ECLI:NL:RBAMS:1999:AA3996
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R. Orobio de Castro
- Rechtspraak.nl
Vordering tot sepot van strafvervolging door eiser tegen de Staat der Nederlanden
In deze zaak vordert eiser, die in dienst was van ABN-Amro Bank N.V., dat de Staat der Nederlanden de officier van justitie opdraagt om de strafzaak tegen hem te seponeren. Eiser stelt dat de weigering van de officier van justitie om de zaak te seponeren onrechtmatig is, omdat deze in strijd zou zijn met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging. Eiser heeft in het verleden verschillende verzoeken tot sepot ingediend, die door de officier van justitie zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de rechtsgang van artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering niet openstaat, omdat er geen sprake is van een onzekere situatie omtrent de voortzetting van de vervolging. De rechtbank stelt vast dat er een ernstige verdenking van verschillende misdrijven tegen eiser bestaat, en dat de officier van justitie niet onrechtmatig heeft gehandeld door de vervolging voort te zetten. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak is gedaan door de vice-president van de rechtbank Amsterdam, mr. R. Orobio de Castro, op 11 november 1999.