ECLI:NL:RBALM:2012:BX9765

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130673 / KG ZA 12-158
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van een uit akte van overdracht voortvloeiende lijfrenteverplichting

In deze zaak vordert [eiser] dat de gedaagde, Handelsonderneming Houtkoop B.V., wordt veroordeeld tot nakoming van een lijfrenteverplichting die voortvloeit uit een overeenkomst van overdracht van activa en passiva. Deze overeenkomst, gesloten op 4 februari 2010, houdt in dat Houtkoop maandelijks een bedrag van € 750,- aan [eiser] dient te betalen, alsook een achterstallig bedrag van € 9.000,-. Houtkoop heeft sinds augustus 2011 de betalingen gestaakt, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien hij afhankelijk is van de lijfrente voor zijn levensonderhoud. Houtkoop heeft als verweer aangevoerd dat [eiser] niet ontvankelijk is omdat de overeenkomst een bindend advies vereist bij geschillen. De rechter heeft echter geoordeeld dat de spoedeisendheid van de zaak het noodzakelijk maakt om de vorderingen inhoudelijk te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat Houtkoop gehouden is de lijfrenteverplichting na te komen, aangezien de overeenkomst nog steeds van kracht is en er geen geldige reden is om de betalingen te staken. De rechter heeft Houtkoop veroordeeld tot betaling van de maandelijkse lijfrente en het achterstallige bedrag, en heeft tevens de proceskosten aan Houtkoop opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 130673 / KG ZA 12-158
datum vonnis: 4 september 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Handelsonderneming Houtkoop B.V.,
gevestigd te Almelo,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. L.J.A. de Vries te Zwolle.
Partijen zullen hierna ‘[eiser]’ en ‘Houtkoop’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de aanvullende producties zijdens [eiser]
- de producties en reconventionele vordering zijdens Houtkoop
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Houtkoop.
1.2. Ten slotte hebben partijen vonnis verzocht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
[Eiser] heeft bij akte van overdracht activa en passiva van 4 februari 2010 een gedeelte van de eenmanszaak Houtkoop Handelsonderneming verkocht en geleverd aan Marimex Export Trading & Manufacturing Company B.V. Voor zover hier van belang staat hierin opgenomen:
“KOOPSOM
Deze koopovereenkomst is aangegaan voor een totale koopsom van negenenzeventig duizend zeven honderd negenentachtig euro (€ 79.789,00), welke koopsom wordt omgezet in een lijfrenteverplichting ten behoeve van de Verkoper en bij opvolging ten behoeve van de echtgenote van Verkoper, te weten mevrouw [X] (…),
en ten laste van de Koper (…).
Gemelde lijfrenteverplichting bedraagt zeven honderd vijftig euro (€ 750,00) per maand en zal worden uitgekeerd gedurende een periode van tien (10) jaar (zijnde tien (10) keer twaalf (12) keer zeven honderd vijftig euro (€ 750,00) ofwel negentig duizend euro (€ 90.000,00) in totaal), met ingang van één februari tweeduizend tien,
NADERE OMSCHRIJVING VAN HET VERKOCHTE
Artikel 1.
Onder het verkochte zijn begrepen:
a. de volledige tot de onderneming behorende “goodwill en het recht op handelsnaam”;
b. het importeurschap van het tondeusemerk ‘Andis’;
c. het gehele klantenbestand;
d. de kennis van Verkoper van de markt, het merk ‘Andis’ en de klanten;
e. de boeken, bescheiden en documenten (in de ruimste betekenis) voorzover betrekking hebbend op het verkochte en voorzover op heden ter beschikking van de Verkoper.
(…)
BINDEND ADVIES
Artikel 16.
1. Alle geschillen die tussen partijen ontstaan terzake van de uitvoering van deze overeenkomst en van de uitleg van deze akte worden bij wijze van bindend advies beslist door drie deskundigen, te benoemen door partijen in onderling overleg of, bij gebreke van overeenstemming, te benoemen door de Kantonrechter te Almelo op verzoek van de meest gerede partij.”
2.2. Marimex Export Trading & Manufacturing Company B.V. heeft bij statutenwijziging van 11 februari 2010 haar naam gewijzigd in Handelsonderneming Houtkoop B.V. De aandelen van deze vennootschap zijn voor de overname van een gedeelte van de eenmanszaak van [eiser], door [eiser] verkocht aan de bestuurders van Houtkoop.
