ECLI:NL:RBAMS:2001:AD8287
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R. Orobio de Castro
- Rechtspraak.nl
Verbod tot verwijdering van materieel door de gemeente Amsterdam in kort geding
In deze zaak, die op 6 december 2001 werd behandeld, heeft de stichting Amsterdams Openbaar Vervoer Museum (AOM) een kort geding aangespannen tegen de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam (GVB). De aanleiding voor de rechtszaak was een aankondiging van het GVB dat zij op 7 december 2001 het materieel van het AOM uit de remise aan de Havenstraat zou verwijderen. Het AOM stelde dat er geen rechtsgeldige opzegging van de gebruiksovereenkomst had plaatsgevonden en dat de opzegtermijn onredelijk kort was. Het GVB voerde aan dat het AOM de ruimte dringend nodig had voor de komst van nieuwe trams en dat er alternatieve locaties beschikbaar waren voor het materieel.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat het AOM de ruimte in de remise om niet gebruikte op basis van een gebruiksovereenkomst, die in beginsel voor onbepaalde tijd was gesloten. De president van de rechtbank oordeelde dat het GVB niet beschikte over een rechtsgeldige titel om het materieel van het AOM te verwijderen, aangezien de opzegging niet rechtsgeldig was. Het GVB werd verboden om het materieel van het AOM te verplaatsen zolang er geen rechtsgeldige titel tot verwijdering was.
De rechtbank veroordeelde het GVB tevens in de kosten van het geding, die aan de zijde van het AOM waren begroot op een totaal van ƒ 2.117,53. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het GVB onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen, en de president benadrukte dat het GVB in een toekomstige procedure kan proberen een rechtsgeldige titel te verkrijgen voor de ontruiming.