OdC/EV
vonnis 29 november 2001
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM,
RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 01/2264 OdC van:
de besloten vennootschap KAZAA B.V., gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in conventie bij gelijkluidende dagvaardingen van 9 en 12 november 2001,
v e r w e e r s t e r in reconventie,
procureur mr Chr.A. Alberdingk Thijm,
1. de vereniging VERENIGING BUMA,
2. de stichting STICHTING STEMRA,
beide gevestigd te Amstelveen,
g e d a a g d e n in conventie,
e i s e r s in reconventie,
procureur mr E.A.P. Engels.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 20 november 2001 heeft eiseres in conventie, hierna Kazaa, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagden in conventie, hierna Buma/Stemra, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in reconventie gevorderd Kazaa te bevelen zodanige maatregelen te nemen dat niet langer met behulp van het door haar aangeboden computerprogramma op de auteursrechten met betrekking tot muziekwerken behorende tot het Buma/Stemra repertoire inbreukmakende openbaarmakingen en verveelvoudigingen kunnen plaatsvinden, op verbeurte van een dwangsom.
Kazaa heeft de vordering in reconventie bestreden. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
In conventie en in reconventie :
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Kazaa biedt via haar website www.kazaa.com een computerprogramma aan voor uitwisseling van verschillende soorten bestanden door de individuele gebruikers via het internet. De software die Kazaa via haar website verspreidt wordt ook wel peer-to-peer technologie genoemd. Daarbij kunnen de individuele gebruikers zelfstandig informatie aanbieden, maar ook informatie vinden en downloaden van andere individuele gebruikers (peers).
b. Het computerprogramma van Kazaa wordt onder meer gebruikt voor uitwisseling van tekst-, beeld-, en geluidbestanden. Hieronder vallen tevens auteursrechtelijk en nabuurrechtelijk beschermde werken. Omdat de rechthebbenden van deze werken niet gecompenseerd worden voor gebruik van hun werken voert Kazaa al geruime tijd gesprekken met de betreffende rechthebbenden, waaronder als belangrijkste gesprekspartner Buma/Stemra.
c. Buma/Stemra oefenen ten behoeve van de auteursrechthebbenden met betrekking tot vrijwel het gehele beschermde wereldmuziekrepertoire in Nederland het openbaarmakings- en verveelvoudigingsrecht uit, waaronder het mechanisch reproductierecht, te weten verveelvoudiging van een muziekwerk door vastlegging op geluidsdragers.
d. Omstreeks september 2000 heeft Kazaa Buma/Stemra aangeschreven teneinde in overleg te treden over een mogelijke licentie voor het muziekgebruik van de gebruikers van de software van Kazaa. Op 21 oktober 2000 heeft vervolgens een eerste gesprek tussen partijen plaatsgevonden.
e. Op 21 december 2000 hebben partijen een Letter of Intent gesloten, waarin als doel van de onderhandelingen staat omschreven - voor zover van belang -:
“(…)
1. FastTrack (ontwerper van het computerprogramma Kazaa, pres.) and Buma/Stemra shall enter into negotiations about terms and conditions on which FastTrack may obtain a worldwide license for its members which will allow them to share musical works on the KaZaA network, without being liable for copyright infringement.
2. FastTrack will design KaZaA in such a way that it provides a controlled environment where the consumption of music can be tracked to the extent that the information can be used to compensate copyright and neighbouring right owners.
3. (…)
4. FastTrack will design the DRMS in such a way that it only allows KaZaA members to listen to musical works within the KaZaA network, i.e. the system will not allow downloads that enable users to listen to musical works on other applications besides the KaZaA network.
