ECLI:NL:RBALM:2012:BY5229

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/750019-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en geen straf opgelegd voor verdachte in wapenbezit- en overdrachtszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het zonder vergunning overdragen en vervoeren van wapens van categorie III. De verdachte, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats, werd ervan beschuldigd op 13 september 2009 in Tubbergen, samen met anderen, verschillende dubbelloops jachtgeweren te hebben overgedragen aan het Tubbergse schuttersgilde zonder de benodigde vergunningen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het overdragen van wapens zonder de vereiste vergunningen en het vervoeren van wapens zonder de juiste documenten. De officier van justitie eiste een geldboete of vervangende hechtenis, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte als erkenninghouder niet op de hoogte was van de illegale status van zijn handelingen, en dat zijn acties jarenlang door de autoriteiten waren gedoogd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste beschuldigingen en legde geen straf of maatregel op, maar gelastte wel de teruggave van in beslag genomen wapens aan de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich als professioneel wapenhandelaar had moeten vergewissen van de legaliteit van zijn handelingen, maar dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het gedogen door de autoriteiten, leidden tot de beslissing om geen straf op te leggen.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/750019-10
Datum vonnis: 27 november 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 april 2012 en 13 november 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Rolde, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zonder verlof en/of licentie een aantal dubbelloops geweren heeft overgedragen aan het Tubbergse schuttersgilde, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest en hij deze wapens zonder vergunning heeft vervoerd dan wel daaraan medeplichtig is geweest.
Feit 2: een aantal dubbelloops jachtgeweren heeft overgedragen aan anderen zonder dat sprake was van een verlof tot verkrijging, dan wel dat hij een aantal dubbelloops jachtgeweren zonder het benodigde verlof voorhanden heeft gehad.
Feit 3: een dubbelloops jachtgeweer zonder verlof aanwezig heeft gehad, dan wel zonder verlof en/of vergunning een dubbelloops jachtgeweer heeft vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) van categorie III, te weten
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Browning en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Laurona en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Winchester en/of
- een of meer (dubbelloops) (jacht)gewe(e)r(en), merk Miroku en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Beretta,
heeft overgedragen aan (leden van) het Tubbergse schuttersgilde (zonder KNSA
licentie, althans zonder (het) benodigde verlof/verloven);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
de Haaksbergse schuttersvereniging en/[medev[getuige],
op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) van categorie III, te weten
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Browning en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Laurona en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Winchester en/of
- (een) (dubbelloops) (jacht)gewe(e)r(en), merk Miroku en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Beretta
heeft/hebben overgedragen aan (leden van) het Tubbergse schuttersgilde (zonder
KNSA licentie, althans zonder (het) benodigde verlof/verloven),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13
september 2009, te Tubbergen,in elk geval in Nederland, opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door als wapenbeheerder, zonder dat
daartoe enig verlof was verleend, voornoemde wapen(s) te leveren aan (leden
van) het Tubbergse schuttersgilde (zonder KNSA licentie, althans (het)
benodigde verlof/verloven);
EN/OF
hij op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie III, te weten
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Browning en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Laurona en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Winchester en/of
- een of meer (dubbelloops) (jacht)gewe(e)r(en), merk Miroku en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Beretta,
zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld in artikel 9, vierde lid van de
Wet Wapens en Munitie, dan wel verlof tot vervoer, als bedoeld in artikel 24
van die wet, heeft vervoerd;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
de Haaksbergse schuttersvereniging en/[medev[getuige],
op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie III, te weten
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Browning en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Laurona en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Winchester en/of
- een of meer (dubbelloops) (jacht)gewe(e)r(en) merk Miroku en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Beretta,
zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld in artikel 9, vierde lid van de
