ECLI:NL:RBAMS:2002:AF5354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119.2002 en 120.2002
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-gerechtsdeurwaarder wegens misleidende communicatie en onzorgvuldig handelen

In deze zaak, behandeld door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, gaat het om een klacht tegen een kandidaat-gerechtsdeurwaarder die zich ten onrechte als gerechtsdeurwaarder presenteerde. De klacht is ingediend door twee gerechtsdeurwaarders die zich benadeeld voelden door de handelswijze van de beklaagde. De procedure begon met een brief van de beklaagde aan potentiële opdrachtgevers waarin hij aankondigde dat hij een nieuw deurwaarderskantoor zou openen. Deze brief wekte de indruk dat hij al bevoegd was om ambtshandelingen te verrichten, terwijl hij dat nog niet was. De Kamer heeft vastgesteld dat de beklaagde door zijn communicatie misleidende indrukken heeft gewekt, wat in strijd is met de gedragsregels voor gerechtsdeurwaarders.

De feiten zijn als volgt: de beklaagde heeft in januari 2002 een introductiebrief verzonden waarin hij zijn nieuwe kantoor aankondigde en zijn landelijke bevoegdheid vermeldde. Klager sub 2 heeft hierop gereageerd met een klacht, omdat hij vond dat de beklaagde zich ten onrechte als gerechtsdeurwaarder presenteerde. De Kamer heeft de klacht ontvankelijk verklaard en de argumenten van de beklaagde besproken. De beklaagde stelde dat zijn communicatie niet prematuur was en dat hij zich aan de regels hield, maar de Kamer oordeelde anders.

De Kamer heeft geoordeeld dat de beklaagde onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en de norm van artikel 12 van de Beroeps- en gedragsregels heeft overschreden. De klachten zijn gegrond verklaard en de beklaagde is berispt. De Kamer heeft daarbij aangegeven dat bij herhaling van dergelijke handelingen zwaardere maatregelen overwogen kunnen worden, zoals een geldboete of schorsing.

Uitspraak

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 10 december 2002 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de gevoegde zaken met nummers 119.2002 en 120.2002 van:
119.2002
1. [ ],
2. [ ],
3. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
klagers,
verschenen bij [ ] in persoon,
en
120.2002
[ ]
gerechtsdeurwaarder te [ ],
klager,
verschenen in persoon,
tegen:
[ ], thans gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
verschenen in persoon.
Verloop van de procedure
In beide zaken
Bij brieven met bijlagen van 24 april 2002 hebben [ ], mede namens [ ], (kandidaat) gerechtsdeurwaarder te Amersfoort en [ ], beiden gerechtsdeurwaarder te [ ], hierna klager sub 1, klager sub 2 of klagers, een klacht ingediend tegen [ ], ten tijde van het indienen van de klacht, toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder te [ ], hierna beklaagde.
Bij brief met bijlagen van 28 mei 2002 heeft beklaagde een reactie geven op de tegen hem ingediende klacht. De reactie is mede ondertekend door [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ].
Bij brief met bijlage van 30 september 2002 heeft klager sub 2 een aanvullende klacht tegen beklaagde ingediend.
De klachten zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2002.
Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 17 december 2002.
