RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 122881 HA ZA 618/11
datum vonnis: 19 december 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
mr. Arjen Camiel Huisman q.q.,
handelende in zijn hoedanigheid van curator
in het faillissement van [failliet],
kantoorhoudende te Enschede,
eiser,
verder te noemen de curator,
advocaat: mr. M.B. Bollen te Enschede,
[gedaagde],
wonende te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. G.H. Hoekman te Almelo.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is weergegeven in het vonnis van 2 mei 2012.
De curator heeft op 16 mei 2012 een akte uitlating genomen.
Op 10 juli 2012 heeft een enquête plaatsgevonden en bij deze gelegenheid zijn verschenen de raadsman van de curator en [gedaagde], bijgestaan door zijn raadsman. [Gedaagde] heeft afgezien van contra-enquête.
Op 4 september 2012 heeft de curator een conclusie na enquête genomen en [gedaagde] heeft dit op 28 september 2012 gedaan.
De curator heeft op 12 oktober 2012 een akte uitlating producties genomen.
Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. De rechtbank neemt hier over hetgeen is vastgesteld, overwogen en geoordeeld in het vonnis van 2 mei 2012.
2. In genoemd vonnis heeft de rechtbank de curator opgedragen feiten en omstandigheden aan te tonen, waaraan de conclusie kan worden verbonden dat [gedaagde] zonder instemming en medeweten van failliet, gelden heeft onttrokken of heeft doen onttrekken aan het vermogen van failliet.
3. De curator heeft de volgende getuigen laten horen:
- failliet
- [gedaagde]
- [X], zoon van [gedaagde]
- [P], belastingambtenaar
3.1 Failliet heeft onder meer verklaard:
…”Wij hebben leningen verstrekt aan de adviseur [R]. Hij zei dat hij in de problemen zat en hij zou het verrekenen met zijn werkzaamheden. U vraagt mij wie ik bedoel met “wij” en ik zeg dat ik dat altijd zeg als ik het bedrijf bedoel. Ik overlegde met mijn vader en mijn broer maar ik besliste over het verstrekken van de leningen.”…
…”U toont mij prod. 3 bij dagvaarding en ik zeg u dat ik deze overeenkomst ken en dat ik nu weet dat mijn vader een overeenkomst heeft getekend. (…) Ik leende het geld aan [R] want het ging van de zakelijke rekening af.”…
…”Ik heb [R] geld geleend omdat hij deurwaarders aan de deur kreeg, het begon met kleine bedragen. U toont mij prod. 4 bij dagvaarding en ik zeg u dat ik niet weet wanneer [R] mij deze schuldbekentenis heeft gegeven. Hij gaf mij altijd meerdere papieren tegelijk. U vraagt mij naar hetgeen ik zojuist heb verklaard over elk contact met [R] en ik zeg u dat ik eigenlijk al niet meer weet wat ik zojuist heb verklaard. Mijn vader heeft nooit geld geleend van Hevo-Systems of van mij.”…
3.2 [gedaagde] heeft onder meer verklaard:
…”Ik heb zelf ook nooit een lening verstrekt aan [R]. Eind 2008 zijn de eerste leningen aan [R] verstrekt vanuit Hevo-Systems. Over de eerste lening heeft [R] met mij contact gehad en ik heb het vervolgens intern besproken. We waren een klein bedrijf, mijn dochter als eigenaresse, mijn zoon als administrateur en ik als commercieel ondersteunende. Wij bespraken alles intern samen.
Mijn dochter wist van alle leningsbedragen aan [R] af en dit is allemaal met ons drieën overlegd. De bedragen die aan [R] werden geleend werden via Hevo-Systems betaald en ook als zodanig in de boekhouding verwerkt.”…
…”U toont mij prod. 4 bij dagvaarding en ik zeg u dat ik denk dat deze schuldbekentenis eind 2010/begin 2011 is getekend door [R]. Dit derde stuk was nodig omdat er een discussie was ontstaan of ik persoonlijk, of Hevo-Systems en dus mijn dochter, [R] de geldleningen had verstrekt. De discussie was ontstaan in een gesprek met de belastingdienst waarbij mijn dochter en [R] aanwezig waren. Mijn dochter vertelde mij later dat [R] daar had gezegd dat hij het geld van mij privé had geleend en dat zij gezegd had dat zij het via haar onderneming had geleend. Hierop heb ik contact gehad met [R] en uiteindelijk zei [R] dat hij het recht wilde zetten en dat hij een nieuw stuk zou ondertekenen.”…
3.3 [X] heeft onder meer verklaard:
…”ik weet dat er door Hevo-Systems leningen zijn verstrekt aan [R]. U vraagt mij wie de afspraken over de leningen maakte met [R] en ik zeg u dat mijn vader en mijn zus dit deden. Uiteindelijk besliste mijn zus als onderneemster, maar zij deed dit in samenspraak met mijn vader.”…
…”Voor zover ik weet zijn alle leningen aan [R] verwerkt in de administratie van Hevo-Systems. Ik ben aanwezig geweest bij gesprekken met de belastingdienst in het kader van een liquiditeitsonderzoek en ik heb toen duidelijk gemaakt dat de leningen aan [R] door Hevo-Systems waren verstrekt.”…
3.4 [P], belastingambtenaar heeft zich tijdens het getuigenverhoor beroepen op zijn functioneel verschoningsrecht en als zodanig geen relevante verklaring afgelegd.
4. De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van de getuigenverklaringen niet tot het oordeel kan komen dat de leningen die vanuit gelden van Hevo-Systems - en dus vanuit het vermogen van failliet - zijn verstrekt aan [R], in feite zijn verstrekt door [gedaagde] en zonder medeweten en instemming van failliet aan haar vermogen zijn onttrokken.
Zowel failliet, als [gedaagde], als [X], de zoon en administrateur, verklaren dat failliet bekend was met de leningen aan [R], dat zij uiteindelijk besliste over de leningen en dat de leningen vanuit haar onderneming werden verstrekt aan [R].
Dat - zoals de curator naar voren brengt bij conclusie na enquête - verklaringen van genoemde drie getuigen op andere punten wel enige inconsistentie vertonen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet er toe leiden dat geconcludeerd zou moeten worden dat de curator is geslaagd in zijn bewijsopdracht omtrent door hem te bewijzen bestaande feiten en omstandigheden.
Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde] gelden heeft onttrokken aan het vermogen van failliet zonder instemming en medeweten van haar, kan ook niet worden geoordeeld dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens failliet of zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt ten koste van failliet.
Dit betekent dat de vordering van de curator wordt afgewezen.
5. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beslissing
De rechtbank
I. Wijst de vordering van de curator af.
II. Veroordeelt de curator in de kosten van het geding, welke kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 3.482,- (griffierecht € 800,- en salaris advocaat berekend naar tarief IV drie punten).
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Blankestijn en op 19 december 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.