Wet Wapens en Munitie, dan wel verlof tot vervoer, als bedoeld in artikel 24
van die wet, heeft vervoerd,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13
september 2009, te Tubbergen, in elk geval in Nederland, opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door als wapenbeheerder, zonder dat daartoe
enig verlof was verleend, voornoemde wapen(s) te vervoeren;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 september
2010, in elk geval op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen en/of Haaksbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Browning en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Laurona en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Winchester en/of
- een of meer (dubbelloops) (jacht)gewe(e)r(en), merk Miroku en/of
- een of meer (enkelloops) (jacht)gewe(e)r(en), merk Pedersoli
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Beretta
zijnde wapens van categorie III, heeft overgedragen aan de Haaksbergse
schuttersvereniging en/of [getuige] (voorzitter) zonder inontvangstneming
van het in artikel 32 van genoemde wet bedoelde verlof tot verkrijging;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 september
2010, in elk geval op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie III, te weten
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Browning en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Laurona en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Winchester en/of
- een of meer (enkelloops) (jacht)gewer(e)r(en), merk Pedersoli en/of
- een (dubbelloops) (jacht)geweer, merk Beretta, voorhanden heeft gehad,
zonder dat hij, verdachte, daartoe de/het benodigde verlof/verloven had;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 september
2010, in elk geval op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen en/of Haaksbergen, althans in Nederland,
een of meer wapens van categorie III, te weten een (dubbelloops)
(jacht)geweer), merk Beretta, voorhanden heeft gehad, zonder dat hij,
verdachte, daartoe het/de benodigde verlof/verloven had;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 13 september
2010, in elk geval op of omstreeks 13 september 2009,
te Tubbergen, althans in Nederland,
een of meer wapens van categorie III, te weten een (dubbelloops)
(jacht)geweer, merk Beretta, zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld in
artikel 9, vierde lid van de Wet wapens en munitie, dan wel verlof tot
vervoer, als bedoeld in artikel 24 van die wet, heeft vervoerd.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, anders dan ter terechtzitting van 20 april 2012, thans gevorderd, ter zake van feit 1 eerste deel primair en tweede deel primair, ten aanzien van de Beretta, alsmede feit 2 subsidiair ten aanzien van de Beretta, een geldboete van € 800,-- of zestien dagen vervangende hechtenis waarvan € 400,-- of acht dagen voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar.
Ter zake van feit 1 tweede deel primair en feit 2 subsidiair, concludeert de officier van justitie, voor zover deze feiten zien op andere wapens dan de Beretta, tot ontslag van rechtsvervolging van verdachte op grond van afwezigheid van alle schuld.
Ter zake van feit 3 primair concludeert de officier van justitie tot vrijspraak waar het Haaksbergen betreft en tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie waar het Tubbergen betreft.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De officier van justitie heeft, in het geval de rechtbank feit 3 primair niet bewezen acht, betoogd, dat hij ter zake van feit 3 subsidiair, op grond van het ‘ne bis in idem-beginsel’ niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. Hij voert daartoe aan dat feit 3 subsidiair, hetzelfde feitencomplex betreft als hetgeen ten aanzien van de Beretta, al onder feit 1 tweede deel primair ten laste is gelegd, en dat derhalve sprake is van een dubbele vervolging voor dezelfde materiële gedraging.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging, ook ten aanzien van feit 3 subsidiair. Van een situatie als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is hoe dan ook geen sprake, nu dit eventueel pas het geval zou zijn als verdachte voor feit 1 tweede deel primair onherroepelijk zou zijn veroordeeld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Verdachte heeft 13 september 2009, zonder verlof en/of licentie (niet zijnde een erkenning), een aantal wapens van categorie III, te weten zes dubbelloops jachtgeweren van respectievelijk de merken Browning, Laurona, Winchester, Miroku (2 stuks) en Beretta vanuit Haaksbergen, ten behoeve van het Tubbergse schuttersgilde, naar Tubbergen vervoerd en aldaar ter hand gesteld aan de aldaar aanwezige laders, leden van dat gilde , .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich, met betrekking tot de feiten waarvan hij tot een bewezenverklaring concludeert, op het standpunt dat de door verdachte in die feiten verrichte handelingen niet vallen onder de term “uitwisselen” in zijn erkenning in de zin van de Wet wapens en munitie (WWM) en dat verdachte aldus niet gerechtigd was wapens in Tubbergen te laten gebruiken.
