ECLI:NL:RBAMS:2001:AB3301

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 01/1375 OdC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie door Het Parool over Taxicentrale Amsterdam en de gevolgen voor betrokkenen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden eisers [eiser 1] en [eiser 2] een rectificatie van Het Parool en journalist [gedaagde 1] naar aanleiding van een artikel dat op 18 mei 2001 was gepubliceerd. Dit artikel, geschreven door [gedaagde 1], bevatte beschuldigingen aan het adres van [eiser 2], directeur van Taxicentrale Amsterdam (TCA), en [eiser 1], taxichauffeur bij TCA, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de organisatie. Eisers stelden dat de publicatie onrechtmatig was, omdat [eiser 1] op dat moment buiten vervolging was gesteld en Het Parool hiervan op de hoogte was. De eisers vorderden onder andere dat Het Parool een rectificatie zou plaatsen en dat [gedaagde 1] de bron van zijn informatie zou onthullen.

De rechtbank oordeelde dat Het Parool onrechtmatig had gehandeld door het artikel te publiceren, aangezien dit de reputatie van [eiser 1] had geschaad en hij ten tijde van de publicatie al buiten vervolging was gesteld. De rechtbank veroordeelde Het Parool tot het plaatsen van een rectificatie in de volgende editie van de krant, waarin de onrechtmatigheid van de publicatie werd erkend. De vordering om [gedaagde 1] te verplichten zijn bron te onthullen, werd echter afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met het recht op persvrijheid zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank legde een dwangsom op aan Het Parool voor elke dag dat zij in gebreke bleef om de rectificatie te plaatsen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de balans tussen het recht op vrije nieuwsgaring en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van individuen, vooral in het licht van onrechtmatige beschuldigingen in de media.

Uitspraak

OdC/IS
vonnis 9 augustus 2001
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 01/1375 OdC van:
1. [eiser 1], wonende te [woonplaats],
en
2. [eiser 2], wonende te [woonplaats]
e i s e r s bij dagvaarding van 18 juli 2001,
procureur mr. H.L.M. Scholten,
t e g e n :
1. [gedaagde 1], wonende te woonplaats,
en
2. de besloten vennootschap HET PAROOL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e n,
procureur mr. W.C. van Manen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 27 juli 2001 hebben eisers, verder respectievelijk te noemen [eiser 1] en [eiser 2] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagden, verder respectievelijk te noemen [gedaagde 1] en Het Parool, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1.In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a.[eiser 1] is als taxichauffeur werkzaam voor de besloten vennootschap Taxicentrale
Amsterdam B.V. (hierna: TCA).[eiser 2] is statutair directeur van TCA.
b.De officier van justitie in dit arrondissement is een strafrechtelijk onderzoek begonnen, onder de naam "Marionet-onderzoek" tegen bestuurders van TCA, onder wie [eiser 2]. Ook tegen [eiser 1] heeft in 2000 een gerechtelijk vooronderzoek gelopen. Na de sluiting van dit onderzoek heeft de officier van justitie [eiser 1] een kennisge-
ving van verdere vervolging gezonden terzake de misdrijven, omschreven in artikel 131 Wetboek van Strafrecht (opruiing) en in de artikelen 46, 157, 141, 302 en 303 (voorbereiding van achtereenvolgens brandstichting, openlijke geweldpleging, zware
mishandeling en zware mishandeling met voorbedachte rade). Bij beslissing van de rechtbank Amsterdam d.d. 29 maart 2001 werd [eiser 1] ten aanzien van die feiten buiten vervolging gesteld.
c.[gedaagde 1] is als journalist onder meer werkzaam voor dagblad Het Parool. Het Parool heeft in haar edities van 17, 18 en 19 mei 2001 een drietal door [gedaagde 1] geschreven artikelen gewijd aan de top van TCA. Het in de editie van 18 mei 2001 op de voorpagina geplaatste artikel onder de kop: TCA-top betaalde voor "rotzooi trappen" bevat, voor zover in deze procedure van belang, na te melden passages:
"Justitie beschikt over aanwijzigingen dat directeur [eiser 2] van Taxicentrale Amsterdam (TCA) en bestuursleden (....) een systeem van intimidatie hanteerden (...)..
(...)
