ECLI:NL:RBALM:2012:BY8215

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133373/ KG ZA-245
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing betaling achterstallige management fee in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo werd behandeld, vorderde eiseres, een statutair directeur van Stork Plastics Machinery B.V., betaling van achterstallige management fees. De managementovereenkomst, die op 1 mei 2009 was gesloten, voorzag in een vergoeding van € 625,00 per dagdeel exclusief BTW, met een opzegtermijn van zes maanden. Eiseres had de management fee over oktober 2012 niet ontvangen, wat leidde tot het aanhangig maken van dit kort geding. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat Stork niet had aangetoond dat eiseres haar verplichtingen niet was nagekomen. De rechter stelde vast dat Stork de management fee over de maanden augustus en september had betaald, maar dat de betaling voor oktober en de daaropvolgende maanden nog openstond. Stork had onvoldoende bewijs geleverd voor haar verweer dat eiseres onrechtmatig had gehandeld en dat er geen vordering op haar zou bestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat Stork gehouden was de management fee te betalen en veroordeelde haar tot betaling van de achterstallige bedragen, inclusief wettelijke rente. Daarnaast werd Stork veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.476,26 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres direct aanspraak kon maken op de betaling zonder dat Stork eerst in hoger beroep kon gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133373/ KG ZA-245
Vonnis in kort geding van 19 december 2012
in de zaak van
[Eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. R. Bijlsma te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STORK PLASTICS MACHINERY B.V.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagde,
advocaten mr. C.R. Huiskes en mr. C.J. Hottinga te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres]’ en ‘Stork’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van Stork
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van Stork.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Eiseres] is op 1 mei 2009 benoemd tot statutair directeur bij Stork. Partijen hebben daartoe een managementovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een opzegtermijn van zes maanden, gesloten.
2.2. In de managementovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] per dagdeel een management fee ontvangt van € 625,00 exclusief BTW, waarbij [eiseres] de managementfee maandelijks achteraf zal declareren in de eerste week van elke maand. Stork dient ervoor zorg te dragen dat de betaling van de declaratie binnen veertien dagen na factuurdatum door [eiseres] is ontvangen.
2.3. De managementovereenkomst is opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
2.4. De management fee over de maanden augustus en september 2012 is betaald door Stork.
2.5. Stork heeft de management fee over de maand oktober 2012 niet betaald. Dat heeft uiteindelijk geleid tot het aanhangig maken van onderhavig kort geding door [eiseres].
3. Het geschil
3.1. [Eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van Stork tot betaling van de achterstallige en toekomstige management fee over de maanden oktober, november, december 2012 en januari tot en met begin februari 2013.
3.2. Stork voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang.
4.2. In dit kort geding kan van het volgende worden uitgegaan. Stork heeft de managementovereenkomst opgezegd met inachtneming van de in die overeenkomst afgesproken opzegtermijn van zes maanden. Stork is dan ook over die zes maanden de in de overeenkomst vastgelegde management fee verschuldigd aan [eiseres]. De overeenkomst is per 3 augustus 2012 opgezegd. [Eiseres] heeft dit gesteld en het blijkt uit de brief van Stork van 3 augustus 2012, waarin staat vermeld: “...In het licht hiervan zeg ik via deze brief de tussen SPM (Stork, voorzieningenrechter) en [eiseres] …bestaande managementovereenkomst op, met inachtneming van de tussen partijen geldende opzegtermijn van zes maanden.”. [Eiseres] maakt derhalve jegens Stork aanspraak op betaling van de management fee over de maanden augustus tot en met december 2012 en de maanden januari tot en met 3 februari 2013. Stork heeft de fee over de maanden augustus en september 2012, zij het met enige vertraging, betaald aan [eiseres]. Resteren de overige vier maanden, waarvan [eiseres] thans betaling, dan wel gehoudenheid tot betaling, vordert.
4.3. Stork stelt dat [eiseres] geen vordering op haar heeft omdat zij de management fee over de resterende maanden niet verschuldigd is. Primair omdat [eiseres] tegenover Stork haar taken onbehoorlijk heeft vervuld, onrechtmatig heeft gehandeld en haar verplichtingen uit hoofde van de managementovereenkomst niet is nagekomen. Zij heeft [eiseres] er vanaf het begin op gewezen dat deze gedragingen zouden leiden tot een verval van haar aanspraken op een management fee. Bovendien is Stork door [eiseres] niet in gebreke gesteld waardoor er geen sprake is van verzuim. [Eiseres] dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair beroept Stork zich op verrekening met vorderingen die zij stelt op [eiseres] te hebben, te weten terugbetaling door [eiseres] van een voorschot management fee over 2009 van € 20.000,00 en een BTW-vordering die Stork op [X] heeft, waarvoor [eiseres] zich hoofdelijk heeft verbonden als medeschuldenaar, aldus Stork.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Indien Stork meent een vordering te hebben op [eiseres] dan had het op haar weg gelegen om aannemelijk te maken dat deze op een deugdelijke grondslag berust. Niet gesteld of gebleken is dat Stork [eiseres] aansprakelijk heeft gesteld voor betaling van een bedrag en daartoe (een) factu(u)r(en) heeft verzonden, dan anderszins een vordering inzichtelijk heeft gemaakt. Ook is niet, dan wel onvoldoende, gebleken dat Stork schade heeft geleden, hoe hoog de schade is die zij stelt te hebben geleden, hoe de (hoogte van de) verrekeningsvordering tot stand is gekomen en of [eiseres] zich hoofdelijk heeft verbonden als medeschuldenaar naast [X].
