De feiten
Eiseres heeft een loonconfectie atelier.
In augustus 1997 heeft een looncontrole bij eiseres plaatsgevonden, waarbij het kasboek met onderliggende stukken van de jaren 1995 t/m 1996 en de loonadministratie van de jaren 1995 tot en met 1996 zijn bezien en voorts de inkoopfacturen over 1995 en 1996 en de omzetadministratie over 1995 en 1996. Uit het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport blijkt onder meer dat er personen in het bedrijf werden aangetroffen die niet in de loon- administratie waren opgenomen, dat er geen actuele kasadministratie was en dat er geen urenstaten aanwezig waren, dat er werk werd uitbesteed aan diverse bedrijven in het buitenland, dat het op de factuur vermelde adres van een in België gevestigd bedrijf niet juist was, dat bedoeld bedrijf niet stond ingeschreven bij de Belgische Kamer van Koophandel, dat het op de factuur vermelde BTW-nummer van een ander bedrijf is, dat er sprake is van
Nederlandse guldens en kasbetalingen. Bij schrijven van 25 september 1997 heeft verweerder aan eiseres correctienota’s over 1995 en 1996 toegezonden en tevens meegedeeld voornemens te zijn administratieve boetes op te leggen en een verzuim te registreren en een navordering op te leggen als gevolg van het niet, niet juist of niet volledig opnemen in de administratie van uitbetaalde lonen. Als gevolg hiervan zijn deze loonbestanddelen met, niet juist of niet volledig aan de bedrijfsvereniging via de jaarkaarten opgegeven.
Verweerder heeft er op gewezen dat in het geval dat onjuiste enlof onvolledige of geen jaaropgave-gegevens worden ingezonden, de ambtshalve vastgestelde premie met een boete dient te worden verhoogd. Deze boetes bedragen in beginsel 100% van de ambtshalve vastgestelde premies dan wel 10% voor zover er geen sprake is van opzet of grove schuld. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat in het geval van eiseres sprake is van ernstige en verhoudingsgewijs omvangrijke fraude, omdat eiseres als werkgeefster verplicht is alle loonbestanddelen waarover premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn op te geven. Nu dit niet is gedaan is er sprake van bewuste benadeling van de uitvoeringsinstelling. Verweerder heeft meegedeeld van mening te zijn dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid. Eiseres is er ten slotte op gewezen dat verweerder voornemens is dit eerste verzuim als zodanig te registreren, welke omstandigheid van invloed is op eventuele volgende op te leggen boetes.
Vervolgens heeft verweerder eiseres boetenota’s van 1 oktober 1997 over de jaren 1995 en 1996 gezonden, ten bedrage van respectievelijk fl. 12.667,-- en fl. 10.091,--.
Naar aanleiding van het door eiseres tegen voornoemde besluiten ingediende bezwaarschrift heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarna verweerder het thans bestreden besluit heeft genomen.