(…)”
Partijen hebben daarbij de intentie uitgesproken de onderhandelingen zo snel mogelijk af te ronden en uiterlijk 14 februari 2001 een definitieve overeenkomst te sluiten.
f. Als gevolg van vertragingen in het onderhandelingstraject is de datum van 14 februari 2001 niet gehaald. Op een bijeenkomst van partijen van 15 maart 2001 heeft Buma/Stemra aangegeven nog steeds tot een licentieovereenkomst te willen komen. Bij deze bijeenkomst heeft Buma/Stemra een eerste conceptovereenkomst overgelegd. In de notulen van de bijeenkomst van 15 maart 2001 staat - voor zover hier van belang - voorts:
“Licensing agreement
Buma/Stemra states that the licensing agreement can and should be based on its standard agreements for tracks on demand on-line and webcasting. FastTrack states that it is under the impression that the record companies would more easily grant licenses for streaming. Therefore, it wishes to limit the license with Buma/Stemra to a streaming for the time being.”
g. Bij brief van 20 april 2001 schrijft Koopman aan de raadsman van Kazaa en Nicklas Zennström (CEO van Kazaa) - voor zover van belang - :
“Nicklas and I (…) agreed that Nicklass would send statistical information on users and usage of Kazaa. These data may be instrumental in achieving a draft agreement, that can be proposed to the Management or maybe even to the Board of Buma/Stemra. As you know, we need to convince our members and affiliates (…) of considering and concluding a license agreement for the activities of P2P and/or sharing networks.
(…)
We wish to emphasize that the current activities of Kazaa take place without author’s rights and -as far as we know- neighbouring rights licenses. Although Buma/Stemra plays a part in that, the fact that Kazaa is now working without such licenses may influence an eventual decision by Board and/or Management. (…)”
h. Bij brief van 16 mei 2001 deelt Olga Meijer (juriste bij Buma/Stemra) mee dat Buma/Stemra nog steeds wacht op de uitkomst van internationale bijeenkomsten met zusterorganisaties en goedkeuring van het bestuur van Buma/Stemra.
i. Na enige correspondentie over een weer en een bijeenkomst op 2 juli 2001 tussen de raadsman van Kazaa enerzijds en Meijer en Koopman namens Buma/Stemra anderzijds worden verschillende concepten van de licentieovereenkomst uitgewisseld. De laatste conceptovereenkomst dateert van 6 augustus 2001. Met betrekking tot de Naburige rechten is in artikel 8 lid 3 van die overeenkomst het volgende bepaald:
“Deze overeenkomst heeft geen betrekking op rechten uit hoofde van de Wet op de Naburige Rechten, zoals de rechten van de uitvoerend kunstenaar en de fonogrammenproducent. FastTrack verklaart dat het muziekgebruik als bedoeld in deze overeenkomst met instemming van de uitvoerend kunstenaars en fonogrammenproducenten geschiedt.”
j. Bij faxbericht van 4 oktober 2001 schrijft Meijer namens Buma/Stemra aan Kazaa dat zij gedwongen zijn de onderhandelingen met betrekking tot de licentieovereenkomst te beëindigen. Voorts schrijft zij - voor zover van belang -:
“(…) This eventually added up to us sending you an agreement that was nearly complete. What failed, was certain information that we repeatedly have asked for, but never received. (…)
Furthermore the latest international developments, including but not only the suit that was filed by RIAA against Morpheus, MusicCity and Kazaa, make discussions about the actual form and contents of a copyright license inappropriate and relatively worthless.
Finally we are shocked by the fact that the Kazaa application and network are obviously used for the dissemination of highly illegal material such as child pornography. (…)
We see no possibility of granting a licence in the short term. This means that all reproduction and distribution of music past, present and future via FastTrack/Kazaa was/is done without a copyright license. I insist that you will immediately stop any further copyright infringements and that you will take all necessary steps to insure that our entire repertoire is removed and will stay removed of your service.(…)”
2. Kazaa vordert in conventie Buma/Stemra te gebieden om de onderhandelingen met haar op basis van de reeds gevoerde gesprekken en onderhandelingen, met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid, voort te zetten teneinde de beoogde licentieovereenkomst te sluiten, op verbeurte van een dwangsom.
