ECLI:NL:RBAMS:2002:AE1364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 02/634 OdC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over exclusiviteitsovereenkomst tussen RTL/De Holland Media Groep S.A. en acteur/presentator [gedaagde 3] met betrekking tot nevenwerkzaamheden in televisieproducties

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde de vennootschap RTL/De Holland Media Groep S.A. (HMG) een verbod op de medewerking van de acteur en presentator [gedaagde 3] aan een ziekenhuisserie geproduceerd door Endemol voor de concurrent Net5. HMG stelde dat er een exclusiviteitsovereenkomst bestond die [gedaagde 3] verplichtte om uitsluitend voor HMG op te treden als televisiepresentator en dat zijn deelname aan de serie voor Net5 de belangen van HMG zou schaden. De gedaagden, waaronder Endemol en [gedaagde 3], voerden aan dat de overeenkomst hen niet belemmerde om de ziekenhuisserie te maken, aangezien [gedaagde 3] in beginsel vrij was om als acteur op te treden, mits dit de belangen van HMG niet schaadde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat HMG niet aannemelijk had gemaakt dat de deelname van [gedaagde 3] aan de serie voor Net5 daadwerkelijk schadelijk zou zijn voor haar belangen. De rechter wees erop dat de exclusiviteitsovereenkomst in wezen [gedaagde 3] de vrijheid gaf om als acteur te werken, zolang dit niet in strijd was met de belangen van HMG. De rechter concludeerde dat HMG niet kon verbieden dat [gedaagde 3] in de ziekenhuisserie speelde, en dat de vordering van HMG om de opnames te staken, werd afgewezen. HMG werd bovendien veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen in hun contractuele verplichtingen, vooral als het gaat om exclusiviteit en nevenwerkzaamheden. De rechter gaf aan dat de belangen van HMG niet in het geding waren gekomen door de deelname van [gedaagde 3] aan de serie, en dat de vordering om de opnames te staken ongegrond was.

Uitspraak

OdC/SK
vonnis 11 april 2002
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 02/634 OdC v a n:
de vennootschap naar het recht van Luxemburg RTL/DE HOLLAND MEDIA GROEP S.A., gevestigd te Luxemburg,
e i s e r e s bij dagvaarding van 22 maart 2002,
procureur mr. H.J.M. Harmeling,
t e g e n :
1. de besloten vennootschap ENDEMOL NEDERLAND B.V., gevestigd te Aalsmeer,
2. de besloten vennootschap MARKLES B.V., gevestigd te Amsterdam,
3. [gedaagde 3], wonende te Amsterdam,
g e d a a g d e n,
procureur mr. D.J.G. Visser.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 5 april 2002 heeft eiseres, verder te noemen HMG, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ge-daagden, verder te noemen Endemol, [gedaagde 3] en Markles, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. HMG is een mediaorganisatie, met als kernactiviteit de exploitatie van de televi-siezenders RTL4, RTL5 en Yorin. Endemol is een productiemaatschappij, die -onder andere voor en aan HMG- programma's produceert en verkoopt. [gedaagde 3] is een acteur en presentator van televisieprogramma's, onder andere de 'Staatslote-rijshow' en 'Heb ik dat', die worden uitgezonden door RTL4. [gedaagde 3] is di-recteur-grootaandeelhouder van Markles.
b. Op 5 juli 1999 zijn HMG, John de Mol Produkties B.V. (als rechtsvoorganger van Endemol) en Markles een overeenkomst aangegaan terzake van de samenwerking tussen deze partijen voor het maken van televisieprogramma's, waarbij [gedaagde 3] beschikbaar gesteld is voor presentatie- en redactiewerkzaamheden voor deze door Endemol te produceren en door HMG uit te zenden programma's.
c. Artikel 7 van deze overeenkomst, met betrekking tot nevenwerkzaamheden, luidt als volgt:
"7.1 [gedaagde 3] zal in zijn hoedanigheid als TV-presentator exclusief werk-
zaam zijn voor HMG. Het is Markles dan wel [gedaagde 3] niet toege-
staan direct of indirect gelijksoortige werkzaamheden als hier overeengekomen
te (laten) verrichten voor (de programma's van) andere (omroep)organisaties
die op Luxemburg en Nederland zijn gericht.
7.2 Nevenwerkzaamheden door Markles en/of [gedaagde 3] zijn niet
toegestaan tenzij deze in redelijkheid niet strijdig zijn met de belangen van
HMG en HMG voor deze nevenwerkzaamheden schriftelijke toestemming heeft
verleend. Steeds zal Markles tijdig vooraf met HMG overleggen. HMG zal
steeds binnen 7 dagen reageren.