Van Stork mocht, in ieder geval ter zitting, worden verwacht dat zij voldoende feiten en omstandigheden zou stellen en gegevens zou verstrekken op grond waarvan een gerechtvaardigde inschatting kan worden gemaakt omtrent de vordering die Stork op [eiseres] meent te hebben en de grondslag(en) daarvan. Stork had dus in ieder geval inzichtelijk dienen te maken, hoe zij tot (een) dergelijke vordering(en) komt. Dat heeft Stork, ook ter zitting, nagelaten.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat van een niet ontvankelijk verklaring omdat niet in gebreke is gesteld geen sprake kan zijn, nu de verschuldigdheid van de management fee en het tijdstip van betaling reeds volgt uit de overeenkomst.
Het verweer van Stork, dat zich overigens gelet op de omvang daarvan in het bestek van dit kort geding moeilijk laat beoordelen (daartoe zal Stork een bodemprocedure dienen te starten), ontslaat haar dan ook niet van haar betalingsverplichting uit hoofde van de managementovereenkomst.
4.5. De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat [eiseres] recht en belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen. Deze zullen alle worden toegewezen, behoudens het navolgende.
4.6. De gevorderde wettelijke rente over de fee van oktober 2012 zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de factuurdatum van deze maand, nu partijen blijkens de overeenkomst hebben afgesproken dat [eiseres] de managementfee maandelijks achteraf zal declareren in de eerste week van elke maand, waarna Stork ervoor dient zorg te dragen dat de betaling van de declaratie binnen veertien dagen na factuurdatum door [eiseres] is ontvangen.
4.7. De gevorderde bepaling over de gehoudenheid van Stork over de resterende periode telkens binnen drie dagen na factuurdatum de fee te betalen over de betreffende maand, zal worden toegewezen in de vorm zoals hierna bepaald. De voorzieningenrechter sluit daarbij aan bij hetgeen partijen in de managementovereenkomst hebben afgesproken, nu dit naar zijn oordeel leidend is in de rechtsverhouding tussen partijen en hem niet is gebleken van omstandigheden die in dit kort geding tot een andersluidend oordeel noodzaken.
4.8. De voorzieningenrechter ziet in de gestelde omstandigheden geen aanleiding om de toegewezen voorzieningen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, dan wel daaraan de voorwaarde te verbinden dat door [eiseres] zekerheid wordt gesteld in de vorm van een bankgarantie, zoals door Stork gevraagd. Van enig restitutierisico, indien en voor zover dit al voldoende aanleiding zou zijn om zekerheid op te leggen, is de voorzieningenrechter niet gebleken. [Eiseres] heeft een gerechtvaardigd belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de toegewezen voorzieningen.
4.9. Stork zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 85,26
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.476,26.
4.10. De kosten van betekening van een vonnis komen in beginsel als nakosten voor rekening van de veroordeelde partij. Hierbij geldt volgens de bepalingen van het liquidatietarief rechtbanken en hoven echter wel de voorwaarde dat de veroordeelde partij gedurende veertien dagen na een daartoe strekkende aanschrijving de mogelijkheid heeft gehad om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. De gevraagde vergoeding van de kosten van betekening van het vonnis zal hierna dan ook worden toegewezen mits voornoemde termijn van veertien dagen in acht is genomen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Stork om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen de fee over oktober ad € 22.218,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de factuurdatum van deze maand tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2. bepaalt dat Stork over de resterende periode (november 2012 tot en met 3 februari 2013) gehouden is de management fee, die maandelijks achteraf in de eerste week van elke maand wordt gedeclareerd, te betalen, met dien verstande dat Stork ervoor zal zorgen dat de betaling van de fee over de betreffende maand binnen veertien dagen na factuurdatum door [eiseres] is ontvangen, een en ander conform hetgeen bepaald is in de tussen partijen gesloten managementovereenkomst van 1 mei 2009,
5.3. veroordeelt Stork in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.476,26,
5.4. veroordeelt Stork in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover Stork niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op
19 december 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.