Ten aanzien van de feiten waarvan de officier van justitie concludeert tot ontslag van rechtsvervolging, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte, op grond van het aan de Schuttersvereniging Haaksbergen (mondeling) verleende verenigingsverlof,
gerechtigd was de wapens, met uitzondering van de Beretta, die niet op de vergunningaanvraag stond, voorhanden te hebben en naar Tubbergen te vervoeren.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte ter zake van sub 1 eerste deel primair dient te worden vrijgesproken, nu het kortstondig uit handen geven van een geweer aan een schutter in deze omstandigheden niet kan worden aangemerkt als overdragen van dat wapen. Met betrekking tot de overige aan verdachte tenlastegelegde feiten, te weten het meenemen van wapens naar Tubbergen en deze wapens laten gebruiken tijdens een schutterfeest, stelt de raadsman dat die handelingen vallen onder de aan verdachte verleende erkenning.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot het betoog van de verdediging overweegt de rechtbank alsvolgt.
In deze zaak heeft verdachte zes hagelgeweren vanuit een opslag in Haaksbergen meegenomen naar Tubbergen. Daar heeft hij deze vuurwapens overhandigd aan zes laders, allen vrijwilligers van het Schuttersgilde Tubbergen. Deze personen hebben tijdens het bedrijfsschieten op 13 september 2009 de geweren geladen, deze vlak voor het vuren overhandigd aan een deelnemer, toezicht gehouden op het schieten en onmiddellijk na het vuren weer overgenomen van de betreffende deelnemer.
Naar het oordeel van de rechtbank is het begrip “overdragen” in de tenlastelegging kennelijk gebruikt in de betekenis welke daaraan toekomt in artikel 31 van de WWM. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder 11° WWM wordt in deze wet onder “overdragen” verstaan “het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht”. Overeenkomstig HR 24 juni 1997, LJN ZD0769, oordeelt de rechtbank dat onder “overdragen” ook valt het tijdelijk afstaan aan een ander. In deze zaak heeft verdachte de wapens afgestaan voor gebruik gedurende, in beginsel, het gehele bedrijfsschieten. Daarmee heeft hij de wapens overgedragen in de zin van de tenlastelegging.
Voor zover de verdediging zich heeft beroepen op de, ten tijde van de tenlastegelegde feiten geldende, Circulaire wapens en munitie 2005 (Circulaire), overweegt de rechtbank dat aan de inhoud daarvan geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend waar het gaat om de uitleg van artikel 31 WWM (zie ook het hiervoor genoemde arrest). Overigens zijn de handelingen van verdachte ook niet te brengen onder één van de door de Circulaire genoemde gevallen waarin geen sprake zou zijn van overdragen. Het schieten werd niet beoefend onder het direct toezicht van verdachte als erkenninghouder, maar onder toezicht van personen (de laders) zonder verlof of erkenning voor de betreffende wapens. De Circulaire verbiedt in Bijzonder deel (B) “2.2.5. Promotieactiviteiten en introducés” het organiseren van bedrijfsfeesten en evenementen. Er is geen sprake van een schietcentrum (B2.3), van het tijdelijk en incidenteel in gebruik afstaan van een privéwapen (B2.4.6) of van wapens die vallen onder de Circulaire Verruiming introducéregeling schutterijen (Staatscourant. 2007, nr. 14, blz. 12).
De rechtbank verwerpt verder het betoog dat de handelingen van verdachte waren toegestaan op grond van de hem verleende erkenning met nummer 20060363888. Deze erkenning strekt tot het herstellen, uitwisselen, verhandelen en vervaardigen van wapens van de categorieën II en III. Niet in geschil is dat activiteiten niet vallen onder herstellen, verhandelen en vervaardigen. Volgens de verdediging zou het echter gaan om “uitwisselen”. Deze term wordt in de erkenning kennelijk gebruikt in de zin van artikel 9, eerste lid, WWM. Deze wet definieert dit begrip niet nader. In het normale spraakgebruik heeft uitwisselen de betekenis ruilen. Het begrip is voor het eerst in artikel 9 WWM ingevoegd bij Wet van 27 januari 1994, Staatsblad 1994, 84. Deze wet diende tot aanpassing van de WWM aan de Richtlijn 91/477/EEG (zie ook TK 1992-1993, 23028, nr. 3, blz. 8). In de Nederlandse, Engelse, Franse en Duitse tekst van artikel 1 van deze richtlijn wordt gesproken over respectievelijk “uitwisseling”, “exchange”, “l’échange” en “tauscht”. Ook daaruit volgt dat met uitwisselen wordt gedoeld op ruilen van een eigen wapen met een wapen van een andere persoon. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest.