2.3. Bij e-mail van 5 mei 2010 heeft Houtkoop een aantal tussen partijen gemaakte afspraken vastgelegd. Voor zover hier relevant is hierin onder meer opgenomen:
? [K] zal 2 – 3 dagen per week beschikbaar zijn voor het bezoeken van klanten
? (…)
? [K] ontvangt de helft van de nettowinst per verkocht artikel (…)
? [K] zal de provisie ontvangen over door hem verkocht artikelen en uitsluitend door hem doorgegeven. (…)
? (…) Klanten die door [K] worden binnen gehaald zijn klanten voor Handelsonderneming Houtkoop BV, wanneer [K] besluit te stoppen met zijn werkzaamheden voor Houtkoop BV zal er ook geen provisie meer worden uitgekeerd en / of goodwill over de door [K] binnen gebrachte klanten. (…)
2.4. Voorafgaand aan de activatransactie is een intentieverklaring opgesteld die door partijen niet is ondertekend en waaraan geen uitvoering is gegeven. Voor zover hier van belang zijn hierin de navolgende bepalingen opgenomen:
“Als storting kapitaal zullen [eiser], [P] en [L] de voorraden van voornoemde merken inbrengen, dit geldt ook voor de reeds gemaakte marketing en advertentie- reclamekosten van voornoemde merken met dien verstande dat deze kosten zijn gemaakt in 2009.”
2.5. Houtkoop betaalt sinds augustus 2011 de lijfrentetermijnen niet meer.
2.6. Op 14 oktober 2011 is Houtkoop door de voormalige raadsman van [eiser] in gebreke gesteld wegens het uitblijven van betalingen en is Houtkoop gesommeerd de nog te vervallen termijnen te voldoen.
3. Standpunt van partijen
Standpunt [eiser]
3.1. [Eiser] vordert - zakelijk weergegeven en na eisvermeerdering - om Houtkoop bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair te veroordelen tot nakoming van de uit de overeenkomst van 4 februari 2010 voortvloeiende lijfrenteverplichting bestaande uit een periodieke betaling van € 750,- per maand, alsmede Houtkoop te veroordelen tot betaling van de achterstallige termijnen ad € 9.000,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 oktober 2011. Subsidiair vordert [eiser] om Houtkoop te veroordelen als onder het primair gevorderde, onder de voorwaarden dat aan Houtkoop bankgaranties zullen worden verschaft welke door Houtkoop kunnen worden uitgewonnen indien uit een bodemprocedure onherroepelijk is komen vast te staan dat Houtkoop niet gehouden was de periodieke betalingen van € 750,- per maand aan [eiser] te voldoen, met - zowel primair als subsidiair - veroordeling van Houtkoop in de proceskosten.
3.2 Daartoe, en als verweer in reconventie, voert [eiser] het volgende aan.
[Eiser] heeft verkocht en geleverd aan Houtkoop een gedeelte van zijn eenmanszaak en bij het sluiten van de die overeenkomst is tussen partijen overeengekomen dat de koopsom zou worden betaald in maandelijkse betalingen van € 750,- in de vorm van een lijfrenteverplichting. Dit betreft het pensioen van [eiser] en zijn echtgenote, nu [eiser] als zelfstandig ondernemer geen eigen pensioen heft opgebouwd en de waarde van zijn pensioen in zijn bedrijf zat. Houtkoop is vanaf augustus 2011 in gebreke met het voldoen aan de tussen partijen overeengekomen lijfrenteverplichting, zodat [eiser] naast zijn AOW-uitkering geen inkomen meer heeft. Het beroep van Houtkoop op dwaling en toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [eiser] doen niet ter zake. Houtkoop heeft de overeenkomst ook niet (buitengerechtelijk) vernietigd, zodat zij gehouden is aan haar verplichting voortvloeiende uit de overeenkomst te voldoen. [Eiser] heeft ook geen onjuiste mededelingen gedaan omtrent omzet(prognoses) en Houtkoop bovendien alle gelegenheid gegeven om een due dilligence onderzoek te doen. Dat Houtkoop zulks heeft nagelaten dient voor haar rekening en risico te komen. Daarbij komt dat de koopprijs van de onderneming los staat van enige verplichting van [eiser] om nog enige werkzaamheden voor Houtkoop te verrichten, nu deze werkzaamheden blijkens de afspraken zoals geformuleerd in de e-mail van 5 mei 2010 op basis van provisie zouden worden vergoed. [Eiser] heeft geleverd al hetgeen onder artikel 1 in de koopovereenkomst is opgenomen en daarmee heeft hij voldaan aan zijn verplichtingen, zodat Houtkoop gehouden is de lijfrenteverplichting na te komen.