Gronden van de beslissing
1. De Feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Bij brief van 15 januari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder een aantal potentiële opdrachtgevers een introductiebrief geschreven met onder meer de navolgende inhoud: "Met ingang van 1 maart aanstaande zal er een nieuw deurwaarderskantoor worden geopend in de standplaats [ ]. Gezien de huidige ontwikkelingen in deze groeistad is gekozen voor een moderne, en voor een ieder toegankelijke locatie is [ ], in de nieuwbouwwijk [ ] aan het adres [ ]. Deurwaarderskantoor [ ] is een geheel zelfstandig kantoor, dat deel uitmaakt van een deurwaardersgroep in Nederland met onder andere vestigingen in [ ]. Met de opening van dit nieuwe kantoor hopen wij de huidige cliënten, waaronder: woningbouwverenigingen, energiemaatschappijen en overheidsdiensten, optimaal te kunnen bedienen vanuit het centrum van Nederland. Aansluitend daarop wil ik u graag, wellicht ten overvloede, informeren dat met ingang van 15 juli 2002 de gerechtsdeurwaarder een landelijke bevoegdheid heeft verkregen. Deze welkome competentie geeft ons vanuit [ ] de mogelijkheid om onze pijlen mede te richten op de gebieden Amsterdam eo,, het Gooi, de Veluwezoom en vanzelfsprekend de gehele provincie [ ]. Het goed geoutilleerde kantoor zal van meet af aan worden voorzien van geavanceerde computerapparatuur om met name huurvorderingen adequaat te kunnen behandelen. Daarnaast wordt gestart met tenminste vijf enthousiaste medewerk(s)ters, die allen ruime ervaring hebben in de incasso-en deurwaardersbranche. Vooruitlopend op een mogelijk gesprek kan ik u alvast berichten dat wij ten aanzien van ontruimingen een geheel nieuw product in de markt zetten. (…..) Naar ik aanneem heeft u ten aanzien van uw huurincasso uw voorzieningen reeds getroffen. Het is allerminst mijn bedoeling hiermede uw huidige relatie in verlegenheid te brengen, maar wellicht dat u open staat voor een nieuwe aanpak. Ik hoop van harte dat ik met deze introductiebrief uw interesse heb gewekt en ik zal het bijzonder waarderen indien ik deze mondeling aan u mag toelichten in een uiteraard geheel vrijblijvend gesprek." Het gebruikte briefpapier vermeldt als kop 'Deurwaarderskantoor [ ], met aan de linkerkant een logo met de vermelding "[ ]" en daaronder vermeld '(t.c.) gerechtsdeurwaarders' '[ ]' met als adres '[ ], Postbus [ ].' De brief is ondertekend door de gerechtsdeurwaarder onder vermelding tussen haakjes van '[ ].'
b) Bij brief van 4 april heeft de commissie van deskundigen (gerechtsdeurwaarders) de gerechtsdeurwaarder verzocht de door hem in zijn ondernemingsplan genoemde aantallen van 3000 resp. 4500 exploten in de jaren 2002 en 2003 nader toe te lichten, zo mogelijk aan de hand van schriftelijke toezeggingen.
c) Bij brief van 11 april 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder een introductiebrief geschreven met onder meer de navolgende inhoud: "Zoals u ziet is het briefpapier erg kaal en is deze helaas nog niet voorzien van een logo. Desalniettemin wil ik u zeer graag op de hoogte stellen van het heugelijke feit dat per 10 mei aanstaande mijn kantoor in [ ] wordt geopend. Na jarenlange ervaring als toegevoegd kandidaat deurwaarder in de plaatsen [ ] heb ik per [ ] officieel een ondernemingsplan voor [ ] ingediend. Op basis van de Gerechtsdeurwaarderswet ben ik ook thans bevoegd om als kandidaat gerechtsdeurwaarder uw ambtelijk werk adequaat te verzorgen, bij voorkeur in de gehele Randstad en vanzelfsprekend tegen de vastgestelde minimumtarieven (schuldenaarstarieven). Onze postbus is reeds opengesteld. Temeer in de standplaats [ ] aan deurwaarder [ ] eervol ontslag is verleend en deurwaarder [ ] te kennen heeft gegeven zijn aandelen in de zaak te hebben overgedragen, hoop ik van harte dat ik uw kantoor daadkrachtig van dienst mag zijn. Het gebruikte briefpapier vermeldt als kop '[ ], met aan de linkerkant vermeld 't.k. gerechtsdeurwaarders [ ]' met als adres '[ ].' De brief is ondertekend met [ ], t.k. Gerechtsdeurwaarder.'
d) Bij koninklijk Besluit van [ ] is beklaagde benoemd tot gerechtsdeurwaarder met als plaats van vestiging [ ].
e) Bij brief van 30 september 2002 heeft klager sub 2 de Kamer onder meer medegedeeld: "Wij doen u hierbij nog toekomen een publicatie door [ ] in een plaatselijk advertentieblad." In dit ongedateerde en niet van de naam van het advertentieblad voorziene door de gerechtsdeurwaarder geschreven artikel staat onder meer de navolgende passage vermeld: "Tevens kunnen wij binnen onze deurwaardersgroep altijd gebruik maken van onze juristen en huurspecialisten. Immers [ ], is destijds door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders aangewezen als huurspecialist."
f) Bij beslissing van deze Kamer van 9 juli 2002 is onder meer aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel als bedoeld in artikel 43, lid 2, sub 2 opgelegd. In deze zaak heeft de gerechtsdeurwaarder hoger beroep ingesteld.
2. De klacht
2.1. Klagers beklagen zich er samengevat over:
a) dat beklaagde zich uitgeeft voor gerechtsdeurwaarder terwijl hij dat niet is;
b) dat beklaagde een postbus heeft opengesteld teneinde aldaar reeds nu ambtelijke opdrachten te ontvangen en zulks aan opdrachtgevers bekend heeft gemaakt;
c) dat in de door beklaagde op 11 april 2002 verzonden brief minimaal de indruk wordt gewekt als zouden de kantoren [ ] door interne wijzigingen niet meer daadkrachtig kunnen optreden.
Bij aanvullende klacht heeft klager sub 2. zich beklaagd over het feit dat in een door de gerechtsdeurwaarder geschreven artikel in een advertentieblad een feitelijk onjuiste mededeling is gedaan.
2. De ontvankelijkheid van de klacht.
2.1 Beklaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat de klacht van klager sub 2 aanstonds niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze klager geen partij is in deze zaak en geen belang in de klacht zelf heeft. Voor zover klager sub 2 zelf belang heeft bij de klacht heeft hij dat niet danwel onvoldoende beschreven.
2.2. Dit verweer wordt verworpen. Klager sub 2 klaagt over het feit dat beklaagde, kandidaat-gerechtsdeurwaarder, zich in [ ] uitgeeft voor gerechtsdeurwaarder op een moment dat hij nog niet als zodanig is benoemd en zich daarbij bedient van praktijken die naar de mening van klager niet door de beugel kunnen. Door deze handelswijze wordt klager sub 2, eveneens gerechtsdeurwaarder te [ ], rechtstreeks in zijn belang getroffen. Hij is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.
3. Het verweer van beklaagde
3.1. De beklaagde heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt dit verweer hierna besproken.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van deze klacht is dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de gedragsregels en de toelichting daarop een gerechtsdeurwaarder zich dient te presenteren op zorgvuldige wijze en in overeenstemming met de eisen van zijn beroep. Daarbij dient hij zorg te dragen voor een juiste en volledige presentatie. Hij dient in zijn contacten met derden misverstanden te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt.
4.2 Beklaagde betoogt dat de klacht met betrekking tot de brief van 15 januari 2002 volledig langs de opzet van het in de Gerechtsdeurwaarderswet neergelegde vrijere vestigingsbeleid gaat. In het kader van een in te dienen ondernemingsplan wilde de Commissie van Deskundigen weten wat de te verwachten bedrijfsresultaten zouden zijn. De Commissie heeft zelfs verzocht of opdrachtgevers wilden bevestigen dat zij voornemens waren zaken te doen met de a.s. gerechtsdeurwaarder. In die fase is de mailingbrief dan ook niet prematuur te noemen. De aanstaande gerechtsdeurwaarder is immers genoodzaakt acquisitie te plegen. In de Gerechtsdeurwaarderswet alsmede in de richtlijnen van de commissie is verzuimd te vermelden hoe een kandidaat hangende de beoordeling van het ondernemingsplan zich naar buiten toe dient te gedragen, althans in welke hoedanigheid dit dient te geschieden. De mailingbrief is willens en wetens en met inachtneming van de zorgvuldigheidsnorm verzonden aan slechts 14 woningbouwverenigingen in de buurt met als doel te polsen of er mogelijkerwijs behoefte was aan het openen van een nieuwe standplaats te [ ].
Daarnaast is de titel van deurwaarder, in tegenstelling tot de titel van gerechtsdeurwaarder, niet beschermd. Deze titel mag derhalve vrij worden gebruikt door een ieder met een redelijk belang, derhalve ook door kandidaat-gerechtsdeurwaarders.
De brief van 11 april 2002 op blanco briefpapier is in de ogen van de gerechtsdeurwaarder evenmin klachtwaardig. De brief is geschreven in zijn hoedanigheid van kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De rechtstreekse benadering van de regionale advocatuur is een wens geweest van de Commissie van Deskundigen die opmerkte dat in het ondernemingsplan geen mededelingen stonden vermeld omtrent de belangstelling binnen de advocatuur. De inhoud van de brief is duidelijk en wekt allerminst de schijn dat bepaalde organisaties niet meer zouden functioneren. Bovendien betreft het hier openbare informatie, immers gerechtsdeurwaarder [ ] heeft zijn ontslag laten publiceren in een plaatselijke en regionale krant met foto. Hetzelfde geldt voor gerechtsdeurwaarder [ ] met dien verstande dat deze ervoor heeft gekozen hiervan mededeling te doen in een open brief aan relaties en collega-deurwaarders.
