ECLI:NL:RBAMS:2001:AB3356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 01/1544 OdC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot opname van een patiënt in psychiatrische zorg en de verplichtingen van de zorginstelling

In deze zaak, behandeld door de president van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 12 augustus 2001, vorderden de burgemeester van Amsterdam en de Gemeente Amsterdam dat de stichting Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Buitenamstel zou worden veroordeeld om een mondeling bevel van de burgemeester tot opname van een patiënt, gegeven op 11 augustus 2001, uit te voeren. De burgemeester had de stichting bevolen om de patiënt, die op dat moment in een politiecel verbleef, op te nemen in een van haar klinieken. De stichting weigerde dit bevel uit te voeren en voerde verweer aan, onder andere door te stellen dat het bevel niet ontvankelijk was en dat de burgemeester niet als eisende partij kon optreden in een kort geding.

De rechtbank oordeelde dat het bevel tot inbewaringstelling was gegrond op artikel 20 van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) en dat de stichting verplicht was om het bevel uit te voeren. De rechtbank verwierp het verweer van de stichting dat de burgemeester niet bevoegd was om het bevel te geven en dat de stichting niet in staat was om de patiënt op te nemen. De rechtbank benadrukte dat de wet een duidelijke verplichting oplegt aan psychiatrische ziekenhuizen om patiënten op te nemen indien de burgemeester dit beveelt, en dat de stichting zich niet kon beroepen op onmogelijkheid om aan deze verplichting te voldoen.

De rechtbank besloot dat de vordering van de eisers toewijsbaar was, met de voorwaarde dat de stichting binnen zes uur na de uitspraak aan het bevel moest voldoen, op straffe van een dwangsom. Tevens werd de stichting veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van psychiatrische zorginstellingen in situaties waarin de burgemeester een bevel tot opname geeft, en de juridische kaders die hierbij komen kijken.

