ECLI:NL:RBAMS:2002:AF1681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13-97058/2002 02/1812
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een persoon aan Turkije op basis van een verzoek van de Turkse autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2002 uitspraak gedaan over een verzoek tot uitlevering van een persoon aan de Turkse autoriteiten. De officier van justitie had op 14 juni 2002 een vordering ingediend om het uitleveringsverzoek van de Turkse autoriteiten in behandeling te nemen. De gezochte persoon, geboren in Besiri, Turkije, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd en werd verdacht van lidmaatschap van de terroristische organisatie PKK. Tijdens de openbare zitting op 26 november 2002 zijn de officier van justitie, de gezochte persoon en diens raadslieden gehoord. De verdediging voerde verweer op verschillende punten, waaronder de ongenoegzaamheid van de stukken en de niet-strafbaarheid van de feiten in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Turkse autoriteiten onvoldoende en niet eenduidige antwoorden hebben gegeven op vragen over de dubbele strafbaarheid van de handelingen van de gezochte persoon. Hierdoor was het voor de rechtbank niet mogelijk om de dubbele strafbaarheid vast te stellen. De rechtbank heeft vervolgens de uitlevering ontoelaatbaar verklaard en het bevel tot gevangenhouding opgeheven. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 2 en 5 van de Uitleveringswet en de artikelen 1, 2 en 12 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, VIJFDE KAMER C
parketnummer: 13-97058/2002
rk nummer: 02/1812
UITSPRAAK
op een verzoek tot uitlevering.
GEZIEN de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 14 juni 2002, onder meer strekkende tot het in behandeling nemen van het door tussenkomst van de Minister van Justitie ontvangen verzoek van de Turkse autoriteiten tot uitlevering van:
[gezochte persoon]
geboren te Besiri (Turkije) volgens de officiële stukken op 1 februari 1961
en naar eigen zeggen op 1 januari 1961,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [adres].
hierna te noemen de gezochte persoon.
Gezien de overige stukken.
Gelet op de behandeling ter openbare zitting van deze recht-bank en kamer van 26 november 2002, waar zijn gehoord de officier van justitie, de gezochte persoon en diens raadslieden, mr V.L. Koppe, mr M. Pestman en mr L. Zegveld.
OVERWEGENDE
De gezochte persoon heeft ter zitting verklaard dat zij is genaamd:
[gezochte persoon]
geboren te Besiri (Turkije) naar eigen zeggen op 1 januari 1961,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [adres].
De uitlevering van de gezochte persoon wordt verzocht ter straf-vervolging terzake van de verdenking dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor haar aanhouding is gelast.
Uitspraak inzake [gezochte persoon]
Parketnummer: 13-097058/2002
De verdediging heeft ter zitting uitvoerig verweer gevoerd op een vijftal punten, te weten:
A. De stukken zijn ongenoegzaam;
B. De feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd zijn in Nederland niet strafbaar;
C. Indien de feiten de toets van de dubbele strafbaarheid zouden kunnen doorstaan, dan is de gezochte persoon onschuldig aan die feiten;
D. Indien de gezochte persoon toch strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de haar verweten handelingen kan worden toegedicht, moeten deze handelingen gekwalificeerd worden als politieke delicten waarvoor uitlevering niet is toegestaan;
E. Er is sprake van een dreigende flagrante schending van de artikelen 3 en 6 van het EVRM en van artikel 3 van het Anti-folterverdrag.
De rechtbank overweegt het volgende.
In het uitleveringsverzoek van de Turkse autoriteiten van 14 januari 2002 valt te lezen dat de uitlevering van de gezochte persoon wordt verzocht voor lidmaatschap van de terroristische organisatie PKK en dat de daden die haar worden verweten vallen onder artikel 168 van de "Turkish Criminal Code" (TCC )
Het Nederlandse Ministerie van Justitie heeft bij brief van 6 februari 2002 aan de Turkse autoriteiten laten weten dat de strafbare feiten, zoals die in het uitleveringsverzoek worden omschreven, naar Nederlands recht (als zodanig) niet kunnen worden gekwalificeerd als strafbare feiten en heeft verzocht om aanvullende informatie over het aandeel van de gezochte persoon in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de PKK of waaruit van feitelijke ondersteuning van dat oogmerk blijkt.
De Turkse autoriteiten hebben op 4 maart 2002 aanvullende informatie gestuurd.
Ter zitting van 25 juni 2002 heeft de rechtbank aanleiding gezien de Turkse autoriteiten om aanvullende informatie te verzoeken. De Turkse autoriteiten hebben op 15 augustus 2002 aanvullende informatie gezonden aan de rechtbank.
Deze informatie was voor de rechtbank aanleiding om wederom op bepaalde punten nadere informatie te verzoeken aan de Turkse autoriteiten. Voor de zitting van 26 november 2002 is door de rechtbank opnieuw aanvullende informatie ontvangen.
De rechtbank is alles overziend van oordeel dat de Turkse autoriteiten onvoldoende en onvoldoende voor één uitleg vatbare antwoorden hebben gegeven op vragen die betrekking hebben op de dubbele strafbaarheid van de door de gezochte persoon gepleegde handelingen.
Als gevolg daarvan is het de rechtbank niet mogelijk gebleken de dubbele strafbaarheid vast te stellen.
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd is bevonden dat niet aan alle daarvoor in de Wet en de toepasselijke Verdragen ge-stelde eisen is voldaan, dient de gevraagde uitlevering ontoe-laatbaar te worden verklaard.
Uitspraak inzake [gezochte persoon]
Parketnummer: 13-097058/2002
GEZIEN
de artikelen 2 en 5 van de Uitleveringswet;
de artikelen 1, 2 en 12 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 (Trb.65, 9);
RECHTDOENDE
Verklaart ONTOELAATBAAR de door de Turkse autoriteiten verzochte uitlevering van [gezochte persoon] voornoemd.
HEFT OP het bevel gevangenhouding.
Aldus gedaan door
mr. R. Blekxtoon, voorzitter,
mrs. E.D. Bonga-Sigmond en A.J.R.M. Vermolen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2002.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.