3. Kazaa stelt hiertoe het volgende. Partijen hebben in ieder geval overeenstemming bereikt over het gegeven dat Buma/Stemra aan Kazaa een licentieovereenkomst zou verschaffen. Dit blijkt onder meer uit de notulen van de bespreking van 2 juli 2001 alsook uit de omstandigheid dat partijen over de hoofdpunten van de door Buma/Stemra verstrekte conceptovereenkomsten overeenstemming hebben bereikt. Subsidiair, voor zover er niet reeds op hoofdpunten een overeenkomst tot stand is gekomen, stelt Kazaa dat het afbreken van de onderhandelingen door Buma/Stemra onder de gegeven omstandigheden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid althans onrechtmatig jegens Kazaa. Gezien het stadium van de onderhandelingen en de mate van de reeds bereikte overeenstemming mocht Kazaa er op vertrouwen dat Buma/Stemra de onderhandelingen niet eenzijdig zou afbreken. Voorts voert Kazaa aan dat Buma/Stemra de enige organisatie in Nederland is waaraan toestemming is verleend om - als bedrijf - te bemiddelen met betrekking tot muziekauteursrechten. Door een licentie te weigeren maakt Buma/Stemra misbruik van haar auteursrecht, atlhans handelt zij in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bovendien maakt Buma/Stemra misbruik van haar economische machtspositie door het weigeren van een licentie voor de introductie van een nieuw product dat zij niet zelf aanbiedt, maar waarnaar van de zijde van de consument wel vraag is.
4. Buma/Stemra heeft ter afwering van het in conventie gevorderde aangevoerd dat partijen nog geen overeenstemming hadden bereikt en dat zij niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door de onderhandelingen met Kazaa af te breken. Uitgangspunt van Buma/Stemra bij de onderhandelingen was steeds dat Kazaa naast de auteursrechtelijke licentie tevens moest beschikken over toestemming van de naburig rechthebbenden, alsook dat de internationale situatie een reden kon zijn om niet tot het sluiten van een licentieovereenkomst over te gaan. Buma/Stemra heeft voorts aangevoerd bereid te zijn het overleg met Kazaa - onder voorwaarden - voort te zetten en zij betwist dan ook dat Kazaa spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
Buma/Stemra betwist voorts de stelling van Kazaa dat zij er op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand mocht komen. Zo was bijvoorbeeld nog niet gesproken over de vergoedingen die Kazaa aan Buma/Stemra zou moeten afdragen, hetgeen volgens Buma/Stemra een van de meest essentiële onderdelen van een eventueel te sluiten overeenkomst vormt. Oorzaak hiervan is gelegen aan de zijde van Kazaa, omdat zij ondanks herhaald verzoek van Buma/Stemra heeft verzuimd de benodigde informatie te verschaffen op grond waarvan een vergoeding zou kunnen worden vastgesteld.
Buma/Stemra betwist dat zij misbruik van recht dan wel misbruik van machtspositie maakt. Zij had immers wel degelijk een belang bij het weigeren van de licentie.
5. Buma/Stemra vordert in reconventie Kazaa te bevelen maatregelen te nemen, zodat niet langer met behulp van het door haar aangeboden computerprogramma op de auteursrechten met betrekking tot muziekwerken behorende tot het Buma/Stemra repertoire inbreukmakende openbaarmakingen en verveelvoudigingen van die muziekwerken kunnen plaatsvinden, op verbeurte van een dwangsom.
6. Buma/Stemra stelt daartoe dat Kazaa, door middel van het onder 1.a genoemde computerprogramma inbreuk maakt op auteursrechten. Het door gebruikers voor alle andere gebruikers ter beschikking stellen van muziekbestanden betreft een openbaarmaking van de betrokken muziekwerken in de zin van de Auteurswet (Aw). Het downloaden van deze muziekbestanden, door Kazaa toegankelijk gemaakt voor andere gebruikers, vormt een inbreukmakende verveelvoudiging, welke niet onder artikel 16b (Aw) valt.
