ECLI:NL:RBAMS:2002:AF5359

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52.2002
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.M. Beins
  • R.G. Kemmers
  • N.J.M. Tijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake niet doorbetalen van geïncasseerde alimentatie

In deze zaak heeft de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam op 9 juli 2002 uitspraak gedaan over een klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft het niet doorbetalen van een door de gerechtsdeurwaarder geïncasseerd bedrag van ƒ 11.602,00 aan alimentatie, dat door de gerechtsdeurwaarder was ontvangen van de ex-echtgenoot van klaagster. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om het vonnis van de rechtbank te betekenen en de alimentatie te incasseren. Ondanks toezeggingen van de gerechtsdeurwaarder heeft deze het geïncasseerde bedrag niet tijdig aan klaagster doorbetaald.

De procedure begon met een klacht die klaagster op 25 februari 2002 indiende. De gerechtsdeurwaarder heeft geen reactie gegeven op de klacht en is niet verschenen op de zitting. De Kamer heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de administratieverordening, die vereist dat geïncasseerde bedragen tijdig aan de rechthebbende worden uitgekeerd. De Kamer heeft geoordeeld dat de klacht over het niet doorbetalen van de geïncasseerde gelden gegrond is.

Daarnaast heeft de Kamer de klacht over de hoogte van de in rekening gebrachte kosten ongegrond verklaard, omdat niet duidelijk was onder welke voorwaarden de gerechtsdeurwaarder de opdracht had aanvaard. De Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder een boete van € 2500,00 opgelegd en een termijn van zes maanden bepaald voor de uitvoering van deze maatregel na beëindiging van de surseance van betaling of faillissement. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de secretaris, F.C.H. Krieger, en is openbaar gemaakt. Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 9 juli 2002 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 52.2002:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
voorheen gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 25 februari 2002 heeft [ ], hierna klaagster een klacht ingediend tegen [ ], voorheen gerechtsdeurwaarder te [ ], hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief met bijlagen van 13 maart 2002 heeft klaagster nadere stukken overgelegd.
Bij brief van 15 maart 2002 is de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de door klaagster tegen hem ingediende klacht.
Hierop is van de gerechtsdeurwaarder geen reactie ontvangen.
Bij aangetekende brief van 17 mei 2002, uitgereikt op 21 mei 2002, is de gerechtsdeurwaarder opgeroepen voor de zitting van 4 juni 2002.
Voormelde oproep is met de aantekening niet afgehaald van de PTT retour ontvangen.
Bij brief van 25 mei 2002 heeft klaagster medegedeeld afstand te doen van haar recht om ter terechtzitting te worden gehoord.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 juni 2002.
Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 9 juli 2002.
Gronden van de beslissing
1. De Feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) Bij brief van 2 augustus 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder een door klaagster gegeven opdracht tot het betekenen van een door de rechtbank te [ ] op 20 november 1991 gewezen vonnis in behandeling genomen.
b) Bij exploot van 12 december 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder voormeld vonnis betekend aan de ex-echtgenoot van klaagster met het bevel aan de inhoud van de beschikking te voldoen, te weten onder meer betaling van een bedrag aan (achterstallige) alimentatie ad. ƒ 11.602,00.
c) Bij exploot van 15 januari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van de ex-echtgenoot van klaagster executoriaal beslag gelegd onder de Stichting [ ].
d) Bij brief van 30 januari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster onder meer geschreven: "In opgemelde zaak rekenen wij met u af conform onderstaande specificatie. Voor U ontvangen Eur 2268.90. Af: volgens declaratie Eur 1136.52. Saldo Eur 1132.58. Laatstgemeld bedrag zullen wij aan u doen toekomen per giro op (…..)." In bijgevoegde declaratie wordt aan klaagster onder meer ook in rekening gebracht incassoprovisie ad Eur 885.57.
e) Bij brief van 7 februari 2002 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer geschreven: "Tot mij wendde zich mevrouw [ ] met betrekking tot het voeren van verweer tegen het verzoek tot nihilstelling alimentatie. Zij deelde mij mede dat u het vonnis d.d. 20 november 1991 aan de heer [ ] hebt doen betekenen en dat u derdenbeslag hebt doen leggen onder de Stichting [ ]'. U ontving hfl. 5000,- van de heer [ ] ter doorbetaling aan cliënte. Voor deze werkzaamheden bracht u cliënte €1.132,38 in rekening. Cliënte ontving nog niets van u. Namens cliënte verzoek ik u om een specificatie van uw werkzaamheden terzake incasso. Waarom worden posten als 'derden verklaring en bureaukosten in rekening gebracht?"