Ten aanzien van het artikel in het advertentieblad erkent de gerechtsdeurwaarder dat hij dat zelf heeft geschreven. Hoe de procedure van benoeming tot huurspecialist in zijn werking gaat weet hij niet. Dit dateert nog uit de tijd van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders, aldus beklaagde. Hij houdt staande dat [ ] als huurspecialist is aangewezen door de beroepsorganisatie.
4.3 Het betoog van beklaagde treft geen doel. Ten aanzien van de brief van 15 januari 2002 geldt dat het standpunt van beklaagde dat deze is verzonden met als doel te polsen of er mogelijkerwijs behoefte is aan een nieuwe standplaats zich niet verhoudt tot de mededeling in deze brief dat per 1 maart 2002 een nieuw deurwaarderskantoor wordt geopend. Weliswaar is de titel van deurwaarder niet beschermd en bevat de kop van de brief de vermelding 'deurwaarderskantoor [ ]', echter op het briefpapier van dit kantoor staan onder de tekst '(t.c. gerechtsdeurwaarders)' de namen van vijf personen vermeld waarbij in het midden wordt gelaten wie gerechtsdeurwaarder danwel wie toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder is. Door het in de brief vermelde adres wordt de indruk gewekt dat deze personen gerechtsdeurwaarder te [ ] zijn terwijl zulks niet het geval is. In de brief wordt bovendien melding gemaakt van het feit dat 'de gerechtsdeurwaarder' per 15 juli 2001 een landelijke bevoegdheid heeft verkregen en wordt melding gemaakt van het feit dat er ten aanzien van ontruiming een geheel nieuw product in de markt gezet. Afzonderlijk bezien zijn dit wellicht toelaatbare mededelingen, maar in onderlinge samenhang en verband beschouwd ontstaat daardoor de indruk dat het deurwaarderskantoor bevoegd zou zijn tot het verrichten van ambtshandelingen. Dat kan leiden tot misverstanden bij het publiek dat het onderscheid tussen een gerechtsdeurwaarder en de in de volksmond nog veel gebruikte term deurwaarder, welke term ook door beklaagde in zijn verweerschrift wordt gebruikt, niet of onvoldoende kan maken.
4.4. Het voorgaande geldt ook voor de brief van 11 april 2002. Weliswaar vermeldt deze brief dat beklaagde nog toegevoegd kandidaat is, echter niet met zijn juiste standplaats. Ook het openstellen van een postbus is op zich genomen niet laakbaar, maar wel indien, zoals in deze brief het geval is, de indruk wordt gewekt dat er ambtshandelingen vanuit [ ] worden verricht. Bovendien wordt door de toevoeging dat beklaagde hoopt het kantoor daadkrachtig van dienst te mogen zijn de indruk gewekt dat door het vertrek van genoemde personen bij genoemde organisaties een verminderde daadkracht zal ontstaan.
Tenslotte geldt ten aanzien van de gewraakte mededeling in het advertentieblad dat gedaagde de juistheid daarvan niet aannemelijk heeft gemaakt. Immers gerechtsdeurwaarder [ ], ter zitting als toehoorder aanwezig, heeft hieromtrent verklaard dat het een mededeling betrof gemaakt door een docent die na een door hem gevolgde cursus huurrecht mededeelde hij zich huurspecialist mocht noemen.
4.5 De conclusie is derhalve dat de klachten gegrond zijn. Beklaagde heeft door te handelen op een wijze als hiervoor aangegeven onvoldoende zorgvuldig gehandeld en heeft daarmee de norm van het bepaalde in artikel 12 van de Beroeps- en gedragsregels heeft overschreden.
Hieraan doet niet af dat de brief van 11 april 2002 is verzonden op instigatie van (leden van) de commissie van deskundigen, nu dat, nog daargelaten dat werd verzocht een en ander zo mogelijk (cursivering Kamer) aan de hand van schriftelijke toezeggingen te onderbouwen, nog geen vrijbrief is ten aanzien van de wijze waarop naar buiten is getreden.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt, waarbij de Kamer in overweging neemt dat de eerder in een andere zaak aan beklaagde opgelegde maatregel geen strafverzwarende omstandigheid oplevert nu de daarbij gewraakte handeling zich min of meer gelijktijdig heeft afgespeeld en derhalve geen herhaling betreft.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachten gegrond;
- legt de beklaagde de maatregel van berisping op met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen worden gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en J. Smit, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2002 in tegenwoordigheid van de secretaris, F.C.H. Krieger.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
hoger beroep ingesteld