ECLI:NL:RBAMS:2002:AF0581
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.J.L.M. van Dijk
- A.M. van der Pal
- M.S. van der Kuijl
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in oplichtingszaak met internationale elementen
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 14 november 2002 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de verdediging verweren heeft gevoerd over de redelijke termijn en de rechtsmacht van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft de telastelegging van oplichting beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte was beschuldigd van betrokkenheid bij een frauduleuze overboeking van een aanzienlijk geldbedrag naar Bulgarije, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten onvoldoende waren om tot een bewezenverklaring van medeplegen van oplichting te komen.
De rechtbank verklaarde het telastegelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de bewijsstukken en de verklaringen van getuigen. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtsmacht was voor de Nederlandse rechtbank ten aanzien van een deel van de verweten gedragingen, maar dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging voor de overige feiten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. B.J.L.M. van Dijk, en de andere rechters A.M. van der Pal en M.S. van der Kuijl. De griffiers A.J.S. Visser en C. Krijgsheld waren ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.