[Eiser] heeft getracht een oplossing in der minne te bewerkstelligen maar dit is niet gelukt. Inmiddels is het spaargeld van [eiser] volledig opgeteerd en heeft hij spoedeisend belang bij het gevorderde, nu hij afhankelijk is van de lijfrente om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud.
3.3 Ten aanzien van de door Houtkoop ingestelde reconventionele vordering stelt [eiser] dat deze niet voor toewijzing gereed ligt, nu ten eerste de herkomst van de door Houtkoop in het geding gebrachte factuur - gericht aan [eiser] - niet duidelijk is en als Houtkoop stelt dat het rekeningnummer van een onderneming van een bestuurder van Houtkoop is, dan heeft te gelden dat zij geen partij is in het onderhavige geding.
Standpunt Houtkoop
3.4. Houtkoop heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser] en geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Op dit verweer zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van dit geschil nader worden ingegaan.
In reconventie
3.5. Houtkoop vordert in reconventie om [eiser] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 630,70, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure in reconventie.
3.6. Houtkoop stelt daartoe dat zij in samenspraak met [eiser] een advertentie heeft laten plaatsen in 2009 en op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken zoals geformuleerd - hiervoor geciteerd - in de intentieovereenkomst komt de helft van deze kosten voor rekening van [eiser].
4. De beoordeling
In conventie
Spoedeisend belang
4.1. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat [eiser] zijn spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening als gevorderd voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Houtkoop heeft dit ook niet betwist, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan de materiële beoordeling van het geschil.
Ontvankelijkheid
4.2. Partijen verschillen van mening over de ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen. Houtkoop stelt dat [eiser] zich met zijn vorderingen, conform artikel 16 van de akte overdracht activa/passiva van 4 februari 2010, tot drie in onderling overleg te benoemen deskundigen had moeten wenden. [Eiser] bestrijdt dat en stelt dat Houtkoop niet meewerkt aan een verzoek tot bindend advies en zij niet kan wachten totdat uiteindelijk bindend adviseurs zijn benoemd en deze uiteindelijk een bodemoordeel hebben gegeven.
4.3. Vast staat dat partijen zijn overeengekomen dat alle geschillen die tussen partijen ontstaan terzake de uitvoering van de overeenkomst en van de uitleg van de akte bij wege van bindend advies dienen te worden beslecht. Honorering van het standpunt van Houtkoop zou betekenen dat de voorzieningenrechter zich niet inhoudelijk zou uitlaten over het onderhavige geschil en zich onbevoegd zou moeten verklaren.
Het verweer van Houtkoop kan niet worden gehonoreerd nu de onderhavige zaak een dermate spoedeisend karakter heeft dat van [eiser] in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij een bindend adviesprocedure zal moeten afwachten. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter in kort geding wél bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. Daar komt bij dat een bindend adviesprocedure hoe dan ook - en anders dan een kort geding als het onderhavige - geen rechtstreeks voor executie vatbare beslissing oplevert.
4.4 Voorts betoogt Houtkoop dat [eiser] niet ontvankelijk is omdat hij via de notaris een grosse kan krijgen van de overeenkomst en deze vervolgens als authentieke akte kan executeren. Nog los van de vraag of de akte van overdracht als authentieke akte heeft te gelden, geldt dat het feit dat [eiser] eventueel via de notaris een grosse zou kunnen krijgen hem niet belet een andere rechtens openstaande weg, bijvoorbeeld die van het kort geding, te bewandelen om te pogen te de nakoming van de overeenkomst af te dwingen.
Lijfrenteverplichting
4.5. Kern van het onderhavige geschil is de vraag of Houtkoop gehouden is de lijfrenteverplichting zoals geformuleerd in de akte overdracht activa/passiva van
4 februari 2010 aan [eiser] te voldoen.
