OdC/SK
vonnis 10 januari 2002
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 01/2741 OdC [eiser], wonende te Arnhem,
e i s e r bij dagvaarding van 27 december 2001,
procureur mr G.G.J. Knoops,
de besloten vennootschap AUDAX PUBLISHING B.V. (Weekend Hoofdredactie), gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e ,
procureur mr A. Volders,
advocaat mr G.S. de Haas te Gilze.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 27 december 2001 heeft eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij ter terechtzitting zijn eis heeft vermeerderd overeenkomstig het in fotokopie aan dit vonnis gehechte addendum. Gedaagde heeft tegen de vermeerdering van eis geen bezwaar gemaakt en verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en van de zijde van eiser pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Gedaagde is uitgeefster van het weekblad Weekend.
b. Op de voorpagina van Weekend nummer 1, jaargang 2002 (2 januari 2002) is, vergezeld van foto's, over de volle breedte aan de onderzijde en met opvallende letters de volgende tekst afgedrukt:
DE SCHOKKENDE WAARHEID…
[eiser] EN ZIJN JONGE MINNARES
WEER SEX-SCHANDAAL IN VOETBALWERELD
c. In dit nummer is over vier pagina's, vergezeld van het predikaat "exclusief in Weekend", een artikel opgenomen met de volgende koppen:
Ajax-trainer zou al een jaar geheime minnares hebben…
BOM ONDER HUWELIJK [eiser]!
[betrokkene]: Ja, we hebben een relatie…
[eiser] hult zich in stilzwijgen…
d. De tekst van het artikel luidt:
[red.: het artikel is niet digitaal beschikbaar]
2. Eiser vordert -kort gezegd- primair dat het gedaagde wordt verboden tot publica-
tie van het artikel over te gaan c.q. alle nummers van de betreffende Weekend terug
te nemen uit de handel, subsidiair dat gedaagde wordt veroordeeld tot het plaatsen
van een rectificatie in Weekend, alsmede dat gedaagde wordt veroordeeld zich
in de toekomst in het blad Weekend te onthouden van iedere verdere publicatie over
het litigieuze onderwerp, op straffe van een dwangsom. Tenslotte vordert
eiser dat gedaagde wordt veroordeeld tot het voldoen van een voorschot op scha-
devergoeding ten bedrage van fl. 25.000,=.
3. Eiser stelt daartoe dat de in de publicatie vermelde feiten in strijd met de waarheid zijn, dat hij (onvoldoende) in de gelegenheid is gesteld om een weerwoord te geven en dat de publicatie zijn eer en goede naam schaadt en hem schade berokkent.
De tekst van het artikel, met name het beweerdelijk gesprek met [betrokkene], biedt voorts geen feitelijke grondslag voor hetgeen op het titelblad van Weekend wordt gesteld; [betrokkene] rept met geen woord over "meerdere keren sex" met eiser, terwijl aantoonbaar onjuist is dat [betrokkene] "de afgelopen week meerdere keren sex" met hem zou hebben gehad. Het ligt op de weg van Weekend om aan te tonen dat de in het stuk gedane mededelingen feitelijk juist zijn. De door Weekend gedane mededelingen hebben een grievend karakter, dat niet door een beroep op de vrijheid van meningsuiting of persvrijheid kan worden gerechtvaardigd.
4. Gedaagde voert als verweer dat er een zekere mate van waarschijnlijkheid was van het verhaal, doordat [betrokkene] een duidelijk erkenning gaf van de feiten die op dat moment voorhanden waren. Gezien de hectiek die met plaatsing van dit soort stukken gepaard gaat en de omstandigheden van het geval -het was duidelijk dat de tipgeefster een ander blad zou kunnen benaderen als Weekend niet zou publiceren- heeft gedaagde zo zorgvuldig mogelijk gehandeld met betrekking tot hoor en wederhoor. Gedaagde wilde de aantijgingen wel bij eiser verifiëren, maar eiser wilde, hoewel hij voldoende tijd hiervoor had, niet reageren. Als er al feiten zijn gesteld, dan zijn die geverifieerd. De mate van het zijn van een public figure bepaalt de mate waarin een inbreuk op de privacy moet worden geduld, terwijl het belang is erkend voor het soort bladen als Weekend om dit soort verhalen te publiceren. Eiser heeft eerder in Weekend gestaan en daaraan ook zijn medewerking verleend. Gedaagde heeft niet onrechtmatig gehandeld door publicatie van het stuk. Het gevraagde verbod tot publicatie en het terugnemen van de bladen is onmogelijk en betekent een grote kostenpost. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding voert gedaagde aan dat slechts bij zeer ernstige inbreuken op de privacy bedragen worden toegewezen die in de buurt van fl. 25.000,= liggen en dat in dit geval meer fl. 5.000,= à fl. 10.000,= voor de hand zou liggen.
Beoordeling van het geschil.
5. Bij de beoordeling van de vordering dient het belang van eiser (verder: [eiser]) bij de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en zijn belang door niet op onrechtmatige wijze door publicaties te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen te worden afgewogen tegen de commerciële belangen van gedaagde en het belang van gedaagde (verder: Weekend) bij persvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
6. Het gaat hier om een verhaal dat sterk kan afdoen aan de reputatie (eer en goede naam), die [eiser] als nieuwe trainer van Ajax (nodig) heeft, en dat in hoge mate op diens privé-leven betrekking heeft. Voor dit verhaal is slechts een niet bevestigde, mondelinge, door een journalist van Weekend van [betrokkene] verkregen ongedetailleerde verklaring. Die verklaring is zodanig summier (en vindt verder ook onvoldoende bevestiging) dat deze het door Weekend gepubliceerde artikel niet rechtvaardigt, zeker niet zonder [eiser] voldoende in de gelegenheid te stellen een weerwoord te geven.
7. Het verweer van Weekend dat zij [eiser] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld tot het geven van een weerwoord gaat niet op. Het beroep dat Weekend doet op de hoge tijdsdruk, op hectiek bij de publicatie van dit soort stukken en op de mogelijkheid dat het verhaal naar een ander blad zou kunnen gaan kan niet afdoen aan het belang van [eiser] om bij deze voorgenomen publicatie in ieder geval voldoende tijd te krijgen om het artikel door te kunnen lezen en zich over zijn reactie te beraden. Het stuk is pas op donderdagmiddag 20 december om 17.07 uur via de fax bij zijn werkgever, Ajax, binnengekomen. [eiser] had die avond verplichtingen elders. De volgende ochtend moest [eiser] een training verzorgen, terwijl de deadline door Weekend op 12.00 uur die dag was gesteld. In die omstandigheden kan niet worden gezegd dat [eiser] voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden en een reactie op het stuk te geven. Weliswaar was de heer Bergsma, voorlichter van Ajax, al op woensdag 19 december door Weekend telefonisch benaderd, maar deze had dit niet aan [eiser] doorgegeven omdat [eiser] die woensdagavond de wedstrijd Ajax-Vitesse moest begeleiden en zich daarop diende te concentreren. Dat hem dit bericht toen niet heeft bereikt valt dus niet aan [eiser] toe te rekenen, maar wel aan Weekend, die ook pas veel later de tekst toezond.
Dat een ander blad mogelijk met het verhaal aan de haal zou kunnen gaan, zoals Weekend stelt, kan geen rechtvaardiging zijn om [eiser] zodanig onder tijdsdruk te zetten als hier is gebeurd.
8. Op grond van het voorgaande dient voorshands te worden geoordeeld dat Weekend onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Ook als public figure behoeft [eiser] geen berichtgeving te dulden, die gebaseerd is op onvoldoende aannemelijk gemaakte feiten, met name niet als die betrekking hebben op onderwerpen, die in zeer sterke mate betrekking hebben op de privé-sfeer van [eiser] en daarom een tot op zekere hoogte zorgvuldige behandeling vergen. Daaraan is in dit geval niet voldaan. Niet gesteld of gebleken is dat in dit geval sprake is van een (zodanig groot) publiek belang dat deze wijze van publiceren zou rechtvaardigen.
9. Het hierboven overwogene rechtvaardigt -mede gelet op het schadeperkende karakter hiervan- een rectificatie als na te melden. Aannemelijk is immers dat eiser door de publicatie in Weekend in zijn persoonlijke levenssfeer is aangetast, waardoor hij immateriële schade heeft geleden. De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar, maar zal worden gematigd en gemaximeerd.
10. Er is in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om aan [eiser] een immateriële schadevergoeding toe te kennen. Hoewel [eiser] een spoedeisend belang heeft bij rehabilitatie door middel van een uitspraak in dit kort geding, wordt een spoedeisend belang bij een veroordeling tot schadevergoeding in dit geval niet aanwezig geacht en zal dit in de bodemprocedure moeten worden beoordeeld.
11. Voor het verbieden om tot publicatie van het artikel over te gaan of het uit de handel nemen van Weekend nummer 1 van 2002 is feitelijk geen mogelijkheid danwel geen plaats, nu immers een groot aantal exemplaren -ook op het moment van de behandeling van de zaak- reeds hun weg naar de lezer heeft gevonden, zodat de al ontstane schade slechts in zeer geringe mate zal kunnen worden beperkt door een dergelijke maatregel, waarvan de uitvoering tijd kost en wellicht niet goed doenlijk is, althans gepaard gaat met grote (financiële) gevolgen, die niet in reële verhouding staan tot de aard en de ernst van de jegens [eiser] gepleegde onrechtmatige daad. Deze voorzieningen worden derhalve -thans formeel- geweigerd.
12. Voor een veroordeling van Weekend zich te onthouden van iedere verdere publicatie over dit onderwerp op straffe van een dwangsom is geen plaats, aangezien een dergelijke -in wezen preventief- publicatieverbod in de gegeven omstandigheden te zeer ingrijpt in de persvrijheid van Weekend. Deze vordering wordt derhalve afgewezen.
13. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Weekend worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
1. Veroordeelt Weekend om in het eerste nummer van Weekend dat verschijnt in de week na de week waarin dit vonnis wordt betekend, op pagina 2 in een kader de volgende tekst te plaatsen (in een normale voor die pagina gebruikelijke lettergrootte):
"RECTIFICATIE ARTIKEL [eiser]
In Weekend nummer 1 van 2 januari 2002 hebben wij een artikel geplaatst over een vermeende relatie tussen [adres] en [betrokkene], onder de kop "Bom onder huwelijk [adres]". Dit artikel is op de voorpagina aangekondigd met de tekst "De schokkende waarheid… [adres] en zijn jonge minnares. Weer een sex-schandaal in voetbalwereld". De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 10 januari 2002 geoordeeld dat wij door deze publicatie onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld, en heeft ons bevolen deze tekst te plaatsen. De voorzieningenrechter heeft daarbij geoordeeld dat in de publicatie onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een intieme relatie tussen [eiser] en [betrokkene] en dat wij [eiser] onvoldoende gelegenheid hebben gegeven om een weerwoord te geven.
De hoofdredactie van Weekend."
2. Bepaalt dat Weekend een dwangsom van € 10.000,= verbeurt voor iedere week dat zij nalaat aan het onder 1. bepaalde te voldoen, met een maximum van € 100.000,=.
3. Veroordeelt Weekend in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 268,89 aan verschotten, waaronder € 193,= wegens vastrecht en op
€ 703,= aan salaris procureur.
4. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter in kort geding in de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 10 januari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.