ECLI:NL:RBALM:2012:BX8392

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128366 / FT-RK 12.455
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens niet te goeder trouw zijn en gebrek aan bereidheid tot arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door een alleenstaande vrouw van 23 jaar, hierna te noemen verzoekster. De verzoekster heeft een schuldenlast van € 15.096,59, waaronder schulden aan het CJIB, ING en Vodafone. Tijdens de zitting op 19 juni 2012 heeft de verzoekster verklaard dat haar schulden zijn ontstaan door ondoordacht financieel gedrag en dat zij momenteel een WWB-uitkering ontvangt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster in het verleden onherroepelijk is veroordeeld tot een werkstraf wegens diefstal, wat haar financiële situatie verder heeft bemoeilijkt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de verzoekster niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De schulden aan het CJIB zijn ontstaan uit strafbare feiten, en de schulden aan Vodafone en ING zijn ontstaan terwijl de verzoekster wist dat zij de kosten niet kon betalen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verzoekster zich onvoldoende heeft ingespannen om haar financiële situatie te verbeteren, aangezien zij sinds de geboorte van haar dochter niet heeft gesolliciteerd en niet bereid is om te werken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot schuldsanering niet kan worden toegewezen op basis van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet (Fw.).

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door mr. M.L.J. Koopmans en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 128366 / FT-RK 12.455
datum vonnis: 26 juni 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[Verzoekster],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster].
Het procesverloop
[Verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 19 juni 2012. Ter zitting is [verzoekster] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling
De feiten
[Verzoekster] is een alleenstaande vrouw van 23 jaar. Zij heeft een kind van bijna één jaar.
[Verzoekster] werkt niet en ontvangt een WWB-uitkering ter hoogte van € 1.142,63 per maand.
De schuldenlast bedraagt € 15.096,59, waaronder de volgende schulden:
- CJIB, € 1.961,50, ontstaan in 2010 en 2011,
- ING, € 2.977,82, ontstaan in 2009, en
- Vodafone, € 2.052,33 en € 2.189,76, ontstaan in 2009,
Volgens de schuldenlijst in het verzoekschrift bedraagt de schuld aan het CJIB € 333,50. Uit
het overzicht van het CJIB van 11 juni 2012 blijkt dat de schuld aan het CJIB bestaat uit
zeven boetes en dat de schuld in totaal € 1.961,50 bedraagt.
In 2011 is [verzoekster] onherroepelijk veroordeeld tot 40 uren werkstraf wegens diefstal van een telefoon.
De toelichting van [verzoekster]
[Verzoekster] heeft verklaard dat de schulden zijn ontstaan, omdat zij niet slim met geld is omgegaan. [Verzoekster] heeft in 2009 twee telefoonabonnementen afgesloten. Volgens de verklaring van [verzoekster] is één van de schulden aan Vodafone ontstaan, omdat iemand haar simkaart heeft meegenomen en daarmee heeft gegokt. Op de vraag wie haar simkaart had meegenomen, heeft [verzoekster] geantwoord dat dit ‘zo’n jongen’ was en dat hij ‘[X] ofzo’ heette. Kort daarna heeft [verzoekster] verklaard dat zij een relatie had met deze jongen. Volgens [verzoekster] heeft hij ook een deel van het geld dat zij van ING had geleend meegenomen.
Ten aanzien van de schuld aan het CJIB heeft [verzoekster] verklaard dat zij van 5 augustus 2011 tot maart 2012 twee auto’s voor anderen op naam heeft gehad, omdat deze personen problemen hadden en de auto’s anders in beslag konden worden genomen door de politie, aldus [verzoekster]. Volgens [verzoekster] heeft zij de auto’s en boetes betaald van haar vakantiegeld en heeft zij nu geen auto’s meer op naam.
Ter zitting heeft [verzoekster] verklaard dat zij niet gaat werken, omdat zij in september 2012 met een opleiding gaat beginnen op het ROC in Hengelo en dat de gemeente heeft ingestemd met het volgen van deze opleiding. Desgevraagd heeft [verzoekster] verklaard dat zij eerst gaat studeren en daarna pas gaat werken, omdat zij daarna meer geld kan verdienen en zij een goede toekomst wil voor haar dochter. Volgens de verklaring van [verzoekster] heeft zij al kinderopvang geregeld voor het jaar dat zij de opleiding gaat volgen. Volgens [verzoekster] gaat haar kind nu niet naar de opvang, omdat zij niets doet. [Verzoekster] heeft verklaard dat zij geen kinderalimentatie ontvangt voor haar dochter.
Volgens de verklaring van [verzoekster] heeft zij haar 40 uren werkstraf afgerond. Desgevraagd heeft [verzoekster] verklaard dat zij gedurende twee maanden niet op afspraken bij de Stadsbank is verschenen, omdat zij zwanger was en bijna niet kon bewegen. [Verzoekster] heeft verklaard dat het nu weer goed met haar gaat. [Verzoekster] heeft na de geboorte van haar dochter niet gesolliciteerd, omdat zij voor haar dochter zorgt. Desgevraagd heeft [verzoekster] verklaard dat zij kinderopvang heeft geregeld voor na de zomervakantie. Volgens [verzoekster] werkt de vader van haar kind niet en past hij op dit moment, tijdens de zitting, op haar dochter.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
De schuldenlast aan het CJIB bedraagt in totaal € 1.961,50, bestaande uit zeven boetes die zijn ontstaan in 2010 en 2011. De schuld aan het CJIB vloeit voort uit gepleegde strafbare feiten en dient derhalve te worden aangemerkt als niet te goeder trouw ontstaan. Reeds hierom is het verzoek niet voor toewijzing vatbaar.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van de schulden aan Vodafone en ING. De schuld aan Vodafone is ontstaan, nadat [verzoekster] in 2009 twee telefoonabonnementen heeft afgesloten, terwijl zij wist, althans behoorde te weten, dat zij de kosten daarvan niet zou kunnen betalen. Met de bij één van de abonnementen behorende simkaart is de toenmalige partner van [verzoekster] gaan gokken en als gevolg hiervan is een hoge schuld ontstaan. Ook heeft haar toenmalige partner een deel van het door [verzoekster] geleende geld van ING meegenomen, zonder dit terug te betalen. [Verzoekster] kan zich naar het oordeel van de rechtbank niet verschuilen achter het gedrag van haar toenmalige partner. Zij is immers zelf verantwoordelijk voor de financiële gevolgen van het gebruik van haar simkaart en de door haar afgesloten lening.
Daarnaast heeft [verzoekster] zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ingespannen om een einde te maken aan haar benarde financiële positie, nu [verzoekster] zich in ieder geval sinds de geboorte van haar dochter in juli 2011 niet heeft ingespannen om een baan te vinden. Ook is [verzoekster] thans niet bereid om te gaan werken en geld te verdienen voor haar schuldeisers. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van haar schulden.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat [verzoekster] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank baseert dit oordeel op het feit dat [verzoekster] in de afgelopen maanden geen enkele sollicitatie heeft verricht en in verband met haar opleiding ook niet bereid is om het komende jaar te gaan werken.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c Faillissementswet (Fw.).
Omstandigheden als bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw. zijn evenmin aannemelijk geworden, zodat het verzoek ook op deze grond niet kan worden toegewezen.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 26 juni 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.