3. De klachten
3.1. Samengevat wordt geklaagd over het feit dat de gerechtsdeurwaarder ondanks zijn daartoe gedane toezegging het door hem geïnde bedrag uit hoofde van het hem overhandigde rechterlijke vonnis niet aan klaagster heeft afgedragen. Daarnaast wordt geklaagd over de (hoogte van) de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten en verzoekt klaagster de gerechtsdeurwaarder te veroordelen tot terugbetaling van de door hem in rekening gebrachte kosten.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Bij de beoordeling van de klacht dat de gerechtsdeurwaarder het door hem geïncasseerde bedrag (nog) niet heeft doorbetaald, geldt als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder ingevolge het bepaalde in artikel 7 van de op 15 juli 2001 inwerking getreden administratieverordening er onder meer voor zorg dient te dragen dat er maatregelen worden genomen die waarborgen dat het juiste bedrag tijdig aan de rechthebbende wordt uitgekeerd. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 15 juli 2001, nr. 132/pag.10) staat vermeld dat het gaat om een tijdige betaling, hetgeen in het algemeen een betaling ten behoeve van de opdrachtgever binnen 1 tot 2 weken na ontvangst van de gelden met zich mee zal brengen.
4.2. De Kamer is van oordeel dat in het licht van de hiervoor vermelde feiten vast is komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder in strijd met voormeld criterium en in strijd met hetgeen hij aan klaagster heeft medegedeeld het door hem in opdracht van klaagster op grond van een rechterlijk vonnis geïncasseerde bedrag ten onrechte niet (tijdig) aan klaagster heeft doorbetaald. De klacht dient derhalve dan ook op dit onderdeel gegrond te worden verklaard.
4.3. Ten aanzien van hetgeen door de gerechtsdeurwaarder aan klaagster is gedeclareerd geldt het volgende. De Gerechtsdeurwaarderswet voorziet in een systeem waarin de prijsvorming in de relatie tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder volledig vrij is gelaten en waarin de kosten die op de schuldenaar verhaald mogen worden, zijn gelimiteerd tot vaste door de overheid vastgestelde en op kostprijs gebaseerde tarieven zoals vastgesteld in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders van 4 juli 2001.
Uit de door klaagster overgelegde stukken blijkt niet onder welke voorwaarden de gerechtsdeurwaarder haar opdracht heeft aanvaard, noch wat tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder al dan niet is overeengekomen. In zoverre dient deze klacht dan ook ongegrond te worden verklaard.
4.4. De aan de gerechtsdeurwaarder verweten en vastgestelde gedraging met betrekking tot het niet afdragen van derden-gelden is derhalve gegrond. Aangezien de gerechtsdeurwaarder al eerder door de Kamer een maatregel is opgelegd wegens dezelfde feiten, is de Kamer van oordeel dat de navolgende aan de gerechtsdeurwaarder op te leggen maatregel passend voorkomt, waarbij na te melden termijn als bedoeld in artikel 43 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt bepaald. De Kamer is bekend met het feit dat de gerechtsdeurwaarder bij Koninklijk Besluit van [ ], waarbij aan de gerechtsdeurwaarder op zijn verzoek met ingang van [ ] ontslag is verleend uit zijn ambt van gerechtsdeurwaarder in het arrondissement [ ] en dat aan de gerechtsdeurwaarder door de rechtbank te [ ] surseance van betaling is verleend.
Hoewel dit met zich brengt dat de hierna te nemen maatregel voorlopig niet tenuitvoer kan worden gelegd, staat een en ander aan de oplegging daarvan niet in de weg.
4.5. Op grond van het voorgaande luidt de beslissing daarom als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
1. Verklaart de klacht met betrekking tot het niet doorbetalen van de geïncasseerde gelden gegrond.
2. Verklaart de klacht met betrekking tot de in rekening gebrachte incassokosten ongegrond.
3. Legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een boete op van Eur 2500,00. Bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 43 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet op 6 (zes) maanden na beëindiging van de surseance van betaling dan wel beëindiging of opheffing van een eventueel faillissement.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2002 in tegenwoordigheid van de secretaris, F.C.H. Krieger.
Coll.:
w.g. F.C.H. Krieger w.g. M.M. Beins
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
hoger beroep ingesteld