7.3 Markles en/of [gedaagde 3] is in beginsel vrij als producent/acteur of
anderszins aan commercials, dramaseries, televisiefilms of speelfilms zijn
medewerking te verlenen, op voorwaarde dat medewerking aan dergelijke
projecten de belangen van HMG, hieronder begrepen maar niet beperkt tot de
beschikbaarheid van [gedaagde 3] ten behoeve van de producent van de
programma's, niet schaadt. Markles en/of [gedaagde 3] zal HMG steeds
tijdig voor aanvang van deze nevenwerkzaamheden schriftelijk informeren."
d. Aan de onder b. genoemde overeenkomst is een overeenkomst van 8 maart 1995 voorafgegaan tussen RTL4 S.A. (rechtsvoorganger van HMG), [gedaagde 3] en Markles, waarin in artikel 1 lid 7 wordt bepaald dat [gedaagde 3] ieder jaar een hoofdrol zal vertolken in een dramaserie tegen een vergoeding van fl. 260.000,= en dat deze vergoeding ook is verschuldigd wanneer RTL4 [gedaagde 3] daartoe niet in de gelegenheid stelt. Artikel 7 van deze overeenkomst bepaalt dat [gedaagde 3] ge-durende de looptijd van de overeenkomst niet zonder toestemming van RTL4 als tv-presentator ten behoeve van een op Nederland gerichte (commerciële) om-roep(instelling) zal verrichten.
e. In 2001 heeft HMG Endemol en IDTV uitgenodigd voor een zogenaamde 'pitch' voor een ziekenhuisserie met een budget van ongeveer fl. 350.000,= per aflevering.
f. Bij brief van 11 oktober 2001 aan [gedaagde 3] heeft Endemol onder meer ge-schreven: "(…) Al enige tijd geleden is Endemol begonnen met het ontwikkelen van diverse formats voor ziekenhuisseries. Inmiddels is het format 'Weekenddienst'
aangeboden aan RTL4 en hebben we jouw naam daarbij genoemd. Bij monde van programmadirecteur Leo van der Goot heeft RTL laten weten grote interesse te heb-ben in deze serie. Het dient gezegd te worden dat ook IDTV een ziekenhuisserie bij deze zender heeft aangeboden en dat Endemol dus in competitie is voor de productie van deze serie. Gezien jouw acteerprestaties in 'Medisch Centrum West' lijkt een hoofdrol voor jou in onze ziekenhuisserie een uitgelezen kans om terug te keren in het acteurs-métier en onze afspraak invulling te geven. Mocht RTL uiteindelijk niet de keuze op het Endemol format laten vallen, dan zullen we deze serie bij andere zendgemachtigden aanbieden. In goed overleg zullen we jouw naam daar ook bij noemen, contractueel ben je vrij in acteerwerkzaamheden. Mocht dit leiden tot ver-koop van de serie, dan zullen we HMG/RTL4 daarvan te zijner tijd, volgens de gel-dende afspraken, op de hoogte stellen. (…)".
g. Omstreeks november 2001 heeft HMG voor de productie van de ziekenhuisserie door IDTV gekozen.
h. Tussen partijen heeft een uitgebreide briefwisseling plaatsgevonden met betrek-king tot het acteren van [gedaagde 3] in de door Endemol te maken ziekenhuisserie. Onder andere bij brief van 13 december 2001 heeft Endemol aan HMG geschreven dat Endemol heeft besloten haar ziekenhuisserie met [gedaagde 3] te gaan maken, en bij brief van 16 januari 2002 van HMG aan [gedaagde 3] heeft HMG geschreven dat diens medewerking aan de ziekenhuisserie voor Net5 in strijd is met de overeen-komst en dit als wanprestatie wordt beschouwd. Voorts is [gedaagde 3] bij deze brief in gebreke gesteld.
i. De opnames voor de ziekenhuisserie voor Net5 door Endemol, met [gedaagde 3], genaamd 'Trauma 24/7', zijn in februari 2002 gestart en de eerste uitzending staat gepland voor donderdag 18 april 2002.
2. HMG vordert thans -samengevat- dat gedaagden wordt bevolen de opnames van [gedaagde 3] in de ziekenhuisserie 'Traumateam 24/7' (de titel van de ziekenhuisse-rie van Endemol voor Net5) te staken en gestaakt te houden, dat gedaagden wordt verboden afleveringen van die opnamen uit te (doen) zenden, en dat [gedaagde 3] en Markles wordt bevolen alle medewerking aan de opnames te staken en gestaakt te houden, op straffe van dwangsommen.