Door deze inbreuken op auteursrecht te plegen dan wel mogelijk te maken handelt Kazaa onrechtmatig en is zij aansprakelijk voor de massale inbreuken die met behulp van haar computerprogramma worden gemaakt. Door willens en wetens de betreffende computerprogrammatuur aan derden aan te bieden, in de wetenschap dat met behulp van die programmatuur massaal inbreuk op rechten van anderen worden gepleegd, die daardoor schade lijden, handelt Kazaa onrechtmatig.
Voorts voert Buma/Stemra aan dat zij Kazaa er meerdere malen op heeft gewezen dat het feit dat zij zonder licentie met haar activiteiten is begonnen, consequenties kan hebben en dat het nog maar de vraag was of er een licentie-overeenkomst tot stand zou komen. Daarnaast gaan de huidige activiteiten van Kazaa verder dan waartoe een eventuele overeenkomst tussen partijen zou strekken. De overeenkomst tussen partijen zou zich beperken tot ‘streamen’ (het uitsluitend kunnen beluisteren van muziekbestanden van anderen) en zou geen betrekking hebben op het downloaden van bestanden. Kazaa kan zich er dan ook niet op beroepen dat Buma/Stemra haar activiteiten enige tijd ongemoeid heeft gelaten, aldus Buma/Stemra.
7. Kazaa heeft zich tegen hetgeen in reconventie is gevorderd verweerd stellende dat Buma/Stemra geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Buma/Stemra is immers al meer dan een jaar op de hoogte van de activiteiten van Kazaa. Voorts werd Kazaa door zowel het tijdsverloop als door de uitlatingen van Buma/Stemra gesterkt in haar vertrouwen dat haar activiteiten geoorloofd waren, althans dat Buma/Stemra haar daarop in rechte niet zou aanspreken.
Daarnaast voert Kazaa aan dat de vordering in reconventie te ruim en onduidelijk is geformuleerd. Het verbod is grensoverschrijdend en wereldwijd en richt zich niet op het peer-to-peer netwerk, maar op de software die Kazaa aanbiedt. Volgens Kazaa kan zij niets doen om de door Buma/Stemra gestelde inbreukmakende handelingen te beëindigen. Technisch is zij niet in staat het netwerk uit de lucht te halen en een verbod op het leveren van haar softwareprogramma betekent feitelijk haar faillissement, aldus Kazaa.
Kazaa betwist de stelling van Buma/Stemra dat zij door het ter beschikking stellen van haar computerprogramma zelfstandig inbreuk maakt op auteursrechten. Kazaa maakt als tussenpersoon immers niet openbaar in de zin van de Auteurswet. Evenmin is er sprake van medeplichtigheid of aansprakelijkheid, aangezien Kazaa slechts de producent is van een computerprogramma en zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het gedrag van de gebruikers van dat programma.
Kazaa betwist voorts dat zij met het aanbieden van het computerprogramma onrechtmatig handelt. In haar Terms of Service verbiedt Kazaa haar gebruikers om inbreuk te plegen op auteursrechten. Bij melding van een beweerdelijke auteursrechtinbreuk heeft de mogelijkheid de betreffende username van de betreffende gebruiker - mocht zij weten om welke gebruiker het gaat - te blokkeren. Kazaa voert aan niet zelfstandig in staat te zijn auteursrechtinbreuken op het netwerk op te sporen en daartoe ook niet verplicht te zijn.
Tenslotte betwist Kazaa dat haar gebruikers inbreuk maken op auteursrechten. Ten eerste omdat Buma/Stemra ten onrechte heeft geweigerd een licentie te verschaffen en ten tweede omdat het overgrote deel van de door gebruikers ter beschikking gestelde bestanden nimmer openbaar gemaakt zullen worden (doordat andere gebruikers er niet naar op zoek zijn) en omdat met betrekking tot het peer-to-peer netwerk geldt dat er sprake is van privécommunicatie, waardoor het werk niet openbaar of aan het publiek ter beschikking wordt gesteld. Ten derde geldt dat het downloaden van muziekwerken via peer-to-peer netwerken op grond van artikel 16b Aw is uitgezonderd van het verveelvoudigingsrecht van de auteur. Er is immers sprake van een kopie voor eigen oefening, studie of gebruik.