Uitspraak

OdC/jb
vonnis 12 augustus 2001
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak
met rolnummer KG 01/1544 OdC van
1. de BURGEMEESTER van AMSTERDAM,
2. De GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
e i s e r s ,
procureur mr W.D.T.D. Wiarda,
t e g e n
de stichting STICHTING GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG BUITENAMSTEL, gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e , vrijwillig verschenen,
procureur mr H. Uhlenbroek.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Ter terechtzitting van zondag 12 augustus 2001, welke zitting spoedheidshalve in het stadhuis van de Gemeente Amsterdam heeft plaatsgevonden, hebben eisers, hierna ook de burgemeester en de Gemeente genoemd, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte concept-dagvaarding.
Gedaagde, hierna ook Buitenamstel genoemd, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen; voorts heeft zij een vordering in reconventie ingediend, strekkende tot schorsing van na te melden bevel van de burgemeester op de voet van artikel 8:81 AWB. De president heeft de indiening van dit verzoek niet toegelaten omdat hij zich niet bevoegd achtte van een dergelijk verzoek in de vorm van een reconventionele vordering kennis te nemen.
Partijen hebben gepleit aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotities.
Na verder debat heeft de president de zitting korte tijd geschorst, waarna hij te 13.45 uur na te melden uitspraak heeft gedaan. Partijen is een grosse van het audiëntieblad ter beschikking gesteld. Het navolgende vormt de uitwerking van die uitspraak.
GRONDEN VAN DE BESLISSING:
1. In dit geding wordt van de volgende feiten uitgegaan:
a. Op vrijdag 10 augustus 2001 is [betrokkene] ingevolge een op de voet van artikel 20 Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) door de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel in bewaring gesteld.
b. Op zaterdagavond 11 augustus 2001 te 19.35 uur heeft de burgemeester van Amsterdam aan Buitenamstel mondeling bevel gegeven [betrokkene] in een van haar klinieken op te nemen (artikel 24 BOPZ).
c. Buitenamstel heeft op diezelfde avond geweigerd [betrokkene] op te nemen; zij heeft op 12 augustus 2001 administratief- rechtelijk bezwaar gemaakt tegen het besluit.
d. [betrokkene] verblijft op dit moment nog steeds in een
politiecel.
e. In 2000 is tussen de Gemeente en de zorginstellingen in de regio Amsterdam het zogeheten "Amstelzorgakkoord" gesloten, welk convenant inhoudt dat de zorginstellingen permanent 8 bedden voor crisisopvang beschikbaar zouden houden.
2. Eisers vorderen op de in dagvaarding ontwikkelde en ter zitting nader toegelichte gronden dat Buitenamstel veroordeeld wordt om het onder 1.b. omschreven bevel van de burgemeester uit te voeren, op straffe van een dwangsom.
3.1. Buitenamstel heeft zich als volgt verweerd.
3.2. De vordering van de burgemeester is niet ontvankelijk; het bevel ex artikel 24 BOPZ is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 AWB en dus staat aan de burgemeester alleen de in de AWB geregelde rechtsgang open. Buitenamstel heeft er belang bij dat die rechtsgang bij de bestuursrechter ook wordt gevolgd omdat in die procedure de "bewijslast" op de burgemeester en niet op Buitenamstel rust.
3.3. Voorts kan de burgemeester in een kort geding niet als eisende partij optreden. Ook op die grond is de burgemeester niet ontvankelijk in zijn vordering.
3.4. Bovendien heeft de burgemeester geen belang bij de onderhavige vordering omdat hij op basis van de Gemeentewet bij wijze van politiedwang een dwangsom op het niet nakomen van het bevel kan stellen, op welk besluit eveneens de AWB van toepassing is.
3.5. Buitenamstel is niet in staat het bevel uit te voeren: weliswaar streeft Buitenamstel ernaar om een of twee plaatsen in haar kliniek onbezet te houden voor acute opname, maar de laatste jaren is dat onmogelijk gebleken. Zij heeft onvoldoende opnamecapaciteit; dit probleem wordt onder meer veroorzaakt doordat andere psychiatrische ziekenhuizen bedden hebben gesloten waardoor de doorstroming van chronische patiënten vanuit Buitenamstel naar andere ziekenhuizen niet mogelijk is.
De situatie -ook op personeelsgebied- is thans zo nijpend, dat patiënten die in een separeercel thuis horen, op de afdeling tussen de andere patiënten worden neergezet, vastgebonden op stoelen.
Aan de hand van haar protocol heeft Buitenamstel bekeken of het verantwoord was om [betrokkene] bij haar op te nemen, maar is daarbij tot de conclusie gekomen dat een dergelijke opname thans medisch onverantwoord is.
[betrokkene] is in de politiecel -waar een rijdende psychiater bij hem langs komt- beter af dan in Buitenamstel.
Aldus nog steeds Buitenamstel.
beoordeling van het geschil:
4.1. Het bevel tot inbewaringstelling is gegrond op artikel 20 BOPZ, welk wettelijk voorschrift is opgenomen in de bijlage bij de AWB houdende wettelijke voorschriften waartegen geen beroep bij de bestuursrechter openstaat (de zogenaamde negatieve lijst). Zoals ook in de Memorie van Toelichting op de BOPZ is vermeld is de reden hiervan dat het desbetreffende besluit zich naar zijn aard niet leent voor beroep.
Weliswaar is het chronologisch op het bevel tot inbewaringstelling volgende bevel ex artikel 24 BOPZ, niet op de negatieve lijst opgenomen, maar het betreft hier een uitvoeringsbeslissing ter uitvoering van de inbewaringstelling, die derhalve uit haar aard mede valt onder de vermelding van artikel 20 op de negatieve lijst. Bovendien geldt het hier een mondeling gegeven bevel dat dus geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 AWB.
De AWB is dan ook in deze niet van toepassing.
4.2. Uit het voorgaande volgt dat het beroep op onbevoegheid wordt verworpen.
5. Weliswaar is juist dat de burgemeester zijn bevel ex artikel 24 BOPZ kan versterken met een dwangsom, maar de burgemeester heeft de keuze zulks al dan niet te doen. Onjuist is derhalve het standpunt van Buitenamstel dat de burgemeester verplicht zou zijn de weg van deze vorm van politiedwang te kiezen en dat hij door dit niet te doen aan Buitenamstel een beroepsmogelijkheid zou ontnemen. Het is integendeel juist niet de bedoeling van de door middel van de negatieve lijst getroffen uitzonderingsregeling alsnog via een achterdeur tot de bestuursrechtelijke weg te verplichten.
6. Uit de bewoordingen van artikel 24 BOPZ, met name de laatste zin "Het betrokken ziekenhuis is verplicht de betrokkene op te nemen" volgt dat, indien de burgemeester een bevel tot opname van een specifieke patient heeft gegeven, het aldus aangewezen psychiatrische ziekenhuis verplicht is dat bevel uit te voeren.
Nog daargelaten dat uit de gebruikte terminologie in dit artikel overmacht slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen, heeft Buitenamstel zich bovendien in het door haar in 2000 mede ondertekende Amstelzorgakkoord verplicht om maatregelen te nemen voor crisisopvang. Zij kan zich thans niet beroepen op de onmogelijkheid crisispatiënten op te nemen.
Bij dit alles moet worden bedacht dat de wetgever uitdrukkelijk en op niet voor tweeërlei uitleg vatbare wijze in artikel 24 BOPZ heeft gekozen voor een verplichting voor psychiatrische ziekenhuizen om IBS-patiënten op te nemen indien de burgemeester dit beveelt. Het betoog van
Buitenamstel dat het hier zou gaan om een zwartepieten-
spel tussen de politie en de psychiatrische ziekenhuizen is dan ook in zoverre onjuist, dat de wetgever heeft beslist waar de verschillende verantwoordelijkheden liggen, naar moet worden aangenomen in de wetenschap wat daarvan de (financiële) consequenties zijn. Dit betekent dat zodanige maatregelen genomen zullen moeten worden (en in feite allang genomen hadden moeten worden) dat de psychiatrische ziekenhuizen kunnen voldoen aan hun uit de wet voortvloeiende rechtsplicht tot opname van de daarvoor in aanmerking komende IBS-patiënten. Dat het hier wellicht gaat om een groot aantal patiënten, wiens belangen de wet overigens mede op het oog heeft, kan aan die rechtsplicht in beginsel niet afdoen. In elk geval zijn onvoldoende redenen gesteld waarom Buitenamstel in dit geval niet aan die rechtsplicht zou behoeven te voldoen.
Enig protocol van het ziekenhuis kan daar evenmin aan afdoen.
7. De vordering van eisers is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat de termijn waarbinnen aan dit vonnis moet worden voldaan gesteld zal worden op zes uur na de uitspraak teneinde Buitenamstel de tijd te gunnen een plaats te vinden voor [betrokkene]. Ook is er aanleiding de dwangsommen te matigen als volgt.
Buitenamstel wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.
B E S L I S S I N G :
1. Veroordeelt gedaagde binnen zes uur na deze uitspraak in kort geding uitvoering te geven aan het mondelinge bevel van de Burgemeester van Amsterdam ex artikel 24 BOPZ van zaterdag 11 augustus 19.35 om [betrokkene] op te nemen zulks op verbeurte van een dwangsom van ¦ 1.000,-- per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen.
2. Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van de eisende partij begroot op ¦ 400,-- aan vastrecht en ¦ 1.550,-- aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
zondag 12 augustus 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.