In dit systeem werden "provocateurs" - daartoe vrijgestelde TCA-chauffeurs -
betaald om collega's en concurrenten onder druk te zetten en "rotzooi" te
trappen. Dit blijkt uit het vertrouwelijke "Marionet-dossier" van justitie in het onderzoek
naar [eiser 2], (....).
Volgens het dossier gebruikten de drie TCA "als machts- of dwangmiddel". Een belangrijk instrument daarbij was "de Club van Noord": de TCA-chauffeurs Jerry van D. (...) en een aantal door [eiser 2] ingehuurde freefighters.
(....)
Om na te gaan of Van D "door giften" van de TCA is aangezet tot het plegen van het misdrijf waarvoor hij aangehouden is" heeft justitie bij ING Bank de bankafschriften van Van D. opgevraagd. Uit die afschriften blijkt dat een dag na de vrijlating van Van D. tienduizend gulden op zijn rekening is gestort door TCA. Voor die overboeking, een kennelijke "beloning" voor de provocatie en de daaropvolgende detentie, had [eiser 2] opdracht gegeven.
(...) "
"Dat een aantal "provocateurs" min of meer was vrijgesteld was onder TCA-chauffeurs al lange tijd een publiek geheim, blijkt uit het dossier.
"Jerry van D. bijvoorbeeld werkt al zes weken niet. Ik bedoel hiermee dat hij al zes weken geen passagiers heeft vervoerd; hij rijdt wel in een taxi. Als ik zes weken niet rijd, is het financieel gezien gebeurd met mij", aldus een chauffeur. "
2. [eiser 1] vordert Het Parool te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op de voorpagina van haar dagblad een tekst te plaatsen zoals omschreven onder 1. van het petitum van aangehechte dagvaarding, zulks op straffe van een dwangsom van ¦ 10.000,-- per dag voor elke dag dat Het Parool en [gedaagde 1] daarmee in gebreke blijven. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen tevens Het Parool en [gedaagde 1] te veroordelen aan hen bekend te maken van wie [gedaagde 1] het justitiedossier onder de naam "Project Marionet" heeft verkregen, subsidiair Het Parool en [gedaagde 1] te veroordelen te verklaren dat dit dossier al dan niet aan [gedaagde 1] is toegezonden door een persoon werkzaam bij het parket in dit arrondissement of bij de politie Amsterdam-Amstelland, zulks op straffe van een dwangsom van f 10.000,-- per dag voor elke dag dat Het Parool en [gedaagde 1] daarmee in gebreke blijven alsmede - naar keuze van [eiser 1] en [eiser 2] - [eiser 1] en [eiser 2] te machtigen om [gedaagde 1] te doen gijzelen totdat deze de identificatie van de persoon van wie hij het dossier heeft verkregen aan [eiser 1] en [eiser 2] heeft prijsgegeven.
Voorts vordert [eiser 1] hoofdelijke betaling door Het Parool en [gedaagde 1] van een bedrag van f 50.000,-- als voorschot op de door hem geleden materiële en immateriële schade alsmede op de door hem gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
Tenslotte vorderen [eiser 1] en [eiser 2] veroordeling van Het Parool en [gedaagde 1] in de kosten van deze procedure.
2.1 [eiser 1] en [eiser 2] hebben het navolgende aangevoerd.
De procureur van [eiser 1] heeft, nadat [eiser 1] bij beschikking van de rechtbank Amsterdam d.d. 29 maart 2001 buiten vervolging werd gesteld, daaromtrent een persbericht aan diverse dagbladen, waaronder Het Parool, gezonden. Desondanks heeft Het Parool op 18 mei 2001 het door [gedaagde 1] geschreven artikel geplaatst, zonder [eiser 1] voorafgaande aan de publicatie te horen. Daarmee hebben Het Parool en [gedaagde 1] onrechtmatig jegens [eiser 1] gehandeld, nu [eiser 1] ten tijde van het plaatsen van dit artikel reeds buiten vervolging was gesteld en Het Parool en [gedaagde 1] daarvan op de hoogte waren.