BEOORDELING VAN HET GESCHIL:
8. Voorop moet worden gesteld dat Kazaa, door zonder licentie haar gebruikers in de gelegenheid te stellen muziekbestanden door middel van haar computerprogramma te downloaden, in strijd met het auteursrecht handelt. Dat partijen aan het onderhandelen waren met betrekking tot een licentieovereenkomst doet hieraan niet af. Voor zover partijen daarover hebben onderhandeld geldt immers dat een eventuele overeenkomst alleen het zogenoemde “streamen” betrof. Dat het de bedoeling van partijen was de overeenkomst hiertoe te beperken volgt ook uit door Kazaa opgestelde notulen van de bijeenkomst van 15 maart 2001 (zie 1.f). Kazaa had dan ook moeten begrijpen dat haar huidige computerprogramma, waarbij gebruikers naast het enkele beluisteren van muziekbestanden via het Kazaa netwerk ook in de gelegenheid worden gesteld muziekbestanden te downloaden, waarbij bestanden in hun totaliteit kunnen worden vastgelegd op de computer van de gebruiker, inbreuk op auteursrechten oplevert.
De stelling van Kazaa dat zij niet als gebruiker van auteursrechten in de zin van de Auteurswet 1912 is aan te merken gaat niet op. Kazaa heeft immers contact opgenomen met Buma/Stemra teneinde tot een licentieovereenkomst te komen. Daarbij heeft zij geen voorbehoud gemaakt, in het bijzonder ook niet in die zin dat haar handelingen niet onder de Auteurswet 1912 zouden vallen. Door in tegendeel zelf om licentie te vragen, kan zij niet met succes zich erop beroepen dat zij niet de verveelvoudiger van de werken is. Bovendien heeft Kazaa een website geopend waarbij zij aan haar gebruikers software ter beschikking stelt met het specifieke doel die gebruikers in de gelegenheid te stellen om (muziek)bestanden ter beschikking te stellen, op te zoeken en te downloaden. Daaraan doet niet af dat het uiteindelijk verstrekken van muziekbestanden van de ene gebruiker aan de ander door middel van een peer-to-peer netwerk en dus niet feitelijk via de website van Kazaa verloopt. Deze wijze van elektronische verstrekking is immers slechts een onderdeel van het door Kazaa ontworpen en als technische eenheid te beschouwen systeem, dat door middel van software zó is ontworpen dat de gebruikers de door hen gewenste bestanden niet anders kunnen vinden en worden ‘verbonden’ met de betreffende aanbiedende gebruiker van het bestand dan door het gebruik van dit door Kazaa ontworpen systeem. Het doel van Kazaa, namelijk gebruikers door middel van haar software in de gelegenheid stellen door middel van haar netwerk muziekbestanden te downloaden en de desbetreffende werken op deze manier te verveelvoudigen, wordt aldus door haarzelf gerealiseerd.
9. Dat Kazaa geen maatregelen zou kunnen treffen waarmee auteursrechtinbreuken kunnen worden gestopt is door haar onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zij kan alleen al haar website “uit de lucht halen” of anderszins ontoegankelijk maken. Ook de stelling van Kazaa dat zij niet kan vaststellen of de gebruikers van haar computerprogramma inbreuk maken op auteursrechten staat niet aan toewijzing van deze vordering in de weg. Het enkele feit dat de gebruikers van het systeem in de gelegenheid worden gesteld muziekbestanden te downloaden levert een zodanige dreiging van inbreuk op auteursrechten op, dat dit reeds als een onrechtmatige daad van Kazaa moet worden aangemerkt, die sluiting van haar website rechtvaardigt.
10. Met betrekking tot de vordering tot dooronderhandelen wordt als volgt overwogen. Vast staat dat partijen uitvoerig hebben onderhandeld en dat, gezien de laatste conceptovereenkomst van 6 augustus 2001 alsmede gelet op het onder 1.j genoemde faxbericht van 4 oktober 2001, de licentieovereenkomst bijna definitief was. Voorshands is dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen in een vergaand stadium van onderhandelingen verkeerden. Daar komt bij dat Buma/Stemra in haar correspondentie voorafgaand aan de zitting alsmede ter zitting heeft te kennen gegeven nog steeds de intentie te hebben om door te onderhandelen en om uiteindelijk tot een definitieve licentieovereenkomst te komen. De voorwaarde die Buma/Stemra stelt dat Kazaa voor het sluiten van een definitieve overeenkomst toestemming dient te verkrijgen van de naburig rechthebbenden, te weten de uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen, behoeft voor een constructief dooronderhandelen tussen partijen geen belemmering te vormen. Kazaa heeft immers te kennen gegeven de desbetreffende bepaling (zie 1.i) zonder voorbehoud te willen accepteren. De stelling van Buma/Stemra dat er overeenstemming moet zijn met de internationale zusterorganisaties, omdat anders geen wereldwijde licentie kan worden afgegeven, staat aan het voortzetten van de onderhandelingen tussen partijen evenmin in de weg. Wel moet hieromtrent, in het kader van de onderhandelingen, tussen partijen tot een oplossing worden gekomen. Vooralsnog heeft Buma/Stemra onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de internationale situatie zodanig is dat op internationaal niveau niet tot overeenstemming zal worden gekomen. Blijkbaar is dit voor een ander geval (Napster) wel gelukt en valt voorshands niet in te zien waarom dat hier niet zou kunnen. Gezien de ontwikkelingen op dit gebied valt te verwachten dat op afzienbare termijn internationaal een beleid zal (moeten) worden ontwikkeld.
11. Het argument ten slotte dat Buma/Stemra misbruik maakt van haar machtspositie door aan Kazaa een licentieovereenkomst te weigeren gaat in het onderhavige geval niet op. Bij het beschermen en behartigen van de rechten en belangen van degenen die bij hen zijn aangesloten tegenover de gebruikers van muziekopnamen streeft Buma/Stemra een rechtmatig doel na. Zij zal slechts misbruik van haar machtspositie maken door oplegging van onbillijke contractuele voorwaarden, welke niet onderhandelbaar zijn. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. De omstandigheid dat zij de enige instantie in Nederland is waarmee Kazaa een licentieovereenkomst kan sluiten en dat Buma/Stemra tot nu toe heeft geweigerd daartoe over te gaan maakt nog niet dat Buma/Stemra misbruik maakt van haar machtspositie, te minder nu Buma/Stemra heeft aangegeven door te willen onderhandelen.
12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie toewijsbaar zijn, met dien verstande dat de daaraan gekoppelde dwangsommen zullen worden gematigd en/of gemaximeerd als volgt.
Buma/Stemra zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in conventie worden verwezen. Kazaa zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in reconventie worden verwezen.
B E S L I S S I N G :
1. Veroordeelt Buma/Stemra om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de onderhandelingen met Kazaa op basis van de reeds gevoerde gesprekken en onderhandelingen, met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid, voort te zetten, teneinde de beoogde licentieovereenkomst te sluiten, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,- per dag met een maximum van ƒ 100.000,-.
2. Veroordeelt Buma/Stemra hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Kazaa begroot op ƒ 708,06 aan verschotten, waaronder ƒ 427,= wegens vastrecht en op ƒ 1.550,= aan salaris procureur.
3. Beveelt Kazaa om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zodanige maatregelen te treffen dat niet langer met behulp van het door haar aangeboden computerprogramma op de auteursrechten met betrekking tot muziekwerken behorende tot het Buma/Stemra repertoire inbreukmakende openbaarmakingen en verveelvoudigingen van die muziekwerken kunnen plaatsvinden, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 100.000,- per dag met een maximum van ƒ 2.000.000,-.
4. Veroordeelt Kazaa in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Buma/Stemra begroot op ƒ 427,= wegens vastrecht en op ƒ 1.550,= aan salaris procureur.
In conventie en in reconventie :
5. Wijst het meer of anders gevorderde af.
6. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 29 november 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.