ECLI:NL:RBAMS:2002:AE4283

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
VV 12-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Hees
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loondoorbetaling en schadevergoeding na beëindiging dienstverband

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. W.A. van Overbeek de Meyer, een voorlopige voorziening tegen zijn voormalige werkgever, Inter Access B.V., vertegenwoordigd door mr. S.C. Spaans. Eiser stelde dat hij niet had ingestemd met de beëindiging van zijn dienstverband en dat deze, bij gebrek aan een rechtsgeldige opzegging, voortduurde. Hij vorderde primair loondoorbetaling en subsidiair een voorschot op schadevergoeding van € 35.000,-. Eiser betoogde dat er geen proeftijd was overeengekomen en dat de opzegging door Inter Access onterecht was. Inter Access voerde aan dat er wel degelijk een proeftijd was afgesproken en dat de opzegging rechtsgeldig was vanwege tegenvallende resultaten van de onderneming.

De kantonrechter oordeelde dat partijen een proeftijd van twee maanden waren overeengekomen, en dat de opzegging door Inter Access rechtsgeldig was. Eiser's primaire vordering tot loondoorbetaling werd afgewezen. Echter, de kantonrechter oordeelde dat Inter Access schadeplichtig was, omdat de opzegging in strijd was met goed werkgeverschap. Eiser had recht op schadevergoeding voor sollicitatiekosten en inkomensschade, die in totaal werd begroot op € 10.936,-. Na verrekening van een eerder ontvangen afkoopsom, werd een schadevergoeding van € 3.567,62 toegewezen. De gevorderde immateriële schadevergoeding werd afgewezen, en de proceskosten werden toegewezen aan eiser.

