ECLI:NL:RBALM:2012:BY5914

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133109 / KG ZA 12-236
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens geluidsoverlast door gedaagde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting De Woonplaats en een gedaagde huurder. De Woonplaats vorderde ontruiming van de huurwoning van gedaagde wegens ernstige geluidsoverlast die al jaren aanhield. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was van deze overlast, waaronder klachten van omwonenden en rapporten van de politie. De rechter stelde vast dat de gedaagde, ondanks herhaalde waarschuwingen, geen adequate maatregelen had genomen om de overlast te verminderen. De voorzieningenrechter vond het noodzakelijk om de ontruiming toe te staan, gezien het spoedeisend belang van de Woonplaats om de rust in de buurt te herstellen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de keuze om de zaak bij de civiele sector te brengen, in plaats van bij de kantonrechter, onterecht was en dat dit leidde tot hogere proceskosten voor gedaagde. De rechter besloot een deel van de griffierechten voor rekening van de Woonplaats te laten komen. De gedaagde had verweer gevoerd, maar dit werd verworpen. De rechter oordeelde dat de bodemrechter waarschijnlijk de huurovereenkomst zou ontbinden en de ontruiming zou toestaan. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op één maand, zodat gedaagde de tijd had om alternatieve woonruimte te vinden. De kosten van de procedure werden begroot op € 528,17, die gedaagde diende te betalen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 133109 / KG ZA 12-236
datum vonnis: 30 november 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
De stichting
WONINGSTICHTING DE WOONPLAATS,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
hierna ook wel De Woonplaats te noemen,
advocaat: mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
advocaat: mr. U. Ural te Enschede.
Het procesverloop
De Woonplaats heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 november 2012. Ter zitting zijn verschenen: [W] namens De Woonplaats vergezeld door mr. Leijssen en [gedaagde] vergezeld door mr. Ural. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast. [Gedaagde] huurt sinds 1 december 1995 van De Woonplaats de woning aan de [adres] te [woonplaats]. De woning is onderdeel van een complex van woningen in een voormalig fabrieksgebouw. De woningen zijn hoog en gehorig.
2. De Woonplaats heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en te ontruimen wegens geluidsoverlast en zulks uitvoerbaar bij voorraad. Onder overlegging van producties, waaronder klachtenformulieren van verschillende huurders en dagrapporten van de politie, stelt de Woonplaats dat er al jaren sprake van geluidsoverlast door [gedaagde], bestaande uit het afspelen van harde muziek, zowel overdag als ’s nachts, het slaan op muren en verwarming en schreeuwen. De Woonplaats is als verhuurder gehouden op te treden tegen geluidsoverlast; zij dient omwonenden, ook huurders van de Woonplaats, rustig huurgenot te verschaffen. Waarschuwingen halen bij [gedaagde] niets uit en de geluidsoverlast is de laatste maanden zodanig toegenomen en geïntensiveerd dat buurtbewoners het heft in eigen handen dreigen te nemen. [Gedaagde] heeft reeds telefonische en schriftelijke bedreigingen gehad. Er rest niets anders dan door het ontruimen van het gehuurde de rust te herstellen, aldus De Woonplaats.
3. [Gedaagde] heeft verweer gevoerd en gesteld dat er geen sprake is van spoedeisend belang en dat bovendien onvoldoende zeker is dat de bodemrechter de vordering van De Woonplaats zal toewijzen. [Gedaagde] heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, subsidiair dient het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard en uiterst subsidiair dient de ontruimingstermijn op drie maanden te worden gesteld. [Gedaagde] heeft de stellingen en de producties weersproken. Er is geen sprake van ernstige overlast en [gedaagde] is zeker niet de enige overlastveroorzaker. [Gedaagde] heeft tegen een omwonende aangifte gedaan van overlast. Er sprake van actie/reactie: in reactie op geluidsoverlast van een omwonende zet [gedaagde] zijn muziek harder.
4. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en het daaromtrent door de Woonplaats gestelde, aanwezig.
5. De onderhavige vordering kan slechts worden toegewezen als het zeer waarschijnlijk is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden en dat de ontruiming zal worden toegewezen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Dit gelet op het definitieve karakter van de beslissing. Bij de beoordeling dienen alle omstandigheden van het geval meegewogen te worden.
6. Uit de door De Woonplaats overgelegde producties, meer in het bijzonder de klachtenformulieren van verschillende huurders en de vele dagrapporten van de politie, is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] ernstige overlast heeft veroorzaakt en dat die overlast zich de laatste tijd heeft geïntensiveerd. Alleen al over het jaar 2012 zijn er drie dagrapporten van de politie overgelegd (d.d. 18-02-2012 ’s nachts, d.d. 18-02-2012 overdag en d.d. 16-06-2012) waaruit ernstige geluidsoverlast door [gedaagde] blijkt, zijn er meer ingekomen klachten over geluidsoverlast overgelegd en tot slot is een brief van De Woonplaats d.d. 04-09-2012 overgelegd waaruit blijkt dat medewerkers van De Woonplaats zelf ook overlast hebben ervaren van [gedaagde] toen zij bij de buurvrouw van [gedaagde] waren. Voorts is voldoende gebleken dat waarschuwingsbrieven van De Woonplaats geen soelaas bieden en dat [gedaagde] in 2012 twee keer door omwonenden is bedreigd in verband met overlast. De laatste schriftelijke en anonieme bedreiging, gevonden op 18 oktober 2012, liegt er niet om: [gedaagde] wordt daarin met de dood bedreigd.
7. Het verweer van [gedaagde] dat er geen sprake is geweest van ernstige geluidsoverlast zal derhalve worden verworpen. Ook de stelling dat er sprake is van een reactie op geluidsoverlast van een ander kan [gedaagde] niet baten. Voor zover er al sprake is van actie-reactie is [gedaagde] op dit punt op zijn minst hardleers. Al vanaf 2007 wordt door De Woonplaats en de politie gezegd dat [gedaagde] bij overlast van een ander de overlast moet melden en dat het harder zetten van zijn eigen muziek niets oplost. Een dergelijke reactie is inadequaat en zorgt er alleen voor dat iedereen last van [gedaagde] krijgt.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de bodemrechter op grond van de overlast de overeenkomst zal ontbinden en ontruiming zal bevelen, zodat de ontruiming in deze als voorlopige voorziening kan worden toegewezen.
9. [Gedaagde] heeft subsidiair verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verzoek is echter niet nader onderbouwd en moet worden afgewezen. Hierboven is reeds overwogen dat er sprake is van spoedeisend belang en dat er sprake is van geïntensiveerde overlast en onrust in de buurt. Onder die omstandigheden valt de in dit kader te maken belangenafweging (het belang van De Woonplaats bij ontruiming versus het belang van [gedaagde] om tot de uitkomst van een nog in te stellen rechtsmiddel in de woning te blijven) in het voordeel van de Woonplaats uit.
10. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding de ontruimingstermijn te verlengen zoals [gedaagde] uiterst subsidiair heeft verzocht en wel tot één maand, teneinde [gedaagde] in staat te stellen woonruimte elders te zoeken.
11. De vordering van De Woonplaats om haar te vergunnen de ontruiming te bewerkstelligen middels “de sterke arm” zal worden afgewezen. Voor zover De Woonplaats bedoelt dat zij zelf de ontruiming wil bewerkstelligen is dit in strijd met art. 556 Rv. (dat bepaalt dat een gedwongen ontruiming dient te geschieden door een deurwaarder) en de in te schakelen deurwaarder is op grond van de wet al bevoegd de hulp van de sterke arm in te roepen.
12. [Gedaagde] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten te dragen.
Omtrent de proceskosten overweegt de voorzieningenrechter dat onduidelijk is waarom De Woonplaats de onderhavige procedure heeft aangebracht bij de voorzieningenrechter van de sector civiel, daar waar ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorziening zoals gevorderd.
Deze handelwijze van De Woonplaats brengt met zich mee dat [gedaagde], als de in het ongelijk gestelde partij, geconfronteerd wordt met een totaalbedrag aan griffierecht van
€ 648,00, te weten € 575,00 voor De Woonplaats en € 73,00 voor [gedaagde], daar waar hij bij de kantonrechter "slechts" met een bedrag van € 109,00 aan griffierecht zou worden geconfronteerd. De voorzieningenrechter vindt het onjuist om de nadelige financiële gevolgen van de keuze voor deze voorzieningenrechter op [gedaagde] af te wentelen.
Zoals gezegd wordt [gedaagde], door zijn verschijning in rechte, door de griffier belast met een bedrag van € 73,00 aan griffierecht. Met in achtneming van het vorenstaande komt het de voorzieningenrechter billijk voor om een gedeelte van het verschuldigde griffierecht als nodeloos veroorzaakt voor rekening van De Woonplaats te laten. In plaats van € 575,00 zal worden toegewezen een bedrag van € 36,00, zijnde het verschil tussen het reeds aan [gedaagde] in rekening gebrachte griffierecht ad € 73,00 en het griffierecht dat bij de sector kanton in rekening zou zijn gebracht, € 109,00. Voorts zal een bedrag van € 400,00 aan salaris worden toegekend, overeenkomstig de door de sector kanton van deze rechtbank gehanteerde tarieven.
Toegewezen zal worden een bedrag van € 528,17, zijnde griffierecht ad € 36,00, dagvaardingskosten ad € 92,17 en € 400,00 salaris.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen met al het zijne en de zijnen.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van De Woonplaats begroot op € 528,17, waaronder € 400,00 salaris.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.