Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710892-11
Datum vonnis: 9 oktober 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
wonende in [woonplaats].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 februari 2012, 1 mei 2012, 5 juni 2012, 10 juli 2012 en 25 september 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P. Benders, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting is de tenlastelegging gewijzigd. Na het sub 1 subsidiair tenlastegelegde feit is een meer subsidiair tenlastegelegd feit toegevoegd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zich samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan doodslag van [slachtoffer], dan wel daaraan medeplichtig is geweest, waarbij de doodslag in dienst stond van een poging tot diefstal of afpersing van hennep, dan wel schuldig is aan de dood van [slachtoffer] door hem zwaargewond achter te laten zonder (medische) hulp in te roepen;
Feit 2: samen met een ander heeft geprobeerd om hennepplanten te stelen van [slachtoffer], dan wel heeft geprobeerd om [slachtoffer] te dwingen deze hennepplanten af te geven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2011, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (groot) mes, althans een scherp en/of een puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of de hals en/of de buik en/of de rug en/of de borst en/of de schouder, en/althans (elders) in het (boven)lichaam gestoken en/of gesneden tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging diefstal (met geweld) en/of een poging afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
[mededader] op of omstreeks 21 november 2011, in de gemeente Enschede, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft voornoemde [mededader] met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (groot) mes, althans een scherp en/of een puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of de hals en/of de buik en/of de rug en/of de borst en/of de schouder, en/althans (elders) in het (boven)lichaam gestoken en/of gesneden tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging diefstal (met geweld) en/of een poging afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 21 november 2011 in de gemeente Enschede, en/althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zich met voornoemde [mededader]
- naar de woning van die [slachtoffer] te begeven (met het voorgenomen plan die [mededader] te helpen bij het weghalen van hennepplanten) en/of
- in de woning van die [slachtoffer] op te houden en/of
door die [slachtoffer] vast te houden teneinde en/of door zodoende die [mededader] in de gelegenheid te stellen en/althans het voor die [mededader] gemakkelijk(er) te maken die [slachtoffer] met een mes te kunnen steken en/of snijden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 21 november 2011, in de gemeente Enschede, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, een persoon, genaamd
[slachtoffer], in diens woning heeft achtergelaten wetende dat die [slachtoffer] (meermalen) (met een mes) was gestoken en/althans (zwaar) gewond was, zonder (medische) hulp in te schakelen, waardoor, althans mede waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] in die woning is overleden.
2.
hij op of omstreeks 21 november 2011, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning weg te nemen en/althans
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte (van) (een (grote) hoeveelheid) hennepplanten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en/althans (onderweg) heeft/hebben afgesproken op welke wijze bovengenoemd strafbaar feit/plan uitgevoerd zou worden en/of (vervolgens) de
woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengegaan en/of zich in de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben opgehouden en/of de afgescheiden ruimte waarin de kwekerij zich bevond heeft/hebben betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal en/of afpersing werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal en/of afpersing gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal, steken/prikken/snijden met een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of de buik en/of de rug en/of de borst en/of de schouder, en/althans (elders) in het (boven)lichaam van die [slachtoffer].
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken voor het sub 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Voor het sub 1 meer subsidiair en het sub 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar gevorderd, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Feit 1 primair en subsidiar: de doodslag van [slachtoffer], dan wel de medeplichtigheid daaraan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van zowel de doodslag in vereniging als van de medeplichtigheid daaraan wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer], ook niet in voorwaardelijke vorm. Verdachte was op de hoogte van het feit dat de hennepplanten geript zouden worden. Hij en zijn medeverdachte [mededader] hadden zelf geen wapens bij zich en er waren geen afspraken gemaakt over eventueel aan te wenden geweld als de diefstal niet zou lukken. Het vasthouden en wegtrekken van het slachtoffer [slachtoffer] door verdachte is strafrechtelijk geen verwijtbare handeling. Ook is niet komen vast te staan dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] vasthield om medeverdachte [mededader] de kans te geven om te steken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank deelt de mening van de officier van justitie en de raadsman dat er geen bewijs aanwezig is dat verdachte opzet zou hebben gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van het slachtoffer [slachtoffer]. Met name kan niet bewezen worden dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] heeft vastgehouden teneinde zijn medeverdachte in de gelegenheid te stellen het slachtoffer te steken.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
5.2 Feit 1 meer subsidiar: de dood door schuld van [slachtoffer]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat verdachte heeft nagelaten om (medische) hulp in te roepen, op het moment dat het slachtoffer [slachtoffer] zwaar gewond in zijn woning lag. Hierdoor is het aan zijn schuld te wijten geweest dat het slachtoffer is overleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De overwegingen van de rechtbank
Volgens de tekst van de tenlastelegging wordt aan verdachte verweten dat hij, nadat hij de woning van het slachtoffer [slachtoffer] had verlaten, geen hulp heeft ingeschakeld, wetende dat het slachtoffer meermalen was gestoken en zwaargewond was.
