RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133657 / KG ZA 12-256
Vonnis in kort geding van 18 december 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[EISERES],
gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. de Jong te Zeist,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEDAAGDE],
gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.Ch. van der Tak te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de eis in reconventie en producties aan de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Eiseres] heeft in opdracht van de gemeente Rijssen-Holten grond- riolerings- en verhardingswerken uitgevoerd op industrieterrein De Noordermors te Rijssen.
2.2. [Eiseres] en [gedaagde] hebben in dat kader een overeenkomst van onderaanneming gesloten met elkaar. De oorspronkelijke aanneemsom bedroeg € 463.063,89.
2.3. Ingevolge de overeenkomst dient elke rekening van [gedaagde] voorzien te zijn van een door een projectleider/hoofduitvoerder getekende leverantiebon.
2.4. Een deel van de opdracht, het werk aan een groenzone, dient - in opdracht van de gemeente Rijssen-Holten - in regie te worden uitgevoerd.
2.5. [Gedaagde] heeft werkzaamheden verricht waarvoor zij [eiseres] facturen (voorzien van een leverantiebon) heeft verstuurd. De facturen betroffen zowel besteks- als regiewerk. [Eiseres] heeft een bedrag van € 728.141,= voldaan aan [gedaagde].
2.6. Bij vonnis van 24 oktober 2012 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank de vordering van [gedaagde] tot betaling van een voorschot van € 100.000,=, afgewezen. De vordering van [gedaagde] tot afgifte van bepaalde bescheiden, heeft de voorzieningenrechter, op straffe van verbeurte van een dwangsom, toegewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, een en ander zoals nader bepaald in voornoemd vonnis.
2.7. [Gedaagde] heeft, na daartoe op 27 november 21012 verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, op 28 november 2012 ten laste van [eiseres] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de gemeenten Oldenzaal, Rijssen-Holten en Almelo en onder de provincie Gelderland.
2.8. De beslagen zijn gelegd ter verzekering van verhaal van een door [gedaagde]e op [eiseres] gepretendeerde vordering van € 550.000,=, een en ander zoals nader omschreven in het in het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag van 27 november 2012.
3. Het geschil in conventie
3.1. [Eiseres] vordert samengevat - de opheffing van de op 28 november 2012 ten laste van haar gelegde (derden)beslagen, alsmede - indien en voor zover beslag onder de gemeente Rijssen-Holten nog niet is gelegd - een verbod om over te gaan tot beslaglegging onder de gemeente Rijssen-Holten, op straffe van een dwangsom.
3.2. [Gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [Gedaagde] vordert - samengevat- afgifte van alle tekeningen, detailtekeningen en schetsen daaronder begrepen, die aan [gedaagde] bij de offerte aanvraag zijn overhandigd, alsmede van alle opdrachten van de gemeente Rijssen-Holten tot het verrichten van meerwerk en van alle bouwverslagen van het project Noordermors. Daarnaast vordert [gedaagde] een bedrag aan verbeurde dwangsommen en een voorschot van € 75.000,=.
4.2. [Eiseres] voert verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang.
5.2. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
5.3. Blijkens het verzoekschrift dat aan de verlofbeschikking ten grondslag ligt stelt [gedaagde], kort samengevat, dat tussen [gedaagde] en [eiseres] een aannemingsovereenkomst bestaat. Naast de contractuele zijn er (ook meer-) werkzaamheden op zogenoemde regiebasis verricht, die [gedaagde] aan [eiseres] heeft gefactureerd. [Gedaagde] heeft deze werkzaamheden/manuren nog niet betaald gekregen, omdat [eiseres] weigert zogenoemde leveringsbonnen te verstrekken.