De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. M. van Hees op 20 maart 2002, waarbij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk : VV 12-02
Datum : 20 maart 2002
344
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. W.A. van Overbeek de Meyer
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTER ACCESS B.V.
gevestigd te Hilversum
gedaagde
nader te noemen Inter Access
gemachtigde: mr. S.C. Spaans.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 27 februari 2002 heeft [eiser] een voorlopige voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 12 maart 2002 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. Inter Access is verschenen bij J.M. Vermolen, bijgestaan door de gemachtigde.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
a. Partijen zijn eind november 2001 overeengekomen dat [eiser] per 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd in dienst zou treden als Information Consultant SAP.
b. In het arbeidscontract is onder meer bepaald dat op de overeenkomst de regelingen "Arbeidsvoorwaarden Inter Flex" van toepassing zijn (met een aantal hier niet relevante uitzonderingen). Deze arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd op een CD-rom, die tegelijk met het arbeidscontract als bijlage bij een brief van 21 november 2001 aan [eiser] is toegezonden door Inter Access.
c. Artikel 1.6.1. van de arbeidsvoorwaarden houdt in dat bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor beide partijen een proeftijd geldt van twee maanden.
d. Op 20 december 2001 is [eiser] telefonisch benaderd door de secretaresse van de directeur van Inter Access, [directeur] voor het maken van een afspraak op 28 december 2001. Tijdens het gesprek op 28 december 2001 heeft [directeur] aan [eiser] meegedeeld dat Inter Access niet met hem in zee wilde gaan omdat er geen werk voor hem was. Dit is op dezelfde dag bij brief bevestigd aan [eiser].
e. Partijen hebben daarna overleg gevoerd over een door Inter Access te betalen vergoeding aan [eiser].
2. [eiser] vordert als voorlopige voorziening Inter Access primair te veroordelen tot - kort gezegd - loondoorbetaling en subsidiair tot betaling van € 35.000,- als voorschot op schadevergoeding.
Hij stelt daartoe dat hij niet heeft ingestemd met beëindiging van het dienstverband zodat dit, bij gebreke van rechtsgeldige opzegging, voortduurt.
Tussen partijen is volgens hem geen proeftijd overeengekomen. Artikel 1.6.1. van de arbeidsvoorwaarden is niet van toepassing, aangezien [eiser] die voorwaarden slechts op CD-rom heeft ontvangen, zodat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:652 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bovendien houdt artikel 1.6.1. slechts een aantal algemene bepalingen in, zonder dat is aangegeven welke proeftijd op [eiser] van toepassing is.
Subsidiair, voor het geval er wel een proeftijd geldt, stelt [eiser] dat Inter Access misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en zich niet heeft gedragen zoals een goed werkgever betaamt.
[eiser] heeft door de opzegging niet de gelegenheid gekregen om zich te bewijzen. Verder had hij, indien hem op 20 december 2001 al het - toen klaarblijkelijk al bestaande -voornemen tot opzegging had vernomen, zijn vorige functie nog kunnen terugkrijgen. Op 28 december 2001 was het daarvoor te laat. Bovendien heeft Inter Access onvoldoende moeite gedaan om hem ander passend werk aan te bieden en blijkt uit haar website dat zij nog steeds kandidaten zoekt voor de functie die [eiser] aanvankelijk had gekregen. Tot slot heeft [eiser] nog niet met zekerheid een andere functie kunnen vinden, zodat hij zonder inkomsten zit.
3. Inter Access voert daartegen het volgende aan.
Partijen zijn een proeftijd overeengekomen. Inter Access heeft daarvan gebruik gemaakt om het dienstverband met [eiser] op te zeggen, gelet op de tegenvallende resultaten van de onderneming en de omstandigheid dat [eiser] niet direct inzetbaar zou zijn bij Inter Access maar eerst nader geschoold zou moeten worden, waarmee bij benadering zeker een periode van zes maanden gemoeid zou zijn. Ook andere sollicitatieprocedures zijn afgebroken en er is eind 2001 een groot aantal bestaande dienstverbanden beëindigd.
Inter Access heeft nog wel vacatures voor de functie waarvoor [eiser] was aangenomen, maar alleen voor kandidaten met voldoende ervaring, die meteen inzetbaar zijn.
Inter Access heeft aan [eiser] een vergoeding aangeboden, waarmee zij zich als een goed werkgever heeft opgesteld.
4. Beoordeeld moet worden of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een gerede kans van slagen heeft. Bij die afweging moet worden uitgegaan van de thans bekende feiten, die in deze procedure slechts beperkt kunnen worden getoetst.
5. Op grond van het over en weer gestelde wordt vastgesteld dat Inter Access op 28 december 2001 het dienstverband met [eiser] heeft opgezegd en dat partijen daarna niet tot overeenstemming zijn gekomen over de hoogte van de door Inter Access aan [eiser] te betalen vergoeding.
6. Tussen partijen is in geschil of zij een proeftijd van twee maanden zijn overeengekomen. Met Inter Access is de kantonrechter van oordeel dat dit het geval is. Partijen hebben ruim voor de aanvang van de arbeidsovereenkomst een arbeidscontract getekend, waarin de arbeidsvoorwaarden Inter Flex van toepassing zijn verklaard. Die voorwaarden heeft [eiser] met het te ondertekenen arbeidscontract toegezonden gekregen op CD-rom. [eiser] moet voldoende vertrouwd worden geacht met automatisering om een CD-rom te kunnen openen, lezen en desgewenst uitprinten. Aldus is aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan. De bepaling omtrent de proeftijd (artikel 1.6.1.) wordt voldoende duidelijk en concretiseerbaar geacht.
De opzegging door Inter Access is derhalve rechtsgeldig en het dienstverband is daarmee beëindigd, zodat de primaire vordering van [eiser] niet toewijsbaar is.
7. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Inter Access schadeplichtig is.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dat, gelet op alle omstandigheden, het geval. Nadat partijen ruim voor aanvang van de arbeidsovereenkomst het contract hadden getekend en vervolgens regelmatig contact hebben gehad over de praktische uitwerking daarvan, heeft Inter Access in een heel laat stadium aan [eiser] de opzegging voorafgaand aan het dienstverband meegedeeld. De reden van de opzegging was uitsluitend in omstandigheden aan de zijde van Inter Access gelegen. In die situatie is het in strijd met goed werkgeverschap om geen schadevergoeding aan te bieden.
Inter Access heeft dat overigens wel gedaan, maar volgens [eiser] was haar aanbod niet redelijk.
Naar het oordeel van de kantonrechter behoort Inter Access de schade wegens sollicitatiekosten en de inkomensschade te vergoeden. De inkomensschade wordt thans begroot op een bedrag van twee netto maandsalarissen en autokosten van twee maanden. Aan sollicitatiekosten heeft [eiser] opgevoerd een bedrag van totaal €€ 2.438,- , welke post door Inter Access onvoldoende is betwist.
Twee netto maandlonen kunnen op grond van het door [eiser] (onvoldoende weersproken) gestelde worden gesteld op totaal € 6.148,- en de autokosten van twee maanden op totaal 2.350,- .
Als (voorschot op) de vergoeding is dan ook 10.936,- (= € 4.962,54) toewijsbaar, op welk bedrag in mindering moet worden gebracht de betaling van 3.074,- (= € 1.394,92) netto die [eiser] in januari 2002 van Inter Access heeft ontvangen onder de omschrijving van afkoopsom. Als resterend bedrag zal €3.567,62 als schadevergoeding worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding van immateriële schade zal worden afgewezen, aangezien gesteld noch gebleken is dat [eiser] in zijn persoon is aangetast als in de wet (artikel 6:106 BW) bedoeld.
De gevorderde kosten van rechtsbijstand zullen tot het gebruikelijke bedrag van de proceskosten worden toegewezen. Inter Access wordt, gelet op de afloop van de procedure, verwezen in die kosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
bij wege van voorlopige voorziening:
- veroordeelt Inter Access om aan [eiser] te betalen €3.567,62, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2002 tot aan de voldoening;
- veroordeelt Inter Access tot betaling van de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 499,56, waarin begrepen een bedrag van € 270,- aan salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M. van Hees, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.