2.2Justitie heeft geen toestemming gegeven om het Marionet-dossier aan [gedaagde 1] af te
geven. [gedaagde 1] heeft het justitiedossier onrechtmatig verkregen; als hij dit dossier heeft verkregen van een ambtenaar in dienst van justitie dan heeft deze persoon zijn of haar ambtsgeheim geschonden of zich schuldig gemaakt aan verduistering, respectievelijk overtreding van de Auteurswet. [eiser 1] en [eiser 2] hebben er belang bij om te weten welke persoon het vertrouwelijke justitiedossier aan [gedaagde 1] heeft verstrekt. [eiser 1] heeft daar belang bij in verband met een mogelijkheid tot het vragen van schadevergoeding van die persoon en [eiser 2] heeft daar belang bij omdat het gerechtelijk vooronderzoek tegen hem nog niet is afgesloten. Hij kan als hij op de hoogte is van de identiteit van deze persoon rechtsmaatregelen nemen om te voorkomen dat nog meer stukken uit het dossier onrechtmatig worden verspreid.
2.3 [eiser 1] is door de in Het Parool verschenen artikelen in zijn persoon aangetast. Bovendien heeft hij inkomstenschade geleden doordat hij, na de publicatie van het artikel in Het Parool een periode niet in staat is geweest om zijn functie als taxichauffeur uit te oefenen.
3. [gedaagde 1] en Het Parool hebben bezwaar gemaakt tegen het gevorderde.
Zij voeren daartoe het navolgende aan.
3.1 Het artikel van 18 mei 2001 is één van de drie artikelen die achtereenvolgens op 17, 18 en 19 mei 2001 in Het Parool zijn verschenen over de misstanden bij TCA. Deze misstanden, die zich afspelen op het gebied van het openbaar vervoer en de openbare orde zijn dermate ernstig dat zij de volle aandacht van de pers verdienen. In het artikel van 18 mei 2001 is herhaaldelijk aangegeven dat de informatie afkomstig is uit het Marionet-dossier en dus geen conclusie is van [gedaagde 1] zelf. Er was geen reden om, voorafgaande aan de publicatie, [eiser 1] te horen, nu het artikel een verslag betreft van het Marionet-dossier. In dit dossier, een politie-dossier, zijn vele betrokkenen zelf aan het woord gekomen. Bovendien zijn door justitie al eind februari 2001 specifieke en zware beschuldigingen, vooral wat betreft [eiser 2], over onder meer oplichting en geweld geuit, die vervolgens door vele kranten werden verspreid. [eiser 2] heeft op die berichten niet gereageerd en voorts had [eiser 2], kort voor de publicatie aan Het Parool laten weten dat hij zich alleen onder zodanig beperkende voorwaarden wilde laten interviewen dat zijn reactie in feite een weigering was.
3.2 Volgens sedert 1996 vaste rechtspraak, na een arrest van het EHRM van 27 maart 1996 (NJ 1996, 577) brengt de uitleg van artikel 10 EVRM met zich dat een journalist zijn bronnen in beginsel niet behoeft te onthullen, zeer bijzondere omstandigheden daargelaten. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft op 8 maart 2000 aanbevelingen aan de lidstaten gedaan met betrekking tot dit verschoningsrecht van journalisten en uit die aanbevelingen blijkt dat in casu niet sprake is van een zodanige bijzondere omstandigheid dat van [gedaagde 1] gevergd kan worden dat hij de indentiteit bekend maakt van degene van wie hij het Marionet-dossier heeft verkregen.
3.3 Het Parool en [gedaagde 1] betwisten voorts de door [eiser 1] gestelde materiële en immateriële schade. In het artikel van 18 mei 2001 is niet [eiser 1], doch [eiser 2] de hoofdpersoon; [eiser 1] wordt, met anderen slechts enkele keren genoemd. Het artikel kan derhalve niet erg bezwarend voor hem zijn.
Voorts heeft [eiser 2] niet aannemelijk gemaakt dat er enig verband bestaat tussen de door hem geleden materiële schade en het publiceren van het artikel, zodat een voorschot op een schadevergoeding in kort geding niet kan worden toegewezen aldus Het Parool en [gedaagde 1].
Beoordeling van het geschil
4.1Het Parool en [gedaagde 1] hebben erkend dat zij, nadat [eiser 1] op 29 maart 2001buiten vervolging was gesteld, daarvan door middel van een persbericht van de procureur van [eiser 1] op de hoogte zijn gesteld. Zij hebben derhalve
onrechtmatig jegens [eiser 1] gehandeld door in de editie van 18 mei 2001 door te gaan met het publiceren van een artikel, voor zover daarin de desbetreffende feiten toch weer ten laste van [eiser 1] worden vermeld. Nu terzake van die feiten
overeenkomstig de strafrechterlijke regels een onderzoek is ingesteld en [eiser 1] uiteindelijk buitenvervolging is gesteld, dient hij terzake van die feiten immers verder met rust gelaten te worden. Onder zeer bijzondere omstandigheden kan dit mogelijk anders zijn, maar daarvan is hier geen sprake.