5.4. [Eiseres] stelt dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat niet, zelfs niet summierlijk, is gebleken van een vorderingsrecht aan de zijde van [gedaagde]. [Gedaagde] heeft haar vordering bijzonder globaal en op niet te verifiëren wijze weergegeven. De door [gedaagde] gepretendeerde vordering, zoals nader omschreven in het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag, is kennelijk gegrond op het uitgangspunt dat tussen partijen moet worden afgerekend op basis van de door [gedaagde] verschafte manurenstaten. Dat is onjuist. De basis voor de afrekening tussen partijen is het bestek en de per besteksonderdeel overeengekomen vaste prijzen. De manuren(registratie) spelen (speelt) daarbij geen enkele rol, aldus [eiseres]. [Eiseres] stelt dat tussen partijen is afgerekend conform de overeenkomst en het bestek, zowel over het bestekswerk als over het regiewerk. Over elke leverantiebon, op basis waarvan wordt uitbetaald, is overeenstemming bereikt tussen [eiseres] en [gedaagde]. De vordering waarvoor [gedaagde] beslag heeft gelegd is ondeugdelijk.
[Gedaagde] betwist het voorgaande. Er is niet op basis van de daadwerkelijk verrichte prestaties (manuren) afgerekend. Er is sprake van onbetaald gelaten facturen terzake regie- en meerwerk. Daartoe zijn urenstaten essentieel. Tussen de opgaven van haar en van [eiseres] zitten opmerkelijke verschillen, zonder dat [eiseres] daar een verklaring voor geeft. De weekstaten van [eiseres] zijn onvolledig en onzorgvuldig geadministreerd, aldus [gedaagde].
5.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] met haar stellingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door [gedaagde] gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat [gedaagde] ten laste van [eiseres] beslag heeft gelegd voor een aanzienlijke vordering (€ 550.000,00), die is gebaseerd op de door haar opgestelde (onbetaald gelaten) manurenstaten. Niet gebleken is dat [gedaagde] [eiseres] voor een bedrag van € 550.000,00 (een) factu(u)r(en) heeft verzonden. Evenmin is gebleken of het manuren betreft die uit hoofde van de overeenkomst voor vergoeding in aanmerking komen en zo ja, op welke wijze deze vergoeding is berekend dan wel berekend dient te worden. Van [gedaagde] mocht, in ieder geval ter zitting, worden verwacht dat zij voldoende gegevens zou verstrekken op grond waarvan een gerechtvaardigde inschatting kan worden gemaakt omtrent het bedrag dat [eiseres] eventueel aan [gedaagde] is verschuldigd. Immers, indien [gedaagde] niet zou zijn gehouden deze gegevens te verschaffen dan zou [eiseres] feitelijk de mogelijkheid worden onthouden om inhoudelijke verweren tegen de vordering aan te voeren. [Gedaagde] had dus in ieder geval inzichtelijk dienen te maken, hoe zij tot een dergelijke vordering komt. Dat heeft [gedaagde], ook ter zitting, nagelaten. Hiermee heeft [gedaagde] haar vordering naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende geconcretiseerd. [Eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de door [gedaagde] gepretendeerde vordering ondeugdelijk is.
De vordering van [eiseres] tot opheffing van de gelegde conservatoire derdenbeslagen wordt toegewezen.
5.6. Nu [gedaagde] ook reeds beslag heeft gelegd onder de gemeente Rijssen-Holten, heeft [eiseres], gelet op de formulering van haar vordering, geen belang meer bij het door haar op straffe van een dwangsom gevraagde verbod voor [gedaagde] om beslag te leggen onder de gemeente Rijssen-Holten, zodat dit onderdeel van haar vordering geen inhoudelijke beoordeling en verdere bespreking behoeft.
5.7. Ten overvloede. De voorzieningenrechter constateert dat het geschil tussen partijen zich toespitst op het antwoord op de vraag of er volledig is afgerekend tussen partijen, meer specifiek of er sprake is van onbetaald gelaten regie- en meerwerk. Wat partijen onderling exact zijn overeengekomen, of er sprake is van meerwerk en of er volledig en conform de overeenkomst is afgerekend tussen partijen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen, in het bestek van dit kort geding niet worden beoordeeld. Daarvoor is een bodemprocedure de aangewezen weg.