Ter terechtzitting heeft de patholoog Van Driessche verklaard dat er mogelijk, nadat de eerste steekwonden aan [slachtoffer] waren toegebracht, nog een kans aanwezig is geweest om levensreddende handelingen tot een succes te brengen, maar dat dit in een later stadium, bij reeds ingetreden bewustzijnsverlies, al te laat zou zijn geweest.
Om tot een bewezenverklaring van dood door schuld te kunnen komen moet een causaal verband vast komen te staan tussen enerzijds het nalaten van verdachte vanaf het moment dat hij de woning van het slachtoffer [slachtoffer] verliet en anderzijds het gevolg, namelijk de dood van [slachtoffer]. De rechtbank is van oordeel dat dit causaal verband niet bewezen kan worden. Verdachte heeft verklaard dat, op het moment dat hij de woning verliet het slachtoffer [slachtoffer] geen geluid meer maakte en ook niet meer bewoog. De reële kans is derhalve aanwezig dat het slachtoffer [slachtoffer] op het moment dat verdachte de woning verliet al was overleden, dan wel een zodanig bewustzijnsverlies was opgetreden dat geen succesvolle levensreddende handelingen meer hadden kunnen worden toegepast.
De rechtbank zal verdachte ook van het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
5.3 Feit 2: poging tot diefstal met geweld
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte samen met zijn medeverdachte [mededader] heeft geprobeerd de hennep te stelen die zich in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] bevond. Zij verwijst naar de verklaring die verdachte hierover heeft afgelegd en naar de getuigen [getuige] en [getuige 1]. Deze getuigen verklaren van verdachte te hebben gehoord dat het de bedoeling was de hennep uit de woning van [slachtoffer] te stelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte en [mededader] van plan waren de hennep te stelen of om de hennep van [slachtoffer] af te persen.
De verklaringen van de getuigen [getuige] en [getuige 1] zijn onbruikbaar. Deze getuigen kunnen om te beginnen slechts verklaren over wat zij van een andere persoon hebben gehoord. Dit betekent dat hun verklaringen van beperkte betekenis kunnen zijn voor het bewijs. [getuige 1] geeft daarnaast bij zijn verhoor door de rechter-commissaris op 30 mei 2012 te kennen dat hij weliswaar heeft gehoord dat verdachte en [mededader] de hennep gingen weghalen, maar hij weet niet meer of dit voor of na het overlijden van [slachtoffer] is geweest. Het staat vast dat de dag na het overlijden door verdachte en ene [betrokkene] is gesproken over een bezoek aan de woning van [slachtoffer] om op dat moment daar de hennep weg te halen. Het is dus niet uit te sluiten dat [getuige 1] zich dat gesprek herinnert.
[getuige] verklaart verder zodanig wisselend op essentiële punten, dat dit afdoet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Zo noemt zij verschillende tijdstippen waarop verdachte en [mededader] op de avond van 21 november 2011 bij haar kwamen. Ook zegt zij in haar verklaring bij de rechter-commissaris van 30 mei 2012 zowel dat verdachte haar niet als dat verdachte haar wel iets heeft verteld over het rippen.
De verklaring van verdachte, inhoudende dat verdachte wiet wilde ophalen bij [slachtoffer], kan evenmin redengevend zijn. Hij heeft deze verklaring weer ingetrokken. Op zichzelf hoeft dit aan het gebruik van de verklaring niet in de weg te staan. Echter, verdachte heeft op geen enkel moment uitgelegd hoe dit ophalen van de wiet in zijn werk zou gaan. De kwekerij had een omvang van 279 planten en verdachte en [mededader] waren te voet naar de woning van [slachtoffer] gegaan, over welke wandeling zij ongeveer 25 minuten hadden gedaan. Op geen enkele wijze blijkt dat en hoe het vervoer en de verpakking van een dergelijke grote hoeveelheid hennep waren geregeld, zodat deze verklaring niet voor het bewijs zal worden gebruikt.
Ten slotte kan de intentie om te stelen evenmin worden afgeleid uit de omstandigheid dat de genoemde [betrokkene] na het overlijden van [slachtoffer] de hennep wilde ophalen en dat hij op zoek was naar verdachte en [mededader] op het moment dat zij bij [slachtoffer] waren. [betrokkene] kwam immers regelmatig op bezoek bij [mededader]. Er zijn geen aanwijzingen dat [betrokkene] al voor het overlijden van [slachtoffer] van het bestaan van de hennepkwekerij wist. Zou [betrokkene] de opdrachtgever zijn geweest van een diefstal van de hennep, dan zou het bovendien voor de hand hebben gelegen dat hij ervoor had gezorgd dat hij zelf in contact kon blijven met verdachte en [mededader]. Echter, volgens de verklaring van [getuige] heeft zij op verzoek van [betrokkene] geprobeerd verdachte en [mededader] te bereiken.
Al met al concludeert de rechtbank dat het opzet op de diefstal of afpersing van de hennep niet kan worden bewezen. Zij zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair, subsidiar en meer subsidiair en sub 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en het sub 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2012.