Het Parool zal mitsdien worden veroordeeld om een bericht te plaatsen zoals hierna in het dictum zal worden weergegeven. [gedaagde 1] zal daartoe niet worden veroordeeld, aangezien hij daarover geen zeggenschap heeft.
Nu de buitenvervolgingstelling op zichzelf al aan het gewraakte gedeelte van de publicatie in de weg had moeten staan, speelt enig hoor en wederhoor of het al dan niet bestaan en/of uitlekken van het Marionet-dossier en de inhoud daarvan bij de toelaatbaarheid van dit deel van de publicatie geen rol. Er is dus ook geen reden om hiervan in de rectificatie melding te maken.
De vermelding door Het Parool op 22 juni 2001 van de buitenvervolgingstelling van Jerry van D. maakt de gevraagde rectificatie niet overbodig, nu de eerdere aantijgingen daarin niet worden teruggenomen, noch aan die buitenvervolgingstelling enige conclusie wordt verbonden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van f 1.000,-- per dag voor elke dag dat Het Parool na betekening van dit vonnis nalaat de rectificatie te plaatsen.
4.2 Met Het Parool en [gedaagde 1] is de president van oordeel dat van [gedaagde 1] niet gevergd kan worden dat hij de indentiteit bekend maakt van degene van wie hij het Marionet-dossier heeft verkregen. Terecht is door Het Parool en [gedaagde 1] betoogd dat een verplichting voor [gedaagde 1], op straffe van een dwangsom en op straffe van gijzeling, om die indentiteit bekend te maken, in strijd is met de uitleg diein dit verband thans aan artikel 10 EVRM wordt gegeven. De omstandigheid dat degene die dit vertrouwelijke justitiedossier in handen heeft gespeeld van [gedaagde 1], zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit doet daaraan niet af.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in punt 36 van de toelichting op de aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa d.d. 8 maart 2000, die dit anders zou maken. Zowel het primair als het subsidiair onder 2. gevorderde zal mitsdien worden afgewezen.
4.3 [eiser 1] heeft vooralsnog niet, althans in onvoldoende mate aannemelijk kunnen maken dat er enig verband bestaat tussen de door hem gestelde schade en de publicatie van het artikel op 18 mei 2001. In onderhavige procedure is derhalve het gevorderde voorschot op de gestelde schade niet toewijsbaar.
4.4 De door [eiser 1] ingestelde vordering wordt gedeeltelijk toegewezen. De door [eiser 2] ingestelde vordering wordt echter geheel afgewezen. De president ziet daarin aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren.
B E S L I S S I N G :
1.Veroordeelt Het Parool om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in haar eertsvolgende editie in de rubriek rectificaties een bericht te plaatsen met de navolgende tekst:"Op vrijdag 18 mei 2001 is op de voorpagina van Het Parool een artikel geplaatst van onze journalist Bart [gedaagde 1] onder de kop: "TCA-top betaalde voor "rotzooi trappen".
In dat artikel wordt Jerry van D. genoemd als TCA-chauffeur, behorende bij " De Club van Noord" en een aantal vanwege TCA ingehuurde freefighters. Jerry van D. zou tegen betaling door TCA zijn vrijgesteld als provocateur.
De president van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 9 augustus 2001 geoordeeld dat Het Parool ten onrechte tot deze publicatie is overgegaan en daarmee onrechtmatig jegens Jerry van D. heeft gehandeld. De strafzaak tegen Jerry van D. is immers al bij uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 29 maart 2001 beëindigd, omdat de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk acht dat het tot een strafrechtelijke veroordeling tegen Jerry van D. zou komen.
Hij mag daarvan dus niet meer worden beschuldigd. "
2. Veroordeelt Het Parool tot betaling van een dwangsom van ¦ 1.000,-- per dag aan [eiser 1] voor elke dag dat zij nalaat om aan deze veroordeling te voldoen.
3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat partijen elk met de eigen kosten belast blijven.
5. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 9 augustus 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: