g. Op 28 september 1999 heeft Media Most een wrakingsverzoek ingediend tegen de heer L.N. Orlov, voorzitter van het scheidsgerecht. Dit wrakingsverzoek luidt als volgt. "Betreft: eis van Media Most B.V. tegen Goldtron Limited (Singapore)
Zaak No. 382/1998
VERZOEK tot wraking van de voorzitter van het scheidsgerecht
Met inachtneming van Artikel 24 lid 1 Reglement van het Internationaal Hof van Handelsarbitrage van de Kamer van Koophandel van de RF en gezien de omstandigheden die gegronde twijfels aan onpartijdigheid en onafhankelijkheid doen rijzen, wraakt Media Most B.V. bij deze de voorzitter van het scheidsgerecht belast met de behandeling van zaak No. 382/1998, de heer Lev Nikolaevic Orlov.
Het onderhavige verzoek is veroorzaakt door de volgende omstandigheden:
Op 12 augustus 1999 belde de heer L.N. Orlov de Moskouse vertegenwoordiging van Media Most B.V. en Most Invest Limited (ul. Novyj Arbat, h. 36, tel. 290-83-60), en begon, nadat hij zich had voorgesteld, aan de vertegenwoordiger van de eiseres, de heer V.A. Esakov, de volgende argumenten en voorstellen voor te leggen:
- het is noodzakelijk de tegeneis in te stellen, waarom heeft u dat nog niet gedaan;
- u heeft voortijdig "de handdoek in de ring geworpen", de eiseres dient "aangevallen" te worden;
- u trekt geen juiste conclusies uit het feit dat beide partijen in het geschil buitenlandse rechtspersonen zijn;
- hij (Orlov) ziet geen overtuigende bewijzen die de toepassing van Art.451 lid 4 BWRF mogelijk zouden maken.
Verbaasd door zulke "misplaatste", foutieve en ondeugdelijke uitspraken van de voorzitter van het scheidsgerecht gericht aan een van de partijen, die duidelijk bedoeld waren ter ondersteuning van de gedaagde en benadeling van de eiseres, beperkte Esakov zich, teneinde achter de echte bedoelingen van de heer Orlov te komen, tot een organisatorische mededeling, nl. dat al onze (Media Most B.V. en Most Invest Limited) schriftelijke aanvullingen eind juli (op 30.07.1999) aan het IHHA waren verzonden. Waarop Orlov antwoordde dat hij de zaak moest inzien en dat hij over een uur of drie terug zou bellen.
Later op dezelfde dag belde Orlov wederom het nummer 290-83-60 en deelde - wederom de eiseres voor de gedaagde houdend - mede dat er geen aanvullend materiaal in het dossier aanwezig was. Daarna vroeg hij meteen hoe het met "uw volmachten" stond en of er reeds een afschrift van de Beslissing van de Raad van Bestuur van "Goldtron Limited" d.d. 22 januari 1999 was overgelegd (dus de informatie en stukken die de gedaagde diende over te leggen krachtens het besluit van het IHHA KvK RF d.d. 02.06.99 in zaak nummer 382/1998).
Nadat onze vertegenwoordiger de heer Esakov zich van de kwade bedoelingen tegen de eiseres had overtuigd, reageerde hij op de bovenvermelde uitspraken, dat de heer Orlov kennelijk de eiseres en de gedaagde door elkaar had gehaald, omdat hij met de eiseres de zaken besprak die waarschijnlijk voor de vertegenwoordigers van de gedaagde zijn bedoeld. Na deze uitspraak van onze vertegenwoordiger ontstond een pauze. De heer Orlov, in de war gebracht, probeerde uit te leggen dat hij onze schriftelijke aanvullingen die voor hem in het dossier lagen, had bestudeerd en dat hij niet begreep waarom de gedaagde geen tegeneis instelde.
Uit het bovenvermelde blijkt dat de voorzitter van het scheidsgerecht belast met de behandeling van zaak No. 382/1998, de heer Orlov L.N., bezig is met het opstellen van een actieplan voor de gedaagde en dat hij de gedaagde tips geeft omtrent de wijze van verweer. Deze feiten getuigen van een duidelijke partijdigheid ten gunste van de gedaagde de firma Goldtron Limited.
Als gevolg van zulke aanbevelingen en tips van dhr. Orlov kregen wij op de terechtzitting van het IHHA d.d. 14 september 1999 de tegeneis van Goldtron Limited overhandigd, in de tekst waarvan alle argumenten en aanbevelingen van het bovenvermelde telefoongesprek met de heer Orlov letterlijk waren opgenomen - het bewijs dat de gedaagde de aanbevelingen van de heer Orlov heeft opgevolgd.
Op de terechtzitting van 14 september 1999 raakte Media Most B.V. er definitief van overtuigd dat de heer Orlov, door duidelijke belangstelling te tonen, alle mogelijk medewerking verleende aan de gedaagde - de firma Goldtron Limited - waardoor hij één van de basisprincipes van de rechtspraak schendt - het principe van onafhankelijkheid van de rechter.
Het wordt ook bevestigd door het feit dat de vertegenwoordiger van Goldtron Limited op 02.06.1999 (tijdens de eerste terechtzitting in de zaak), gevraagd door de voorzitter van het scheidsgerecht de heer L.N. Orlov, of de gedaagde de tegeneis ging instellen, verklaarde dat zijn partij geen tegeneis ging instellen.
Het afzien van het instellen van een tegeneis wordt ook bevestigd door het feit dat Goldtron Limited soortgelijke vorderingen heeft ingediend bij de Rechtbank van Amsterdam (inzake het verhalen op Media Most B.V. van 8,5 mln. USD) en bij het arbitragegerecht van Moskou (zaken No. A40-15103/99-48-201, A40-17198/99-23-246) strekkende tot het verhalen van CB "Most-Bank" van ruim 8,5 mln. USD aan bankgaranties Nrs. 99250257, 99250258 d.d. 19.05.98 gesteld door de Most-Bank als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van Media Most B.V. aan Goldtron Limited uit hoofde van de Overeenkomst van effectenkoop No. 98/2 d.d. 28.04.98.
Desalniettemin heeft de heer Orlov, zoals uit de gebeurtenissen na 2 juni 1999 blijkt, de gedaagde er kennelijk van overtuigd de tegeneis alsnog in te stellen - ondanks zijn eerdere afstand en ondanks het verlopen van de termijnen voor het instellen van de tegeneis, zonder dat er redenen van gewicht voor bestonden.
Op de terechtzitting van 14 september wees de heer Orlov op zijn beurt het verzoek van de eiseres om de tegeneis niet in behandeling te nemen van de hand, met de volgende verklaring: "het scheidsgerecht zal zelf een beslissing nemen omtrent de toewijzing of afwijzing van de tegeneis, onafhankelijk van de termijnen en het Reglement van het IHHA KvKRF".
In deze situatie zijn wij overtuigd dat de voorzitter van het scheidsgerecht niet in staat is de argumenten van de eiseres objectief te beoordelen en een wettelijke en gegronde beslissing in deze zaak te nemen.
Door op deze wijze te handelen en duidelijk belang te tonen bij de uitslag van de zaak heeft de heer Orlov, die zich onpartijdig dient op te stellen t.a.v. het door het IHHA behandelde geschil, niet alleen inbreuk gemaakt op de gevestigde normen van de rechterlijke ethiek, maar ook op de bepalingen van de Art. 123 Grondwet van de RF, Art. 12 Wet van de RF No. 5338-1 d.d. 07.07.93 "Op het Internationaal Hof van handelsarbitrage" en van Art. 24 van het Reglement van het IHHA KvK RF.
Gezien het bovenstaande en met inachtneming van Art. 24 lid 1 Reglement van het IHHA KvK RF wraken wij de voorzitter van het scheidsgerecht belast met de behandeling van zaak No. 382/1998, de heer Orlov Lev Nikolaevic. Zijn handelingen doen gegronde twijfels rijzen omtrent zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid en vormen aanleiding hem te verdenken als belanghebbende bij de uitslag van de zaak.
Indien nodig kan de vertegenwoordiger van Media Most B.V. en Most Invest Limited, de heer V.A. Esakov, een mondelinge verklaring (eventueel een getuigenverklaring) afleggen voor de scheidsrechters."