5.8. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,16
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.467,16
5.9. De kosten van betekening van een vonnis komen in beginsel als nakosten voor rekening van de veroordeelde partij. Hierbij geldt volgens de bepalingen van het liquidatietarief rechtbanken en hoven echter wel de voorwaarde dat de veroordeelde partij gedurende veertien dagen na een daartoe strekkende aanschrijving de mogelijkheid heeft gehad om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. De gevraagde vergoeding van de kosten van betekening van het vonnis zal hierna dan ook worden toegewezen mits voornoemde termijn van veertien dagen in acht is genomen.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Op 10 december 2012 heeft mr. Van der Tak een eis in reconventie en stukken toegestuurd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Ter zitting heeft mr. De Jong met een beroep op artikel 7.2 en 6.2 van het procesreglement kort gedingen verzocht om deze eis in reconventie en stukken buiten beschouwing te laten. De voorzieningenrechter honoreert dit beroep en overweegt daartoe als volgt.
6.2. Op grond van artikel 7.2 van het procesreglement kort gedingen dient een partij die een eis in reconventie wenst in te stellen, de eis en de gronden daarvan zo spoedig mogelijk, uiterlijk 24 uur vóór de terechtzitting schriftelijk mee te delen aan de wederpartij, aan eventuele overige partijen en aan de voorzieningenrechter. Op grond van artikel 6.2 van datzelfde procesreglement dienen stukken zo spoedig mogelijk te worden ingediend. Stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de terechtzitting worden ingediend, worden in beginsel buiten beschouwing gelaten. Ratio van het voorgaande is dat de rechter in een civiele procedure slechts mag beslissen aan de hand van een vordering en stukken tot kennisneming waarvan en uitlatingen waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven.
De mondelinge behandeling ter zitting is gehouden op 11 december en aangevangen om 11:00 uur. [Eiseres] en de voorzieningenrechter hebben op 10 december, een dag vóór aanvang van de zitting, de eis in reconventie en de stukken ontvangen van [gedaagde]. [Eiseres] heeft deze op die dag om 12:20 uur ontvangen. De eis in reconventie bevat bovendien niet de gronden daarvan. Toelaten van deze eis in reconventie en de ingediende stukken zou schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhouden, nu mr. De Jong ter zitting daar, namens [eiseres], niet adequaat op kon reageren. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de ingediende reconventionele vordering en de stukken in omvang niet gering zijn en daarmee dus (in beginsel) niet eenvoudig te beoordelen zijn.
6.3. Gelet op het hiervoor overwogene laat de voorzieningenrechter de eis in reconventie op grond van artikel 7.2 jo 1.1 en de stukken op grond van artikel 6.2 jo 1.1 van het procesreglement kort gedingen buiten beschouwing.
6.4. Ten overvloede. Indien en voor zover de reconventionele vordering voor
inhoudelijke beoordeling in aanmerking zou komen, dan zou deze, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, op alle onderdelen moeten worden afgewezen. Voor toewijzing van de gevorderde afgifte van alle tekeningen, alsmede van alle gevraagde opdrachten en alle bouwverslagen van het project Noordermors is geen rechtsgrond gesteld. Bovendien is deze vordering te onbepaald. Voor het gevorderde bedrag aan verbeurde dwangsommen geldt dat [gedaagde] uit kracht van het vonnis van 24 oktober 2012 van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, reeds beschikt over een executoriale titel op grond waarvan zij gerechtigd is tot executie van de verbeurde dwangsommen over te gaan.
Tot slot zou het gevorderde voorschot moeten worden afgewezen, omdat daarover reeds bij vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 24 oktober 2012 afwijzend is beslist. Gesteld noch gebleken is dat het gevraagde voorschot betrekking heeft op een andere vordering.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
7.1. heft op het op 28 november 2012 ten laste van [eiseres] onder de gemeente Oldenzaal, Rijssen-Holten en Almelo en onder de provincie Gelderland gelegde conservatoire (derden)beslag,
7.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.467,16,
7.3. veroordeelt gedaagde in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover gedaagde niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan,
7.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.