Het vervoer van wapens is volgens de erkenning, voor zover relevant, slechts geoorloofd tussen de bewaarplaats en de locatie waar het gebruik ingevolge de bestemming is toegestaan. Omdat de erkenning het tenlastegelegde gebruik niet toestaat, valt ook het vervoer van de tenlastegelegde wapens niet onder de erkenning.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 2 primair en subsidiair en sub 3 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Daartoe overweegt de rechtbank,
met betrekking tot sub 2 primair, dat niet aan de hand van wettige bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de in dat feit genoemde wapens ooit aan de Haaksbergse Schuttersvereniging en/of [getuige] zijn overgedragen;
met betrekking tot sub 2 subsidiair en sub 3 primair, dat verdachte als erkenninghouder gerechtigd was de in die feiten genoemde wapens voorhanden te hebben.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 eerste deel primair, sub 1 tweede deel primair en sub 3 subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 september 2009, te Tubbergen,
wapens van categorie III, te weten
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Browning en
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Laurona en
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Winchester en
- dubbelloops jachtgeweren, merk Miroku en
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Beretta,
heeft overgedragen aan leden van het Tubbergse schuttersgilde (zonder benodigde verloven);
EN
hij op 13 september 2009, te Tubbergen,
wapens van categorie III, te weten
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Browning en
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Laurona en
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Winchester en
- dubbelloops jachtgeweren, merk Miroku en
- een dubbelloops jachtgeweer, merk Beretta,
zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld in artikel 9, vierde lid van de
Wet Wapens en Munitie, dan wel verlof tot vervoer, als bedoeld in artikel 24
van die wet, heeft vervoerd;
3.
hij op 13 september 2009, te Tubbergen,
een wapen van categorie III, te weten een dubbelloops
jachtgeweer, merk Beretta, zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld in
artikel 9, vierde lid van de Wet wapens en munitie, dan wel verlof tot
vervoer, als bedoeld in artikel 24 van die wet, heeft vervoerd.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 eerste deel primair, sub 1 tweede deel primair en sub 3 subsidiair, meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 eerste deel primair het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 31 eerste lid van de Wet wapens en munitie
feit 1 tweede deel primair en feit 3 subsidiair het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 22 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het onder 1 tweede deel primair bewezen verklaarde precies dezelfde feitelijke handeling betreft als het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde, zodat zij deze feiten kwalificeert als één strafbare handeling.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Door en namens verdachte is betoogd dat verdachte wegens afwezigheid van alle schuld dient te worden ontslagen van rechtsvervolging nu hij op grond van mededelingen van de bevoegde autoriteiten mocht menen dat hij als erkenninghouder bevoegd was tot het voorhanden hebben, het vervoeren en het overdragen van de in de tenlastelegging genoemde wapens en dat hij in dit concrete geval ook handelde op verzoek of met instemming van deze autoriteiten.
De rechtbank ziet zich, gelet op vorenstaande, voor de vraag gesteld of verdachte meende en in redelijkheid kon menen dat zijn erkenning dit handelen toeliet. In dat verband is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat vanwege de bevoegde autoriteiten aan verdachte te verstaan is gegeven dat hij als erkenninghouder mocht handelen zoals hij gehandeld heeft en dat zijn handelwijze viel onder de in de erkenning genoemde term “uitwisselen”. De als getuige gehoorde politieambtenaren verklaren daar niets over. Evenmin is aannemelijk geworden dat verdachte, vooruitlopend op het aan de Haaksbergse Schuttersvereniging te verlenen verenigingverlof, na mondelinge toestemming in het kader van een zogenoemde gedoogsituatie, gerechtigd was wapens aan het Tubbergse Schuttersgilde te overhandigen. De getuige brigadier Westendorp kan zich dit niet herinneren. De getuige brigadier Ensink spreekt slechts over een toestemming voor een feest in Haaksbergen en niet over toestemming voor het schuttersfeest in Tubbergen. Ook de getuige [medev[getuige], die ook aanwezig was bij dit gesprek, lijkt alleen te spreken over het Haaksbergse evenement. Voor zover die gedoogsituatie zich wel over Tubbergen zou uitstrekken, is in ieder geval door verdachte niet voldaan aan de in het verlof gestelde, en volgens Ensink ook mondeling genoemde, voorwaarde, dat als laders alleen de vier beheerders die op de verlofaanvraag stonden, mochten optreden.
Wat er ook zij van de bij verdachte aanwezige wetenschap omtrent de legaliteit van de hem verweten gedragingen, hij dient zich als professioneel wapenhandelaar, er te allen tijde van te vergewissen dat zijn aan de Wet wapens en munitie gerelateerde handelingen, niet strijdig zijn met enige wettelijk voorschrift. Verdachte is daarin, naar het oordeel van de rechtbank, tekort geschoten zodat een beroep op afwezigheid van alle schuld dient te worden verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij het nemen van na te melden beslissing houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verrichtingen in het kader van de Wet wapens en munitie zijn, gelet op het gevaarzettend karakter van op die wet betrekking hebbende handelingen, met de nodige waarborgen omkleed. Verdachte heeft zich er onvoldoende rekenschap van gegeven of hij wel overeenkomstig de wettelijke bepalingen handelde. In principe zou daarop met enige straf, in welke vorm dan ook, gereageerd moeten worden.
De rechtbank stelt echter vast dat de bevoegde autoriteiten jarenlang het leveren van wapens voor schuttersfeesten ongemoeid hebben gelaten. Zoals de getuige Westendorp verklaart, zijn vogelschietfeesten in de wetgeving eigenlijk niet goed geregeld. Hij zegt dat de afdeling Bijzondere Wetten door gemeenten nooit in de feesten is gekend. Naar het oordeel van de rechtbank kan het fenomeen schuttersfeest de politie echter niet onbekend zijn geweest, niet de afdeling Bijzondere Wetten en zeker niet de lokale politieafdelingen. De rechtbank concludeert daarom dat de politie de controle op de herkomst van de gebruikte wapens structureel achterwege heeft gelaten. Toen de politie wel nadrukkelijk om toestemming werd gevraagd, bleek zij zelfs nog bereid een feest tijdelijk te gedogen.
Hoewel niet is komen vast te staan dat aan verdachte is medegedeeld dat hij de bewezen verklaarde handelingen mocht verrichten, acht de rechtbank wel aannemelijk dat verdachte er nooit een geheim van heeft gemaakt dat hij zijn wapens ter beschikking stelde van het vogelschieten in Haaksbergen en Tubbergen. Dat de politie in 2009 bij deze evenementen werd betrokken, was ook op initiatief van verdachte.
Gelet op het feit dat verdachtes handelen in feite jarenlang is gedoogd door de bevoegde autoriteiten, volstaat de rechtbank met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
Met betrekking tot de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geweer, Browning cal 12, twee stuks munitie Mirage Clever, twee stuks munitie Gyttorp en vier stuks munitie Mirage Clever (hulzen), is de rechtbank van oordeel dat verdachte gerechtigd was deze als erkenninghouder voorhanden te hebben zodat deze aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 9a Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 2 primair en subsidiair en sub 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 eerste deel primair, sub 1 tweede deel primair en sub 3 subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 eerste deel primair, sub 1 tweede deel primair en sub 3 subsidiair, meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 eerste deel primair
handelen in strijd met artikel 31 eerste lid van de Wet wapens en munitie
feit 1 tweede deel primair en feit 3 subsidiair
handelen in strijd met artikel 22 eerste lid van de Wet wapens en munitie
- verklaart verdachte strafbaar voor het sub 1 eerste deel primair, sub 1 tweede deel primair en sub 3 subsidiair, bewezenverklaarde;
beslissing
- bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van een geweer, Browning cal 12, twee stuks munitie
Mirage Clever, twee stuks munitie Gyttorp en vier stuks munitie Mirage Clever (hulzen).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. H. Bloebaum en mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2012.
Buiten staat
Mr. Visser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.