4.6. De door [eiser] gevorderde nakoming van de verplichting tot het betalen van de termijnen is naar oordeel van de voorzieningenrechter voor toewijzing vatbaar, nu deze rechtstreeks berust op het hiervoor onder ‘koopsom’ van de akte overdracht activa/passiva van 4 februari 2010 geciteerde. Tot nu toe is Houtkoop niet verder gekomen dan de mededeling dat zij zich op dwaling zal gaan beroepen omdat de omzet tegenvalt en dat zij wil gaan opschorten omdat [eiser] geen, althans weinig, werkzaamheden voor de onderneming van Houtkoop heeft verricht. De voorzieningenrechter constateert dat de overeenkomst die Houtkoop verplicht tot het doen van betalingen tot op heden niet is aangetast. Deze overeenkomst bestaat dus nog en dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden nagekomen, totdat bij rechterlijk gewijsde (of bindend advies) anders is beslist.
Het verweer van Houtkoop dat [eiser] de lijfrente slechts zou verdienen door werkzaamheden ten behoeve van de onderneming van Houtkoop te verrichten, is een misvatting. Die verplichting blijk niet uit de akte. Er zijn wel indicaties dat partijen naast de overname-overeenkomst hebben afgesproken dat [eiser] op provisiebasis werkzaamheden voor Houtkoop zou verrichten. [Eiser] stelt ook wel nog wat werkzaamheden te hebben verricht. Ook indien dat niet zo is, is het gevolg van het niet verrichten van de werkzaamheden hoogstens dat Houtkoop geen provisie is verschuldigd, maar niet dat de koopsom voor de activa niet meer betaald hoeft te worden. Het is dus niet zo dat [eiser] pas recht heeft op de lijfrente (lees: de koopsom voor het overgedragene) als hij ook werkzaamheden verricht. Voor eventuele werkzaamheden zijn partijen immers een afzonderlijke beloningsregeling overeengekomen. Dus zelfs al zou [eiser] in gebreke zijn met de nakoming van een eventuele verplichting tot het verrichten van werkzaamheden – er zijn aanwijzingen dat die verplichting bestaat, maar dat is niet komen vast te staan – (Houtkoop noemt dat ten onrechte schuldeisersverzuim) is dat nog geen geldige reden voor Houtkoop om de betaling van de koopprijs in termijnen te staken.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde nakoming (als voorschot) toewijzen als na te melden, met dien verstande dat de over de toekomstige termijnen gevorderde wettelijke rente niet zal worden toegewezen nu Houtkoop te dien aanzien nog niet in verzuim is. Nu [eiser] voorts onweersproken heeft gesteld dat nog openstaat een bedrag van € 9.000,-, zal de voorzieningenrechter dit bedrag bij wege van voorschotbetaling ook toewijzen.
Mede gelet op het feit dat de overeenkomst welker nakoming wordt gevorderd nog steeds bestaat en daarmee de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter eveneens, is er geen reden om [eiser] tegenover de betalingen een bankgarantie te laten stellen.
Proceskosten
4.7. Houtkoop zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
In reconventie
4.8. De door Houtkoop ingediende factuur wordt door [eiser] gemotiveerd betwist, zowel de verschuldigdheid als de mogelijk rechthebbende partij. Deze geldvordering kan daarom in het kader van dit kort geding niet als vaststaand worden aangenomen. De vordering voldoet dus niet aan de criteria van toewijsbaarheid van een geldvordering in kort geding
4.9. Houtkoop zal, nu haar eis wordt afgewezen, tevens in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
I. Veroordeelt Houtkoop tot betaling van de uit de overeenkomst van 4 februari 2010 voortvloeiende lijfrenteverplichting bestaande uit een periodieke betaling van € 750,- per maand ingaande op de eerste dag van de maand volgende na heden totdat bij rechterlijk gewijsde of bindend advies anders zal zijn beslist.
II. Veroordeelt Houtkoop om aan [eiser], bij wijze van voorschot, te betalen het bedrag van € 9.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
In reconventie:
III. Wijst het gevorderde af.
In conventie en reconventie:
IV. Veroordeelt Houtkoop in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 364,64 aan verschotten en € 816,- aan salaris van de advocaat in conventie en € 263,50 aan salaris advocaat in reconventie.
V. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.