ECLI:NL:RBAMS:2001:AB0844

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/077074-00
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. voorzitter
  • mrs. rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens wapenbezit en -handel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2001, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het voorhanden hebben van vuurwapens en onderdelen daarvan. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2001 de telastelegging beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool in zijn caravan, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 5 oktober 2000 in Amsterdam samen met anderen wapens van categorie II en III voorhanden had. Dit betrof onder andere een pistoolmitrailleur en meerdere pistolen, die in een tas waren aangetroffen.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De bewezen feiten werden als strafbaar beschouwd volgens de wet, en er was geen rechtvaardigingsgrond voor de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de straf.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de hoeveelheid vuurwapens en het risico dat deze in handen van particulieren zouden komen, wat kon leiden tot ernstige criminele activiteiten. De rechtbank concludeerde dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was en dat alternatieve straffen niet in aanmerking kwamen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM
Parketnummer: 13/077074-00
Datum uitspraak: 19 maart 2001
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, meervoudige kamer , in de strafzaak tegen:
verdachte,
geboren te geboorteplaats, op geboortedatum,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en feitelijk verblijvend op het adres te woonplaats.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van .6 maart 2001
1. Telastelegging.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen.
--------------
3. Waardering van het bewijs.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de vaatwasser in zijn caravan aangetroffen pistool voorhanden heeft gehad, omdat niet aannemelijk is geworden dat hij zich van de aanwezigheid van het vuurwapen aldaar bewust was of moest zijn en een ander dat daar kort voor de komst van de politie heeft kunnen neerleggen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 oktober 2000 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II en III, en onderdelen die specifiek bestemd zijn voor die wapens van categorie III en van wezenlijke aard zijn, voorhanden heeft gehad, te weten:
een tas inhoudende:
- een pistoolmitrailleur (merk CZ, model Skorpion), zijnde een wapen van categorie II en
- een pistoolmitrailleur (merk onbekend), zijnde een wapen van categorie II, en
- negen pistolen (merk Makarov), zijnde wapens van categorie III, en
- tien patroonhouders, bestemd voor bovengenoemde pistolen.
4. Het bewijs.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat twee pistoolmitrailleurs, waarvan één met toebehoren, en negen pistolen met toebehoren in bewaring heeft genomen. Gezien de hoeveelheid van deze vuurwapens en de volgens het dossier als tijdelijk bedoelde opslag ervan bij verdachte neemt de rechtbank aan dat die wapens alle of in merendeel bestemd waren voor (verkoop en) aflevering aan één of meer derde(n). Dergelijke vuurwapens kunnen in handen van particulieren slechts worden gebruikt en plegen, naar de ervaring leert, ook te worden gebruikt voor ernstige criminele activiteiten. Hierbij valt te denken aan moord, doodslag, berovingen, bedreigingen en andere misdrijven, waardoor het leven en de veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht en, in het bijzonder wat de pistoolmitrailleurs betreft, aan liquidaties. Ook kan een verspreiding van vuurwapens zoals bewezen verklaard bijdragen aan reeds levende gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent een en ander, gelet op de pistoolmitrailleurs en de hoeveelheid pistolen, verdachte ernstig aan.
Naar het oordeel van de rechtbank dient een vrijheidsbenemende straf van zodanige duur te worden opgelegd, dat het verrichten van onbetaalde arbeid als alternatieve straf niet in aanmerking komt.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede artikel 26 van de Wet wapens en munitie en artikel 55 van de Wet wapens en munitie (oud).
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing:
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot meer dan één vuurwapen van categorie III , strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, een en ander gepleegd als één voortgezette handeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. , voorzitter,
mrs. , rechters,
in tegenwoordigheid van , griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van .