ECLI:NL:RBAMS:2000:AA5179
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R. Orobio de Castro
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige uitzending door RTL en [gedaagde 1] over Generali en [verzekerde]
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden eisers, waaronder Generali Verzekeringsgroep N.V. en vier werknemers, een verbod op de uitzending van beeldmateriaal door RTL en [gedaagde 1] in het programma 'Breekijzer'. De eisers stelden dat de uitzending onrechtmatig was, omdat daarin onjuiste en misleidende informatie over Generali werd verstrekt en de medewerkers van Generali in een negatieve context werden geplaatst. De aanleiding voor de vordering was een uitzending waarin [verzekerde], die een claim had ingediend bij Generali na een gewelddadige aanslag, werd geïnterviewd. In de uitzending werden beschuldigingen geuit over de afhandeling van zijn claim door Generali, waarbij ook verwijzingen naar de Italiaanse maffia werden gemaakt. De eisers voerden aan dat deze uitlatingen schadelijk waren voor de reputatie van Generali en dat de medewerkers zonder toestemming in beeld waren gebracht, wat een schending van hun portretrecht opleverde.
Tijdens de zitting op 9 maart 2000 werd het verweer van [gedaagde 1] en RTL besproken, waarin zij stelden dat de uitzending in het belang van de publieke opinie was. De rechtbank oordeelde echter dat de uitzending onrechtmatig was, omdat de informatie die werd gepresenteerd niet juist was en de medewerkers van Generali onterecht in een kwaad daglicht waren gesteld. De rechtbank verbood de verdere uitzending van het beeldmateriaal en legde dwangsommen op voor eventuele overtredingen. Daarnaast werden [gedaagde 1] en RTL veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de eisers, die immateriële schade hadden geleden door de inbreuk op hun privacy en reputatie. De rechtbank benadrukte dat de wijze van presentatie van de informatie onnodig grievend was en dat de eisers recht hadden op bescherming van hun goede naam.
Het vonnis werd uitgesproken door de fungerend president R. Orobio de Castro op 16 maart 2000, waarbij de rechtbank de vorderingen van de eisers grotendeels toewijsde en de kosten van het geding aan de in het ongelijk gestelde partijen oplegde.