3. HMG voert daartoe het volgende aan. Tussen partijen bestaat een exclusiviteitsover-eenkomst, op basis waarvan [gedaagde 3] alléén ten behoeve van HMG optreedt als televisiepresentator. [gedaagde 3] mag in beginsel als acteur aan andere projecten meewerken, mits dit de belangen van HMG niet schaadt en hij tijdig voorafgaand schriftelijk mededeling doet. Deze bepaling is speciaal opgenomen, omdat HMG vanaf 1999 geen plannen had om [gedaagde 3] als acteur in te zetten, en Klein Es-sink in verband daarmee een uitzondering wilde op het standaardverbod van neven-werkzaamheden ingevolge lid 1 en lid 2 van artikel 7 (zie 1.c.). Aldus was, volgens HMG, een beperkte uitzondering op het volledige concurrentieverbod gecreëerd; het ging daarbij echter wel om een gastrol in een serie of een eenmalig tv-drama, zoals B. van der Veer, toenmalig programmadirecteur van RTL4 heeft verklaard in een e-mail van 28 januari 2002 aan HMG. Artikel 7.3 van de overeenkomst is uit te leggen als zorgverplichting voor [gedaagde 3] te aanzien van HMG, hetgeen inhoudt dat hij niet volledig vrij is om elders te acteren. In deze speelt ook het Haviltex-criterium, in de context van de relatie tussen zenders en hun 'sterren', aldus HMG. Nadat IDTV de 'pitch' voor de ziekenhuisserie had gewonnen, heeft [gedaagde 3] gewei-gerd in die serie te spelen en hiervoor een casting te doen. Endemol heeft HMG on-der druk gezet om haar serie alsnog af te nemen door te dreigen de serie met [gedaagde 3] aan Net5 aan te bieden. HMG heeft hiertegen bezwaar gemaakt en te kennen gegeven dat het optreden van [gedaagde 3] in een serie voor een andere zender de belangen van HMG zou schaden. Door afwijzing van de serie van Endemol door HMG zijn de tussen haar en [gedaagde 3] bestaande exclusiviteitsafspraken niet ver-anderd. Op grond van artikel 7.3 van de overeenkomst (zie 1.c.) verzet HMG zich tegen medewerking van [gedaagde 3], als RTL4-gezicht, aan een wekelijks pro-gramma voor concurrent Net5 op prime time. Dit is diverse malen aan Endemol en [gedaagde 3] te kennen gegeven. Dat deze vergaande exclusiviteitsverplichting in de overeenkomst is opgenomen, is gelegen in het feit, aldus HMG, dat [gedaagde 3] een van de toonaangevende gezichten van RTL4 is en een aanzienlijke goodwill voor HMG vertegenwoordigt. [gedaagde 3] is voor RTL4 een merk geworden. Be-kende Nederlanders ontwikkelen, ook in verband met de vergoeding die zij ontvan-gen, een zendergebonden profiel en zij zijn essentieel voor aan de zender verbonden goodwill. Ze trekken kijkers naar de zender, die weer de reclame-inkomsten bepa-len. De goodwill die HMG realiseert met behulp van exclusiviteitsovereenkomsten is van groot commercieel belang voor het bedrijf. Net5 is de belangrijkste concur-rent van RTL4 voor het verwerven van reclame-inkomsten gericht op bepaalde doelgroepen. [gedaagde 3] heeft zich kennelijk al in november 2001 aan Endemol verbonden met betrekking tot de medewerking aan een ziekenhuisserie die niet bij HMG zou worden uitgezonden, maar heeft HMG hierover niet geïnformeerd en zelfs nadien nog doen voorkomen alsof er van afspraken met andere zenders geen sprake was. [gedaagde 3] en Endemol zijn zich, blijkens diverse uitlatingen in brie-ven aan HMG, bewust dat de belangen van HMG door het optreden van Klein Es-sink in een serie voor een andere zender worden geschaad, aldus HMG. Klein Es-sink heeft zijn exclusiviteitsverplichtingen volgend uit artikel 7.3 van de overeen-komst geschonden, door HMG niet te informeren en door nevenwerkzaamheden te verrichten die de belangen van HMG schaden. Endemol heeft ook wanprestatie je-gens HMG gepleegd, maar in ieder geval onrechtmatig jegens HMG gehandeld door de wanprestatie van [gedaagde 3] uit te lokken. Kennelijk heeft Endemol Klein Es-sink gebruikt als hefboom om HMG te dwingen alsnog voor de serie van haar, in plaats van die van IDTV, te kiezen. HMG lijdt schade of zal schade lijden, omdat [gedaagde 3] een prominent gezicht van RTL4 is, dat op prime time bij een andere zender is te zien, waardoor aan de goodwill van [gedaagde 3] voor HMG wordt af-gedaan. Nog niet is te overzien wat de -negatieve- invloed hiervan zal zijn. Als de opnames en uitzendingen van 'Trauma 24/7' doorgang vinden zal dit tot problemen leiden met de Staatsloterij, grootste klant van HMG, in verband met de goodwill van [gedaagde 3] en een verminderde beschikbaarheid van hem voor de Staatsloterij. Als [gedaagde 3] in een serie op Net5 te zien is, volgen de kijkers hem als ster. Daardoor zullen reclame-inkomsten wegvallen, door HMG geschat op anderhalf miljoen gul-den per week.
