ECLI:NL:RBAMS:2002:AE7153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02.0697H
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling hypotheken op binnenschip na verjaring

In deze zaak hebben verzoekers, beiden wonende te Oost Knollendam, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Amsterdam om de doorhaling van twee hypothecaire inschrijvingen op een binnenschip te gelasten. De verzoekers stellen dat zij krachtens verjaring eigenaar zijn geworden van het binnenschip en dat de akte van verjaring in de openbare registers is ingeschreven. Echter, er rusten nog twee hypotheken op het schip, en de verzoekers willen deze hypotheken doorhalen om het schip vrij van hypotheken te kunnen verkopen. De adressen van de hypotheekhouders zijn onbekend, wat complicaties met zich meebrengt voor de procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in hun verzoek niet hebben aangegeven op welke rechtsgrond zij hun verzoek baseren. De rechtbank concludeert dat de enige mogelijke rechtsgrond artikel 3:274 lid 3 juncto 3:29 van het Burgerlijk Wetboek is. Dit artikel stelt dat de rechtbank een hypothecaire inschrijving waardeloos kan verklaren op vordering van de onmiddellijk belanghebbende. De rechtbank merkt op dat het gebruik van het woord 'vordering' impliceert dat de procedure had moeten worden ingeleid met een dagvaarding, in plaats van een verzoekschrift.

De rechtbank heeft de verzoekers bevolen om hun procedure te verbeteren door een dagvaarding in te dienen, waarin de gronden voor de vordering zoals in het verzoekschrift vermeld kunnen worden overgenomen. De dagvaarding dient gericht te zijn tegen de hypotheekhouders zoals deze in het register staan ingeschreven. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de dagvaarding moet plaatsvinden tegen de rolzitting van de tweede civiele kamer van deze rechtbank op 8 januari 2003, met inachtneming van een dagvaardingstermijn van drie maanden. De verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld om hun verzuim van het stellen van een procureur te herstellen ter gelegenheid van het uitbrengen van de dagvaarding.

Uitspraak

02.0697 H
3 september 2002
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
TWEEDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
BESCHIKKING
i n d e z a a k v a n:
1. [verzoeker 1]
2. [verzoeker 2]
beide wonende te Oost Knollendam
v e r z o e k e r s
niet bij procureur verschenen
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank de doorhaling van twee hypothecaire inschrijvingen zal gelasten.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van het door mr. D.J. Timman, notaris te Amsterdam, namens verzoekers ingediende verzoekschrift met bewijsstukken, ingediend ter griffie op 20 augustus 2002.
De beschikking is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat zij krachtens verjaring eigenaar zijn geworden van een binnenschip. De akte van verjaring is in de openbare registers ingeschreven. Op genoemd binnenschip rusten blijkens het openbare register nog twee hypotheken. Met het oog op de verkoop van genoemd binnenschip wensen zij de doorhaling van die hypotheken, nu zij het binnenschip vrij van hypotheken dienen te leveren. De adressen van de hypotheek-houders zijn onbekend.
Verzoekers vermelden in hun verzoek niet op welke rechtsgrond zij dit baseren. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit geen andere rechtsgrond zijn dan artikel 3:274 lid 3 juncto 3:29 Burgerlijk Wetboek (BW). De laatstgenoemde bepaling bepaalt dat de rechtbank een hypothecaire inschrijving waardeloos kan verklaren op vordering van de onmiddellijk belanghebbende. Het gebruik van het woord vordering (en niet 'verzoek') betekent dat de procedure had moeten worden ingeleid met een dagvaarding, zoals overigens ook uit het vervolg van die bepaling blijkt.
Op grond van het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv), zoals dit sinds 1 januari 2002 luidt, zal de rechtbank bevelen dat verzoekers het stuk waarmee zij de procedure hebben willen inleiden verbeteren en aanvullen in die zin dat zij dit zullen moeten vervangen door een dagvaarding, waarin de gronden voor de vordering zoals in het verzoekschrift vermeld kunnen worden overgenomen, echter met dit verschil dat de dagvaarding gericht dient te zijn tegen de hypotheekhouders zoals deze in het register staan ingeschreven. De dagvaarding dient plaats te vinden tegen de rolzitting van de tweede civiele kamer van deze rechtbank van 8 januari 2003, rekening houdend met een dagvaardingstermijn van drie maanden als vermeld in artikel 115 lid 2 Rv.
De behandeling van de zaak zal na het uitbrengen van de dagvaarding of dagvaardingen worden voortgezet ter rolzitting van de tweede kamer van deze rechtbank. De behandeling zal plaatsvinden volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.
Verzoekers hebben verzuimd procureur te stellen. De rechtbank stelt hen op de voet van artikel 123 Rv. in de gelegenheid dit verzuim te herstellen ter gelegenheid van het uitbrengen van de dagvaarding of dagvaardingen.
In de uit te brengen dagvaarding of dagvaardingen zullen verzoekers desgewenst hun stellingen aan de dan toepasselijke procesregels kunnen aanpassen.
BESLISSING
De rechtbank:
- beveelt verzoekers de procedure in te leiden met een dagvaarding of dagvaardingen met een inhoud zoals onder de gronden van de beslissing vermeld;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak na het uitbrengen van de dagvaarding of dagvaardingen zal worden voortgezet door de civiele kamer van deze rechtbank volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.
Aldus gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, lid van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terechtzit-ting van 3 september 2002, in tegenwoor-digheid van de griffier.