ECLI:NL:RBAMS:1997:1

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 1997
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
13/078111-93
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op ex-vriendin in aanwezigheid van kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 1997 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn ex-vriendin. De verdachte, geboren in Suriname in 1952 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft beraadslaagd na het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 1997. De telastelegging was opgenomen in de dagvaarding, die als bijlage aan het vonnis was gehecht. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was, omdat er sprake zou zijn van een verkapte uitlevering. De rechtbank oordeelde echter dat de Nederlandse autoriteiten niet verantwoordelijk waren voor de uitzetting van de verdachte door de Surinaamse autoriteiten, en verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging.

De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het telastegelegde feit had begaan. De beslissing was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De rechtbank concludeerde dat het bewezen geachte feit strafbaar was volgens de wet en dat er geen rechtvaardigingsgrond was. Ook was er geen omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte uitsloot. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte in de strafoplegging moesten worden meegewogen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 10 jaren op, rekening houdend met eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en op een openbare terechtzitting. Het vonnis is gepubliceerd op Rechtspraak.nl en is toegankelijk via een deeplink.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM.
Parketnummer: 13/078111-93
/
Datum uitspraak: 15 juli 1997
(op tegenspraak)
VERKORT VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, VIJFDE meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1952,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] te [plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 1997.

1.Telastelegging.

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.

2.Voorvragen

Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is omdat er sprake zou zijn van een verkapte uitlevering, aangezien de Nederlandse autoriteiten meegewerkt hebben aan de uitzetting van verdachte door aan de Surinaamse autoriteiten een laissez-passer af te geven.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
Op 19 maart 1997 hebben de Surinaamse autoriteiten besloten tot uitzetting van verdachte. Op 20 maart 1997 zijn de Nederlandse autoriteiten van deze voorgenomen uitzetting in kennis gesteld, waarop zij diezelfde dag het laissez-passer hebben afgegeven. Hieruit volgt reeds dat de Nederlandse autoriteiten niet verantwoordelijk kunnen worden geacht voor de totstandkoming van de beslissing van de Surinaamse autoriteiten tot uitzetting van verdachte.
De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging van verdachte.

3.Waardering van het bewijs.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals is aangegeven op de aan dit vonnis gehechte -gestreepte- kopie van de telastelegging. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

4.Het bewijs.

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in liet bijzonder laten meewegen.
  • dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade zijn ex-vriendin in haar eigen woning, en bovendien in het bijzijn van hun twee kinderen van het leven heeft beroofd en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan moord, één van de ernstigste bij het Wetboek van Strafrecht strafbaargestelde misdrijven;
  • dat verdachte op lafhartige en gewelddadige wijze een einde heeft gemaakt aan het leven van de moeder van zijn twee kinderen, die -toentertijd 28 jaar- nog in de bloei van haar leven was en die twee jonge kinderen heeft moeten achterlaten;
  • dat de rechtsorde in het algemeen en de nabestaanden van het slachtoffer in het bijzonder ernstig zijn geschokt door het handelen van verdachte;
  • dat verdachte reeds meermalen voor geweldsdelicten is veroordeeld, waaronder tot een lange gevangenisstraf onder meer voor een poging tot doodslag.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur rekening gehouden met de veroordeling van verdachte van 25 juli 1994 en het voor de onderhavige zaak in verband daarmee geldende strafmaximum.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaan tot de volgende beslissing.

9.Beslissing:

Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 JAREN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr J.A.C. Bartels, voorzitter,
mrs S.P. Pompe en A.N.A. Josephus Jitta, rechters,
in tegenwoordigheid van mr O.C. Themen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 1997.
Als bijlage een – gestreepte – kopie van de telastelegging.
hij op
of omstreeks08 november 1993 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] met een mes
althans met enig scherp voorwerpmeermalen
althans eenmaalin de hals
en/of in het lichaamgestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;