4. Endemol, [gedaagde 3] en Markles hebben gemotiveerd verweer gevoerd. [gedaagde 3] is eerst en vooral acteur en ook zo bekend geworden, met name door zijn rol als dokter in de serie 'Medisch Centrum West'. Pas later is hij televisiepresentator geworden. Het initiatief om een ziekenhuisserie te gaan uitzenden is niet afkomstig van HMG. Dit idee hangt al enkele jaren in de lucht en de concrete aanzet voor een nieuwe ziekenhuisserie is van [gedaagde 3] zelf afkomstig geweest, al in 2000. Naar aanleiding van de 'pitch' heeft Endemol aan HMG de serie 'Weekenddienst', met een belangrijke rol voor [gedaagde 3], aangeboden. HMG heeft uiteindelijk voor een serie van IDTV gekozen, maar al voordat HMG had gekozen, waren [gedaagde 3] en Endemol overeengekomen dat [gedaagde 3] in een ziekenhuisserie zou acteren. Dit blijkt uit de brief van 11 oktober 2001 (zie 1.f.). Toen was overigens, aldus ge-daagden, nog niet duidelijk of HMG voor Endemol of IDTV zou kiezen, zodat op dat moment door Endemol of [gedaagde 3] niets aan HMG te melden was ingevolge artikel 7.3 van de overeenkomst. Op 14 november 2001 heeft [gedaagde 3] in een telefoongesprek met L. van der Goot van HMG al te kennen gegeven dat hij zich in beginsel verbonden achtte aan de door Endemol te maken ziekenhuisserie. IDTV heeft [gedaagde 3] nooit gepolst als mogelijke hoofdrolspeler voor haar serie. Door Endemol wordt betwist dat zij, nadat HMG voor de serie van IDTV heeft gekozen, [gedaagde 3] heeft gebruikt als hefboom om HMG alsnog voor haar eigen serie te laten kiezen; zij heeft er slechts op gewezen dat als HMG niet voor de serie met [gedaagde 3] zou kiezen, zij naar een ander zou gaan.
In de eerste overeenkomst tussen [gedaagde 3] en HMG (zie 1.d.) werd [gedaagde 3] geclaimd èn betaald voor beschikbaarheid voor drama. Hij ging er toen vanuit dat hij exclusief voor drama aan HMG was verbonden. In het kader van de onderhande-lingen voor de nieuwe overeenkomst was een punt van onderhandeling de exclusie-ve beschikbaarheid van [gedaagde 3] voor drama. HMG had toen onvoldoende bud-get voor drama en kon en wilde daarom [gedaagde 3] niet binden. B. van der Veer heeft in zijn verklaring van 2 april 2002 ook gesteld dat aan de eerdere inspannings-verplichting van HMG om [gedaagde 3] als acteur in te zetten voor RTL4 niet meer kon worden voldaan en daarom is besloten van hem, als acteur, geen exclusiviteit meer te verlangen en zijn carrière als acteur niet in de weg te staan. Lid 3 van artikel 7 van de overeenkomst (zie 1.c.) is een niet zo gebruikelijke bepaling en bevat een uitzondering op lid 2. Lid 3 is het logische gevolg van het feit dat HMG expliciet en willens en wetens te kennen heeft gegeven [gedaagde 3] niet meer exclusief als ac-teur te willen hebben en daarvoor te betalen, aldus gedaagden. HMG kan, nu zij [gedaagde 3] niet meer wil betalen voor (beschikbaarheid voor) acteerwerk, in rede-lijkheid geen beperkingen opleggen. [gedaagde 3] zou dat ook nooit hebben geac-cepteerd. Uit de tekst en totstandkoming van de (exclusiviteitsbepaling in de) over-eenkomst volgt dat het enkele feit dat [gedaagde 3] een (hoofd)rol speelt in een serie bij een andere omroep, niet op grond van schadelijkheid voor HMG kan worden verboden; dit is door HMG juist ingecalculeerd en vloeit logisch voort uit de over-eenkomst. [gedaagde 3] vertegenwoordigt als presentator goodwill voor HMG en daarom zit hij ook -enkel- als presentator exclusief bij RTL4. Optreden als acteur bij een ander omroep doet geen afbreuk aan de goodwill van [gedaagde 3] als presen-tator bij HMG, hetgeen ook is gebleken uit een eerdere optredens van [gedaagde 3] in series voor andere omroepen. Ten aanzien van de beschikbaarheid van Klein Es-sink voor de presentatie van de 'Staatsloterijshow' doen zich geen problemen voor, nu de uitvoerend producenten van deze show en de serie daarover afspraken hebben gemaakt. Op uitdrukkelijk verzoek van Endemol is door SBS rekening gehouden met de belangen van HMG ten aanzien van het tijdstip van uitzending van de serie; de serie zal niet worden uitgezonden op dinsdagavond wanneer RTL4 de 'Staatslo-terijshow' uitzendt. Endemol en [gedaagde 3] hebben ook niet de in artikel 7.3 op-genomen informatieplicht geschonden. Dit blijkt wel uit het feit dat Endemol al op 28 november 2001 aan HMG heeft laten weten dat, als zij de serie met [gedaagde 3] niet zou afnemen, Endemol waarschijnlijk SBS zou gaan benaderen. HMG heeft al op 29 november 2001 te kennen dit niet te zullen tolereren. De opnames voor de se-rie van Endemol zijn vervolgens pas eind februari 2002 gestart, zodat HMG vol-doende tijd heeft gehad bezwaar te maken, hetgeen de ratio is van de informatie-plicht. Als de vordering van HMG zou worden toegewezen lijdt Endemol een scha-de van vier miljoen (bij het helemaal stoppen) tot 2 miljoen gulden (bij vervanging van [gedaagde 3] door een andere acteur). HMG heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij schade zal leiden, stelt zelfs zelf dat niet is te overzien of er goodwillschade zal zijn. Wellicht, zo stellen gedaagden, betekent het acteren van [gedaagde 3] in de ziekenhuisserie wel een enorme winst voor RTL4, ook aan reclame-inkomsten.
Beoordeling van het geschil.
5. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de tussen hen op 5 juli 1999 ge-sloten overeenkomst, met name artikel 7 van die overeenkomst (zie 1.c.). Bij de uitleg van de overeenkomst is mede van belang, naast de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst, de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
6. Uit artikel 7 van de overeenkomst kan worden opgemaakt dat de kern hiervan is dat [gedaagde 3] als televisiepresentator exclusief aan HMG is gebonden, maar dat hij in beginsel vrij is om als acteur voor andere omroepen of zenders op te treden, mits zijn medewerking hieraan de belangen van HMG -waaronder de beschikbaarheid van [gedaagde 3] voor HMG- niet schaadt. HMG zal, zo wordt ook bepaald, steeds tijdig voor aanvang van die nevenwerkzaamheden schriftelijk worden geïnformeerd. Partijen zijn het er over eens dat lid 3 van artikel 7 van de overeenkomst een bijzon-dere bepaling is, die ten behoeve van [gedaagde 3] als acteur is opgenomen, en dat in de overeenkomsten van andere 'sterren' verbonden aan HMG een dergelijke be-paling niet is opgenomen.
7. Anders dan door HMG is betoogd, kan voorshands niet worden geoordeeld dat [gedaagde 3] tekort schiet in zijn jegens HMG bestaande verplichtingen voortvloei-end uit de overeenkomst van 5 juli 1999, door in een door Endemol voor Net5 te maken ziekenhuisserie een (al dan niet hoofd)rol te spelen, en evenmin kan worden geoordeeld dat Endemol wanprestatie pleegt danwel onrechtmatig handelt jegens HMG door een dergelijke serie met [gedaagde 3] voor een andere zender dan RTL4 te maken.
