ECLI:NL:RBALM:2012:BY2752

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130185 / FT-RK 12.748 en 130187 FT-RK 12.749
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens niet te goeder trouw ontstaan van schulden

In deze zaak hebben verzoeker sub 1 en verzoekster sub 2, een echtpaar, een verzoekschrift ingediend om de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken. De verzoeken zijn behandeld op de zitting van 4 september 2012, waar beide verzoekers aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale schuldenlast van het echtpaar € 42.775,91 bedraagt, met onder andere schulden aan Levob, Hoist Kredit AB, en het CJIB. Een belangrijke schuld is ontstaan aan Electrabel, die voortkwam uit kortsluiting veroorzaakt door verzoeker sub 1, die met de meterkast heeft geknoeid in de hoop een wietkwekerij op te zetten. Deze schuld aan Electrabel is betaald met een lening van een derde partij, aangeduid als [naam]. De rechtbank oordeelt dat de schuld aan Electrabel en de vervangende schuld aan [naam] als niet te goeder trouw zijn ontstaan, omdat deze zijn ontstaan uit een poging om een illegale activiteit te financieren. De rechtbank concludeert dat verzoeker sub 1 en verzoekster sub 2 in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek niet te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden. Daarom worden de verzoeken afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b van de Faillissementswet (Fw.). De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die een andere beslissing rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummers: 130185 / FT-RK 12.748 en 130187 FT-RK 12.749
uitspraakdatum: 11 september 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op de verzoeken van:
[verzoeker sub 1],
geboren op [1965] te [geboorteplaats], [land],
en
[verzoekster sub 2],
geboren op [1969] te [geboorteplaats], [land],
beiden wonende te [woonplaats en adres],
verzoekers, verder ook [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] te noemen.
Het procesverloop
[Verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] hebben een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De verzoeken zijn behandeld ter terechtzitting van 4 september 2012. Ter zitting zijn [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling
De feiten
[Verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben drie kinderen. [Verzoeker sub 1] heeft een vast contract. Hij renoveert onder andere badkamers. [Verzoekster sub 2] werkt bij [X]. Zij heeft een contract van 32 uur. In de praktijk werkt [verzoekster sub 2] meer uren.
De totale schuldenlast van [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] bedraagt € 42.775,91, waaronder de volgende schulden:
- Levob, € 6.861,83,
- Hoist Kredit AB, € 6.163,22,
- [naam], € 6.200,00,
- CJIB, € 633,00.
De toelichting van [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2]
Ter zitting hebben [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] verklaard dat zij een lening bij Levob hebben afgesloten voor de verbouwing van hun woning. Op dat moment hadden zij een goed inkomen. De schuld aan Hoist betreft ook een lening voor de woning.
Ten aanzien van de schuld aan [naam] heeft [verzoeker sub 1] verklaard dat hij deze lening heeft afgesloten om een schuld aan Electrabel te voldoen. Deze schuld aan Electrabel is ontstaan omdat [verzoeker sub 1] met de meterkast heeft geknoeid en er kortsluiting is ontstaan. Destijds was het zijn bedoeling om een wietkwekerij op te zetten om op die manier zijn schulden af te betalen. Uiteindelijk heeft hij geen kwekerij opgezet. De schuld aan Electrabel is betaald met het geld dat hij van [naam] heeft geleend.
Voorts heeft [verzoeker sub 1] verklaard dat zij hebben geprobeerd alle schuldeisers te betalen. Een aantal schulden is ook daadwerkelijk afgelost.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank rekent het [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] aan dat zij een schuld aan [naam] hebben laten ontstaan. Volgens verklaring van [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] is de schuld aan [naam] ontstaan om met het geleende geld een schuld aan Electrabel te betalen. De schuld bij Electrabel is ontstaan, omdat [verzoeker sub 1] met de meterkast heeft geknoeid en kortsluiting is ontstaan. [verzoeker sub 1] heeft dit gedaan met de bedoeling een wietkwekerij op te zetten. Electrabel heeft de kosten van de schade wegens kortsluiting op [verzoeker sub 1] verhaald. Een dergelijke schuld dient naar haar aard te worden aangemerkt als niet te goeder trouw ontstaan. De deze schuld vervangende schuld aan [naam] derhalve evenzeer. Dat de hennepkwekerij volgens de verklaring van [verzoeker sub 1] uiteindelijk niet is opgezet, maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan [naam] niet te goeder trouw zijn geweest nu deze schuld als gevolg van de schuld aan Electrabel is ontstaan.
Voorts is er sprake van schulden aan het CJIB. Blijkens het overzicht van het CJIB d.d.
16 augustus 2012 is er sprake van een tweetal openstaande boetes op naam van [verzoeker sub 1] voor een totaalbedrag van € 633,00. Deze schulden dienen naar hun aard als niet te goeder trouw te worden aangemerkt, zodat het verzoek van [verzoeker sub 1] ook om deze reden niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De overige schuldenlast behoeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen nadere bespreking.
De verzoeken zullen worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Faillissementswet (Fw.).
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verzoeken desondanks zou moeten worden toegewezen, is onvoldoende gebleken.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 september 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.