2. Eisers vorderen op de in dagvaarding ontwikkelde en ter zitting nader toegelichte gronden dat Buitenamstel veroordeeld wordt om het onder 1.b. omschreven bevel van de burgemeester uit te voeren, op straffe van een dwangsom.
3.1. Buitenamstel heeft zich als volgt verweerd.
3.2. De vordering van de burgemeester is niet ontvankelijk; het bevel ex artikel 24 BOPZ is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 AWB en dus staat aan de burgemeester alleen de in de AWB geregelde rechtsgang open. Buitenamstel heeft er belang bij dat die rechtsgang bij de bestuursrechter ook wordt gevolgd omdat in die procedure de "bewijslast" op de burgemeester en niet op Buitenamstel rust.
3.3. Voorts kan de burgemeester in een kort geding niet als eisende partij optreden. Ook op die grond is de burgemeester niet ontvankelijk in zijn vordering.
3.4. Bovendien heeft de burgemeester geen belang bij de onderhavige vordering omdat hij op basis van de Gemeentewet bij wijze van politiedwang een dwangsom op het niet nakomen van het bevel kan stellen, op welk besluit eveneens de AWB van toepassing is.
3.5. Buitenamstel is niet in staat het bevel uit te voeren: weliswaar streeft Buitenamstel ernaar om een of twee plaatsen in haar kliniek onbezet te houden voor acute opname, maar de laatste jaren is dat onmogelijk gebleken. Zij heeft onvoldoende opnamecapaciteit; dit probleem wordt onder meer veroorzaakt doordat andere psychiatrische ziekenhuizen bedden hebben gesloten waardoor de doorstroming van chronische patiënten vanuit Buitenamstel naar andere ziekenhuizen niet mogelijk is.
De situatie -ook op personeelsgebied- is thans zo nijpend, dat patiënten die in een separeercel thuis horen, op de afdeling tussen de andere patiënten worden neergezet, vastgebonden op stoelen.
Aan de hand van haar protocol heeft Buitenamstel bekeken of het verantwoord was om [betrokkene] bij haar op te nemen, maar is daarbij tot de conclusie gekomen dat een dergelijke opname thans medisch onverantwoord is.
[betrokkene] is in de politiecel -waar een rijdende psychiater bij hem langs komt- beter af dan in Buitenamstel.
Aldus nog steeds Buitenamstel.
beoordeling van het geschil:
4.1. Het bevel tot inbewaringstelling is gegrond op artikel 20 BOPZ, welk wettelijk voorschrift is opgenomen in de bijlage bij de AWB houdende wettelijke voorschriften waartegen geen beroep bij de bestuursrechter openstaat (de zogenaamde negatieve lijst). Zoals ook in de Memorie van Toelichting op de BOPZ is vermeld is de reden hiervan dat het desbetreffende besluit zich naar zijn aard niet leent voor beroep.
Weliswaar is het chronologisch op het bevel tot inbewaringstelling volgende bevel ex artikel 24 BOPZ, niet op de negatieve lijst opgenomen, maar het betreft hier een uitvoeringsbeslissing ter uitvoering van de inbewaringstelling, die derhalve uit haar aard mede valt onder de vermelding van artikel 20 op de negatieve lijst. Bovendien geldt het hier een mondeling gegeven bevel dat dus geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 AWB.
De AWB is dan ook in deze niet van toepassing.
4.2. Uit het voorgaande volgt dat het beroep op onbevoegheid wordt verworpen.
5. Weliswaar is juist dat de burgemeester zijn bevel ex artikel 24 BOPZ kan versterken met een dwangsom, maar de burgemeester heeft de keuze zulks al dan niet te doen. Onjuist is derhalve het standpunt van Buitenamstel dat de burgemeester verplicht zou zijn de weg van deze vorm van politiedwang te kiezen en dat hij door dit niet te doen aan Buitenamstel een beroepsmogelijkheid zou ontnemen. Het is integendeel juist niet de bedoeling van de door middel van de negatieve lijst getroffen uitzonderingsregeling alsnog via een achterdeur tot de bestuursrechtelijke weg te verplichten.
6. Uit de bewoordingen van artikel 24 BOPZ, met name de laatste zin "Het betrokken ziekenhuis is verplicht de betrokkene op te nemen" volgt dat, indien de burgemeester een bevel tot opname van een specifieke patient heeft gegeven, het aldus aangewezen psychiatrische ziekenhuis verplicht is dat bevel uit te voeren.
Nog daargelaten dat uit de gebruikte terminologie in dit artikel overmacht slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen, heeft Buitenamstel zich bovendien in het door haar in 2000 mede ondertekende Amstelzorgakkoord verplicht om maatregelen te nemen voor crisisopvang. Zij kan zich thans niet beroepen op de onmogelijkheid crisispatiënten op te nemen.
Bij dit alles moet worden bedacht dat de wetgever uitdrukkelijk en op niet voor tweeërlei uitleg vatbare wijze in artikel 24 BOPZ heeft gekozen voor een verplichting voor psychiatrische ziekenhuizen om IBS-patiënten op te nemen indien de burgemeester dit beveelt. Het betoog van
Buitenamstel dat het hier zou gaan om een zwartepieten-
spel tussen de politie en de psychiatrische ziekenhuizen is dan ook in zoverre onjuist, dat de wetgever heeft beslist waar de verschillende verantwoordelijkheden liggen, naar moet worden aangenomen in de wetenschap wat daarvan de (financiële) consequenties zijn. Dit betekent dat zodanige maatregelen genomen zullen moeten worden (en in feite allang genomen hadden moeten worden) dat de psychiatrische ziekenhuizen kunnen voldoen aan hun uit de wet voortvloeiende rechtsplicht tot opname van de daarvoor in aanmerking komende IBS-patiënten. Dat het hier wellicht gaat om een groot aantal patiënten, wiens belangen de wet overigens mede op het oog heeft, kan aan die rechtsplicht in beginsel niet afdoen. In elk geval zijn onvoldoende redenen gesteld waarom Buitenamstel in dit geval niet aan die rechtsplicht zou behoeven te voldoen.
Enig protocol van het ziekenhuis kan daar evenmin aan afdoen.
7. De vordering van eisers is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat de termijn waarbinnen aan dit vonnis moet worden voldaan gesteld zal worden op zes uur na de uitspraak teneinde Buitenamstel de tijd te gunnen een plaats te vinden voor [betrokkene]. Ook is er aanleiding de dwangsommen te matigen als volgt.
Buitenamstel wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.