8. Artikel 7.3 van de overeenkomst laat [gedaagde 3] immers in beginsel vrij om als acteur in dramaseries op te treden. In zijn eerdere contract (over de periode 1995-1999) was dit nu juist niet het geval. Daarin was ten behoeve van HMG exclusiviteit bedongen, ook ten aanzien van dramaseries, waartegenover dan ook een betalings-plicht van HMG aan [gedaagde 3] stond van fl. 260.000,= per jaar. Nu [gedaagde 3] de betaling van dit bedrag in het nieuwe contract van 1999 heeft prijsgegeven, maar daartegenover de vrijheid heeft gekregen om (onder andere) in dramaseries op te treden, kan HMG hem dit in beginsel niet beletten. Contractueel zijn ook geen be-perkingen aangebracht in de aard en omvang van de acteerprestaties van Klein Es-sink in de zin dat hij slechts incidentele (gast)rollen zou mogen vervullen of niet voor andere (concurrerende) zenders als acteur zou mogen optreden. Een dergelijk strikte uitleg van artikel 7.3 ligt ook niet voor de hand, gezien de eerdere rollen die [gedaagde 3] heeft gehad in series voor andere omroepen/zenders.
9. De enige inhoudelijke beperking die het contract inhoudt is, dat [gedaagde 3] door zijn optreden de belangen van HMG niet schaadt. HMG heeft niet aannemelijk ge-maakt dat [gedaagde 3], door een rol in de serie 'Trauma 24/7' voor Net5 te spelen, de belangen van HMG zodanig zou schaden, dat dit een verbod op het meespelen hierin door [gedaagde 3], danwel een verbod op uitzending van afleveringen met [gedaagde 3], rechtvaardigt. HMG heeft op dit punt aangevoerd dat [gedaagde 3] als RTL4-gezicht een aanzienlijke goodwill, met daaraan gerelateerde reclame-inkomsten, vertegenwoordigt en dat die goodwill verloren zou gaan als hij in een se-rie van de directe concurrent zal spelen, omdat de kijkers hem dan naar de andere zender zullen volgen. Uit niets blijkt echter, dat door het spelen van een rol in de ziekenhuisserie voor (bijvoorbeeld) Net5 voor HMG goodwill verloren gaat. Even-goed kan worden gezegd dat dit de populariteit van [gedaagde 3] ten goede komt, hetgeen weer afstraalt op HMG. Wel zal HMG enig gezichtsverlies leiden doordat zij deze strijd met [gedaagde 3] is aangegaan, maar dit is niet een schade die gevolg is van het acteeroptreden van [gedaagde 3], maar van de onenigheid daarover. Het argument van HMG, dat de beschikbaarheid van [gedaagde 3] voor de 'Staatsloterij-show' in het gedrang zou komen door het optreden van [gedaagde 3] in de serie 'Trauma 24/7' gaat ook niet op. Endemol en [gedaagde 3] hebben ter zitting vol-doende duidelijk gemaakt dat maatregelen zijn getroffen om dit te voorkomen. Dit is ook eenvoudig te regelen, nu Endemol ook het programma van de 'Staatsloterij' maakt.
10. De stelling van HMG dat [gedaagde 3] haar niet tijdig schriftelijk heeft geïnfor-meerd over zijn nevenwerkzaamheden, zoals artikel 7.3 van de overeenkomst voor-schrijft dient ook te worden verworpen. Immers, uit de brief van 29 november 2001 van HMG aan Endemol blijkt dat in ieder geval op dat moment het voornemen van [gedaagde 3] om te acteren in de ziekenhuisserie voor een andere zender dan RTL4 bekend was, en dat HMG hiertegen op dat moment al bezwaar heeft gemaakt. Nu artikel 7.3 van de overeenkomst spreekt over "tijdig voor aanvang van de neven-werkzaamheden schriftelijk informeren", maar overigens geen termijnen noemt en Endemol en [gedaagde 3] eind februari 2002 met de opnames van de serie zijn be-gonnen -derhalve zo'n drie maanden later-, kan niet worden gezegd dat HMG niet tijdig is geïnformeerd over de nevenwerkzaamheden van [gedaagde 3].
11. Op grond van het bovenstaande dient de vordering van HMG te worden afgewezen en zal HMG als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt HMG in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Endemol, [gedaagde 3] en Markles begroot op € 193,= wegens vastrecht en op € 703,= aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. R. Orobio de Castro, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 april 2002, in tegenwoor-digheid van de griffier.
Coll.: