ECLI:NL:RBAMS:2001:AD8287

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
kg 01/2595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot verwijdering van materieel door de gemeente Amsterdam in kort geding

In deze zaak, die op 6 december 2001 werd behandeld, heeft de stichting Amsterdams Openbaar Vervoer Museum (AOM) een kort geding aangespannen tegen de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam (GVB). De aanleiding voor de rechtszaak was een aankondiging van het GVB dat zij op 7 december 2001 het materieel van het AOM uit de remise aan de Havenstraat zou verwijderen. Het AOM stelde dat er geen rechtsgeldige opzegging van de gebruiksovereenkomst had plaatsgevonden en dat de opzegtermijn onredelijk kort was. Het GVB voerde aan dat het AOM de ruimte dringend nodig had voor de komst van nieuwe trams en dat er alternatieve locaties beschikbaar waren voor het materieel.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat het AOM de ruimte in de remise om niet gebruikte op basis van een gebruiksovereenkomst, die in beginsel voor onbepaalde tijd was gesloten. De president van de rechtbank oordeelde dat het GVB niet beschikte over een rechtsgeldige titel om het materieel van het AOM te verwijderen, aangezien de opzegging niet rechtsgeldig was. Het GVB werd verboden om het materieel van het AOM te verplaatsen zolang er geen rechtsgeldige titel tot verwijdering was.

De rechtbank veroordeelde het GVB tevens in de kosten van het geding, die aan de zijde van het AOM waren begroot op een totaal van ƒ 2.117,53. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het GVB onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen, en de president benadrukte dat het GVB in een toekomstige procedure kan proberen een rechtsgeldige titel te verkrijgen voor de ontruiming.

