ECLI:NL:RBAMS:2001:AB3301
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R. Orobio de Castro
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige publicatie door Het Parool over Taxicentrale Amsterdam en de gevolgen voor betrokkenen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden eisers [eiser 1] en [eiser 2] een rectificatie van Het Parool en journalist [gedaagde 1] naar aanleiding van een artikel dat op 18 mei 2001 was gepubliceerd. Dit artikel, geschreven door [gedaagde 1], bevatte beschuldigingen aan het adres van [eiser 2], directeur van Taxicentrale Amsterdam (TCA), en [eiser 1], taxichauffeur bij TCA, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de organisatie. Eisers stelden dat de publicatie onrechtmatig was, omdat [eiser 1] op dat moment buiten vervolging was gesteld en Het Parool hiervan op de hoogte was. De eisers vorderden onder andere dat Het Parool een rectificatie zou plaatsen en dat [gedaagde 1] de bron van zijn informatie zou onthullen.
De rechtbank oordeelde dat Het Parool onrechtmatig had gehandeld door het artikel te publiceren, aangezien dit de reputatie van [eiser 1] had geschaad en hij ten tijde van de publicatie al buiten vervolging was gesteld. De rechtbank veroordeelde Het Parool tot het plaatsen van een rectificatie in de volgende editie van de krant, waarin de onrechtmatigheid van de publicatie werd erkend. De vordering om [gedaagde 1] te verplichten zijn bron te onthullen, werd echter afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met het recht op persvrijheid zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank legde een dwangsom op aan Het Parool voor elke dag dat zij in gebreke bleef om de rectificatie te plaatsen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de balans tussen het recht op vrije nieuwsgaring en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van individuen, vooral in het licht van onrechtmatige beschuldigingen in de media.