ECLI:NL:RBALM:2012:BY2952

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
131061 / KG ZA 12-173
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil inzake opheffing van beslag op uitkering na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, betreft het een kort geding waarin eiser, na een echtscheiding, vordert dat het door gedaagde onder het UWV gelegde executoriaal beslag op zijn uitkering wordt opgeheven. Eiser en gedaagde zijn op 15 april 1982 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben in het verleden een beschikking gekregen over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. Eiser stelt dat het beslag op zijn uitkering overbodig is, omdat gedaagde voldoende zekerheid heeft door het beslag op de voormalige gezamenlijke woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering van eiser, aangezien hij in financiële nood verkeert door het beslag op zijn uitkering.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de wijziging in zijn uitkeringssituatie geen financiering kan krijgen voor de uitkoop van gedaagde, waardoor hij genoodzaakt is de woning te verkopen. Gedaagde heeft de vordering van eiser gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van misbruik van recht door gedaagde, maar dat het belang van gedaagde bij het beslag op eisers uitkering op korte termijn komt te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van eiser toegewezen en het beslag opgeheven, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 13 november 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 131061 / KG ZA 12-173
datum vonnis: 13 november 2012 (fs)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. E.G. Blankestijn te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats,
gedaagde,
advocaat: mr. A. Gerards te Almelo.
1. Het procesverloop
1.1 Eiser heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2 Op 10 september 2012 heeft gedaagde een stuk in het geding gebracht.
1.3 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 11 september 2012. Ter zitting zijn verschenen: eiser vergezeld door mr. Blankestijn en gedaagde vergezeld door mr. Gerards. De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden in verband met onderhandelingen tussen partijen.
1.4 Op 29 oktober heeft eiser een aanvullend stuk in het geding gebracht.
1.5 Ter terechtzitting van 30 oktober 2012, waar wederom aanwezig waren eiser vergezeld door mr. Blankestijn en gedaagde vergezeld door mr. Gerards, is de behandeling van de zaak voortgezet. De standpunten zijn toegelicht.
1.5 Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1 Eiser en gedaagde zijn op 15 april 1982 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2 Bij beschikking van deze rechtbank van 9 februari 2011 is de echtscheiding tussen eiser en gedaagde uitgesproken. Deze beschikking is op 22 februari 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3 Bij beschikking van 30 juni 2011 heeft deze rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij het merendeel van de goederen, waaronder de woning aan de [adres] te [plaats] en de op die woning rustende hypotheek, aan eiser werd toebedeeld. Eiser werd daardoor overbedeeld. In dit kader diende eiser aan gedaagde een bedrag van € 89.542,16 minus PM te voldoen. Deze beschikking is, voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4 Gedaagde heeft voor haar vordering uit hoofde van overbedeling executoriaal beslag laten leggen op de voormalige gezamenlijke woning en op de uitkering van eiser.
3. Het geschil
3.1 Eiser vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door gedaagde uit krachte van de grosse van de beschikking van de rechtbank Almelo van
30 juni 2011 onder het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) gelegde beslag op zijn uitkering op te heffen, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
3.2 Eiser stelt daartoe dat het beslag op zijn uitkering overbodig is. Doordat gedaagde beslag heeft laten leggen op de woning heeft zij voldoende zekerheid dat haar vordering kan worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de woning. De woning wordt immers te koop aangeboden voor € 199.000,--, terwijl de woning slechts is belast met een hypotheek van ongeveer € 76.000,--. Bovendien zijn er andere vermogensbestanddelen waarop beslag zou kunnen worden gelegd, dan wel die verzilverd zouden kunnen worden, zoals de aan de hypotheek gekoppelde Spaar Optimaal Verzekering bij Interpolis. Door desondanks te weigeren om het beslag op eisers uitkering op te heffen, maakt gedaagde misbruik van recht, aldus eiser, en wordt hij onevenredig zwaar in zijn belangen getroffen. Eisers vaste lasten overstijgen na het op zijn uitkering gelegde beslag zijn inkomen, nu dat in verband daarmee is teruggebracht naar de beslagvrije voet. Doordat de bank vanwege eisers gewijzigde uitkeringssituatie weigert om eiser te financieren is er een noodtoestand ontstaan, waardoor eiser geen gevolg kan geven aan de beschikking van de rechtbank van 30 juni 2011.
3.3 Gedaagde heeft de vordering van de man gemotiveerd betwist en heeft geconcludeerd tot afwijzing van zijn vordering, met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig op dat verweer ingaan.
4. De beoordeling
4.1 De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van het gevorderde het spoedeisend belang bij de onderhavige vordering voorvloeit. Gedaagde heeft dit spoedeisend belang overigens ook niet betwist.
4.2 Bij een vordering tot opheffing van een executoriaal beslag heeft de executierechter slechts een beperkte taak. Hij zal slechts in de executie mogen ingrijpen indien de executant zich door de executie schuldig maakt aan misbruik van bevoegdheid (vgl. HR 22 december 2006, NJ 2007, 173). Van misbruik van executiebevoegdheid kan slechts sprake zijn indien de te executeren titel klaarblijkelijk berust op een feitelijke misslag, of indien tenuitvoerlegging op grond van na de titel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Een vexatoir beslag zou tot een dergelijke noodsituatie kunnen leiden. De vraag of het leggen van executoriaal beslag als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt (de beslaglegger oefent zijn bevoegdheid tot beslaglegging uit op eigen risico), dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen (vgl. HR 24 november 1995, NJ 1996, 161).
4.3 Gesteld noch gebleken is dat de beschikking van de rechtbank van 30 juni 2011, waarbij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld, op een feitelijke of juridische misslag berust.
4.4 Vervolgens dient de voorzieningenrechter te beoordelen of op grond van na de beschikking van 30 juni 2011 voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, klaarblijkelijk bij eiser een noodtoestand is ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van die beschikking onaanvaardbaar is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in financiële nood is gekomen nu hem financiering voor het hypotheekplan ten behoeve van uitkoop van gedaagde wordt geweigerd als gevolg van de wijziging in zijn uitkeringssituatie. Hierdoor dient eiser, teneinde in staat te zijn de vordering wegens overbedeling aan gedaagde te voldoen, de woning te verkopen. Zolang de woning niet is verkocht, beschikt eiser over onvoldoende middelen om de vordering aan gedaagde (volledig) te voldoen. De financiële nood is vergroot vanwege het door gedaagde op eisers uitkering gelegde beslag. Hierdoor zijn eisers inkomsten dermate laag geworden dat hij daarvan niet al zijn vaste lasten meer kan betalen.
4.5 Het voert naar het oordeel van de voorzieningenechter echter te ver om op grond van deze eerst na de beschikking van 30 juni 2011 aan de zijde eiser ontstane noodtoestand, tot de conclusie te komen dat onverwijlde tenuitvoerlegging van de beschikking onaanvaardbaar zou zijn. Gedaagde heeft immers een gerechtvaardigd belang bij de tenuitvoerlegging van voornoemde beschikking, nu door haar onweersproken is gesteld dat ook haar vaste lasten hoger zijn dan haar inkomsten. Gedaagde verkeert derhalve in een vergelijkbare situatie als eiser. Van een vexatoir beslag is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake.
4.6 In afwachting van de verkoop van het huis en het vrijkomen van de daarmee gemoeide financiële middelen, leek de afkoop van een aan de hypotheek gekoppelde polis tijdelijk soelaas te bieden. Eiser zou met de opbrengst een deel van de vordering van gedaagde zou kunnen voldoen, onder de voorwaarde dat het op eisers uitkering rustende beslag zou worden opgeheven. Het aanhouden van de behandeling van de zaak teneinde partijen de gelegenheid te geven dit te regelen, heeft echter om onopgehelderde redenen niet geleid tot een oplossing waarin zowel eiser als gedaagde zich kon vinden.
4.7 Inmiddels is blijkens een op 29 oktober 2012 door eiser ingebrachte koopakte de voormalige echtelijke woning onder voorbehoud van financiering verkocht voor
€ 185.000,--. De koop kan nog door de koper worden ontbonden indien uiterlijk op 23 november 2012 geen financiering ter hoogte van de koopsom is verkregen. Het is de bedoeling dat de akte van levering op 1 maart 2013 zal worden gepasseerd. Tot zekerheid van nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 3 december 2012 een schriftelijke bankgarantie van € 18.5000,-- doen stellen.
4.8 Gelet op het vorenstaande is het aannemelijk dat op korte termijn gelden uit de verkoop van de woning beschikbaar komen. Hiermee zal eiser de vordering die gedaagde op
hem heeft wegens overbedeling kunnen voldoen. Indien de verkoop geen doorgang vindt vanwege financieringsproblemen aan de zijde van de kopers, zullen gelden uit de bankgarantie beschikbaar komen.
4.9 In deze omstandigheden komt het belang van gedaagde bij het op eisers uitkering gelegde beslag op korte termijn te vervallen en zou het desondanks handhaven van het beslag misbruik van de bevoegdheid tot executie opleveren.
4.10 De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om de vordering van eiser toe te wijzen, zoals hierna bepaald.
4.11 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter ziet geen reden om toepassing te geven aan het uitgangspunt dat, nu partijen een affectieve relatie hebben gehad, de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Aangezien aan eiser een toevoeging is verleend dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Almelo.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Heft op het door gedaagde onder UWV, zetelend te Amsterdam, mede kantoorhoudende te 7551 BK Hengelo aan de Prinses Beatrisxtraat 13, uit kracht van de grosse van de beschikking van de rechtbank Almelo van 30 juni 2011 gelegde executoriale beslag met ingang van 1 januari 2013.
II. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
III. Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op € 163,64 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat, waarvan te betalen aan de griffier van dit gerecht € 90,64 aan explootkosten.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.