Uitspraak

OdC/MV
vonnis 6 december 2001
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 01/2595 OdC van:
de stichting STICHTING AMSTERDAMS OPENBAAR VERVOER MUSEUM, gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s bij dagvaarding van 6 december 2001,
procureur mr G.C.M. Schipper,
t e g e n :
de GEMEENTE AMSTERDAM (GEMEENTEVERVOERBEDRIJF AMSTERDAM), gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e ,
procureur mr R. Ridder.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 6 december heeft eiseres, hierna te noemen het AOM, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ge-daagde, hierna te noemen het GVB, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Ter zitting is door het GVB mondeling een vordering in reconventie ingesteld. Nu het AOM zich -terecht- op het standpunt heeft gesteld hier-door in zijn verdediging te worden geschaad, wordt de eis in reconventie niet-ontvankelijk verklaard.
Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing. Na de terechtzitting is mondeling vonnis gewezen. Het hiernavolgende is hiervan een schriftelijke weergave.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Het AOM heeft op grond van een gebruiksovereenkomst met het GVB een ge-deelte van de remise in de Havenstraat te Amsterdam in gebruik. Het AOM gebruikt deze ruimte voor het stallen van historisch vervoersmaterieel.
b. Het GVB heeft het AOM bij brief van 4 december 2001 aangezegd dat het GVB het materieel van het AOM op 7 december 2001 van de remise aan de Havenstraat zal verplaatsen naar een terrein in het westelijk havengebied, gelegen aan Heining 10. Met de voorbereiding van die verplaatsing is het GVB nu (6 december 2001) be-zig.
2. Het AOM vordert -kort gezegd- het GVB te verbieden om op 7 december 2001 dan wel op enig ander moment het materieel van het AOM uit de remise aan de Haven-straat te Amsterdam te verwijderen, op straffe van een dwangsom.
3. Het AOM voert hiertoe het volgende aan. Er is geen sprake van een rechtsgeldige opzegging van de gebruiksovereenkomst. Mocht de brief van 4 december 2001 wor-den aangemerkt als een opzegging dan is de opzegtermijn onredelijk kort. Het GVB beschikt niet over een recht of titel om eigenmachtig over te gaan tot verplaatsing van het materieel van het AOM. Het AOM heeft begrip voor het feit dat men op den duur de ruimte aan de Havenstraat zal moeten verlaten, echter partijen waren nog in onderhandeling over alternatieve oplossingen. Het AOM beroept zich in dit kader met name op een brief van wethouder J.B. Irik van de gemeente Amsterdam van 18 oktober 2001 waarin is vermeld dat, om het probleem van de stallingruimte op te lossen, tussen de gemeente, het GVB en diverse musea afgewogen afspraken moe-ten worden gemaakt voor de toekomst. Nu deze afspraken (nog) niet zijn gemaakt, kan het GVB -als dienst van de gemeente- niet alvast tot ontruiming overgaan.
4. Het GVB voert als verweer het volgende aan. Het AOM gebruikt de ruimte in de remise aan de Havenstraat om niet. Het GVB heeft de door het AOM gebruikte ruimte dringend nodig in verband met de komst van de nieuwe combino-trams per 1 januari 2002. Het AOM beschikt over verschillende locaties en het is mogelijk het materieel (gedeeltelijk) te verplaatsen. Daarnaast heeft het GVB een aantal alterna-tieven aangeboden, echter deze alternatieven werden door het AOM steeds afgewe-zen omdat zij niet zouden voldoen aan een aantal door het AOM gestelde eisen. Het GVB heeft eveneens aangeboden de kosten voor het transport naar de alternatieve locaties voor zijn rekening te nemen. Het GVB bestrijdt dat er een onredelijk korte opzegtermijn in acht zou zijn genomen. Het AOM is al maanden op de hoogte van het feit dat de betreffende ruimte ontruimd dient te worden. Al tenminste vijf keer is het AOM verzocht de ruimte te verlaten, doch hieraan werd steeds geen gehoor ge-geven. Het AOM kan zich niet beroepen op de brief van wethouder J.B. Irik van 18 oktober 2001 nu deze brief niet aan het AOM doch aan een zusterorganisatie is ge-richt, aldus het GVB.
5. Beoordeling van het geschil:
Het gebruik van de ruimte in de remise aan de Havenstraat door het AOM geschiedt om niet op basis van een gebruiksovereenkomst. Deze overeenkomst is in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten. De gebruiksovereenkomst kan met inachtneming van een redelijke termijn worden opgezegd. Partijen verschillen van mening over de vraag of de brief van 4 december 2001 van het GVB aangemerkt kan worden als een rechtsgeldige opzegging en zo ja of de opzegtermijn redelijk is. Hieruit volgt dat het AOM thans en onder de huidige omstandigheden niet akkoord gaat met opzegging van de gebruiksovereenkomst. Met het AOM is de president van oordeel dat onder deze omstandigheden het GVB niet beschikt over een rechtsgeldige titel om tot ont-ruiming over te gaan en dus niet bevoegd is het materieel van het AOM eigenmach-tig te verplaatsen. Er is dan ook aanleiding de vordering toe te wijzen met dien ver-stande dat het het GVB verboden zal worden het materieel van het AOM te verplaat-sen zolang het GVB niet beschikt over een hiertoe rechtsgeldige titel. In een door het GVB aan te spannen procedure teneinde deze titel te verkrijgen, kan aan de hand van onder andere de voorhanden zijnde alternatieven worden beoordeeld wat een re-delijke opzeggings- en ontruimingstermijn is. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen in de verwachting dat het GVB vrijwillig aan het verbod zal voldoen. Het GVB zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
B E S L I S S I N G :
1. Verbiedt de gemeente Amsterdam (het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam) op vrijdag 7 december 2001 dan wel op enig ander moment het in de remise Haven-straat aanwezige materieel c.a. van het AOM te verwijderen dan wel te doen verwij-deren zolang de gemeente Amsterdam niet beschikt over een hiertoe rechtsgeldige titel tot verwijdering.
2. Veroordeelt de gemeente Amsterdam (het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam) in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van het AOM begroot op ƒ 140, 53 wegens exploitkosten, ƒ 427,- wegens vastrecht en op ƒ 1.550,- wegens salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president der Ar-rondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 6 december 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: