ECLI:NL:RBALM:2012:BY3328

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 360 GEMWT V1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende duidelijkheid in dwangsombesluit leidt tot vernietiging van invordering dwangsom

In deze zaak stond ter discussie of de gemeente Tubbergen op goede gronden is overgegaan tot de invordering van een dwangsom die aan eiser was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het dwangsombesluit onvoldoende duidelijk was geformuleerd. Verweerder had in het dwangsombesluit termen als 'weg', 'perceel' en 'onze grond' gebruikt, wat leidde tot onduidelijkheid over de te nemen maatregelen door eiser. De rechtbank constateerde dat de feitelijke situatie, de kadastrale informatie en de wegenlegger niet op elkaar aansloten, waardoor het voor eiser onduidelijk was welke acties hij moest ondernemen om aan het dwangsombesluit te voldoen. Eiser had de gemeente uitgenodigd voor een bezoek om de situatie te bespreken, maar volgens verweerder was er geen akkoord bereikt over de maatregelen. Na het bezoek besloot verweerder zonder verder overleg over te gaan tot invordering van de dwangsom.

De rechtbank oordeelde dat de onduidelijkheid in het dwangsombesluit niet was weggenomen tijdens het bezoek van de gemeentelijke medewerker. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of eiser had voldaan aan de last onder dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit van 10 augustus 2011. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en nauwkeurige formuleringen in bestuursrechtelijke besluiten, zodat betrokkenen weten welke maatregelen zij moeten nemen om aan de verplichtingen te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 12 / 360 GEMWT V1 A
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
Eiser,
gemachtigde: mr. D. Pool,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tubbergen,
gevestigd te Tubbergen, verweerder,
gemachtigde: C.I. Migchielsen.
Procesverloop
Bij besluit van 10 augustus 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om over te gaan tot invordering van een verbeurde dwangsom.
Bij besluit van 21 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 14 september 2012. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de mevrouw C.I. Migchielsen.
Overwegingen
1. In geschil is of verweerder op goede gronden is overgegaan tot invordering van de dwangsom.
2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Verweerder is tot invordering overgegaan van een last onder dwangsom die op 25 november 2010 door verweerder aan eiser is opgelegd (het dwangsombesluit). In het dwangsombesluit staat onder het kopje Opleggen last onder dwangsom onder meer het volgende:
‘Omdat wij willen dat de genoemde strijdige situatie wordt beëindigd en beëindigd blijft, leggen wij u als overtreder een last onder dwangsom op strekkende tot […] en het verwijderen van de plantenbakken, de picknicktafel, de zwerfkei en de grondwal van het perceel kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie C, nummer 2641.’
[…]
‘Als voor 1 januari 2011 de betreffende plantenbakken, de picknicktafel en de zwerfkei niet zijn verwijderd van de weg, verbeurt u een dwangsom van € 2.500.
[…]
Als de plantenbakken, de picknicktafel en de zwerfkei van onze grond zijn verwijderd, geldt het volgende ter voorkoming van herhaling van de overtreding: Wanneer geconstateerd wordt dat op de weg wederom door u voorwerpen of stoffen zijn verplaatst, verbeurt u een eenmalige dwangsom van € 2.500. De maximaal te verbeuren dwangsom bedraagt € 2.500.
3. Eiser heeft binnen de begunstigingstermijn aan verweerder verzocht om een gemeentelijke medewerker naar het gebied te sturen zodat eiser samen met deze medewerker de juiste loop van het fietspad kon bepalen. Op 12 mei 2011 heeft een gemeentelijk medewerker een bezoek gebracht en heeft overleg plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heeft eiser enkele zaken verplaatst en met een spuitbus strepen op de weg gezet.
4. Eiser stelt dat het hem niet duidelijk was welke maatregelen van hem werden verwacht. Voorts stelt eiser dat hij in de veronderstelling was dat hij na het bezoek van 12 mei 2011 aan het dwangsombesluit had voldaan.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Artikel 5:32a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de last onder dwangsom de te nemen herstelmaatregelen omschrijft. Het beginsel van de rechtszekerheid brengt mee dat in de bestuursdwangaanschrijving de maatregelen worden omschreven waardoor de betrokkene kan voorkomen dat de bestuursdwang wordt geëffectueerd. De omschrijving van de maatregelen dient nauwkeurig te zijn en wel zo dat belanghebbenden niet in het duister behoeven te tasten omtrent hetgeen zij hebben te doen of te laten om effectuering van de bestuursdwang te voorkomen (vgl. de uitspraken van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van 13 november 2002, LJN AF0268 en 11 augustus 2004, LJN AQ6624 en 9 maart 2011, LJN BP7132)
7. Verweerder heeft in het dwangsombesluit de termen ‘weg’, ‘perceel’ en ‘onze grond’ gebruikt om het gebied waarvan de zaken verwijderd dienden te worden te omschrijven. De rechtbank is met eiser van oordeel dat door het gebruik van de verschillende termen onduidelijk is welke maatregelen eiser dient te nemen om er voor te zorgen dat wordt voldaan aan het dwangsombesluit. In het onderhavige geval wordt de onzekerheid verder vergroot doordat de feitelijke situatie, de kadastrale informatie en informatie uit de wegenlegger niet op elkaar lijken aan te sluiten. Zo liggen delen van de weg niet binnen de kadastrale percelen en is de weg breder dan de wegenlegger aangeeft. Ook is het deel van de weg op perceel kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie C, nummer 2641 niet geasfalteerd zoals de rest van de weg, maar liggen er klinkers. Hierdoor volgt de loop van de weg niet rechtstreeks uit het uiterlijk van het wegdek.
8. De rechtbank overweegt tevens dat het bezoek van de gemeentelijk medewerker op 12 mei 2011 geen einde heeft gemaakt aan de onduidelijkheid over de maatregelen die eiser diende te nemen om aan het dwangsombesluit te voldoen. Eiser had met dat uitdrukkelijke doel de gemeente uitgenodigd voor een bezoek. Volgens eiser waren partijen tijdens het bezoek akkoord over de wijze waarop het fietspad moest lopen en heeft eiser de vereiste maatregelen genomen. Volgens verweerder waren partijen niet tot een akkoord gekomen en is dit ook als zodanig aan eiser verteld. Vast staat dat verweerder na het bezoek van 12 mei 2011 zonder nader overleg tot invordering van de dwangsom is overgegaan.
9. De rechtbank acht gezien de onduidelijkheid in het dwangsombesluit dat niet is weggenomen tijdens het bezoek van de gemeentelijk medewerker, de last onder dwangsom onvoldoende duidelijk omschreven zodat niet kan worden vastgesteld wanneer eiser heeft voldaan aan de last. Daarmee kan ook niet worden vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de last onder dwangsom.
10. De rechtbank zal het beroep van eiser gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Aangezien de last onduidelijk is en dit een gebrek is dat niet kan worden hersteld, zal de rechtbank in het kader van de finale geschillenbeslechting het primaire besluit van 10 augustus 2011 herroepen.
11. Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de kosten van rechtsbijstand in verband met het beroepschrift (1 punt ad € 437,-- bij een zaak van gemiddelde zwaarte, wegingsfactor 1).
1. Beslissing
De Rechtbank Almelo:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 10 augustus 2011;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 437,--, door verweerder te betalen aan eiser;
- draagt verweerder op aan eiser het griffierecht ad € 156,-- te vergoeden.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van G. Kootstra, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012
Afschrift verzonden op
mtl