een overeenkomst of regeling als bedoeld in artikel 3:168 BW kan ook stilzwijgend tot stand komen. Vast staat dat [verzoekster] vanaf oktober 2008 met instemming van [verweerder] maandelijks de helft van de hypothecaire rente en de helft van de levensverzekeringspremie voor haar rekening heeft genomen. Bovendien had zij er vanaf oktober 2008 weet van dat [verweerder] in de woning is blijven wonen. Naar het oordeel van de kantonrechter is door deze gang van zaken stilzwijgend ter zake een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. De verbintenis van [verzoekster] om de woonlasten bestaande uit hypothecaire rente, levensverzekeringspremie, OZB en opstalverzekeringspremie, voor de helft mee te dragen is in voldoende mate bepaalbaar. Het voorgaande betekent dat [verzoekster] geen beroep kan doen op artikel 3: 168 lid 2 BW.
5.2 Naar het oordeel van de kantonrechter was in oktober 2008 niet te voorzien dat de woningmarkt ernstig zou stagneren en was toentertijd niet voorzienbaar dat [verweerder] nog in september 2012 het genot en het gebruik van de woning zou hebben. Het is onredelijk en onbillijk dat [verzoekster] op de wijze als thans het geval is de woonlasten van [verweerder] blijft mede financieren terwijl zij geen woongenot van de woning meer heeft. De bestaande regeling zal daarom met ingang van 1 oktober 2012 als volgt worden gewijzigd in die zin dat zij wordt ontslagen uit haar verbintenis jegens [verweerder] om op enigerlei wijze hypotheekrente betrekking hebbend op de hypotheekschuld van de woning te voldoen, zulks totdat de woning door [verweerder] is ontruimd en verlaten.
5.3 Gelet op het bepaalde in artikel 237 lid 1 Rv zijn voldoende termen aanwezig de proceskosten als na te melden te compenseren.
Beslissing:
Bepaalt dat [verzoekster] met ingang van 1 oktober 2012 jegens [verweerder] uit haar verplichting is ontslagen om op enigerlei wijze hypotheekrente betrekking hebbend op de woning te voldoen, zulks totdat de woning door [verweerder] is ontruimd en verlaten.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2012 in aanwezigheid van de griffier.