ECLI:NL:RBAMS:2003:AL9074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
EA 03-5780
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Westhoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Amsterdam op 6 oktober 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en haar werknemer, verweerder. Verweerder was sinds 19 mei 1998 in dienst als productiemedewerker en had in de jaren voorafgaand aan de ontbinding meerdere periodes van arbeidsongeschiktheid gekend. De aanleiding voor het verzoek tot ontbinding was een geschil over de invulling van de 50% arbeidsongeschiktheid van verweerder, die na een ongeval in november 2002 zich ziek had gemeld. Verzoekster stelde dat verweerder niet voldoende meewerkte aan zijn re-integratie en dat zijn houding en gedrag op de werkvloer verstorend waren.

Verzoekster had verweerder op verschillende momenten gewaarschuwd voor zijn gedrag, waaronder langdurige telefoongesprekken tijdens werktijd en een laag werktempo. Ondanks deze waarschuwingen bleef verweerder zijn onvrede uiten en weigerde hij constructief mee te werken. Verzoekster vreesde dat de arbeidsrelatie verder zou verslechteren en verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen.

Verweerder betwistte de claims van verzoekster en voerde aan dat zijn ziekmeldingen reëel waren en dat verzoekster onredelijke eisen stelde. Hij verzocht om een vergoeding van EUR 18.323,69 in het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat de goede verstandhouding tussen partijen blijvend was verstoord en dat er voldoende redenen waren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter kende verweerder een vergoeding toe van EUR 18.000,- bruto, en bepaalde dat de proceskosten door partijen zelf gedragen moesten worden, tenzij verzoekster haar verzoek introk.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
sector kanton - locatie Amsterdam
kenmerk: EA 03-5780
6 oktober 2003
166
Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op een verzoek als bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, ingediend door:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster]
gevestigd te Amsterdam
verzoekster
gemachtigde: M.M. Hoogenhout, LTB Accountants te Aalsmeer
t e g e n
[verweerder]
wonende te Amsterdam
verweerder
gemachtigde: mr. P.J.M.H. van der Vugt, FNV te Amsterdam
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Verzoekster heeft op 11 augustus 2003 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Verweerder heeft op 4 september 2003 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 9 september 2003. Verzoekster is verschenen bij [verzoekster], directeur en haar gemachtigde. Verweerder is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
Verweerder, thans 36 jaar oud, is sedert 19 mei 1998 in dienst van verzoekster
laatstelijk als productiemedewerker. Het brutosalaris bedraagt EUR 1.692,72 per
maand exclusief vakantietoeslag.
in 1998 is verweerder 8 dagen arbeidsongeschikt geweest, in 1999 17 dagen,
2000 8 dagen, 2001 25 dagen. In november 2002 heeft verweerder zich
ziekgemeld ten gevolge van een val met zijn brommer waardoor hij twee
gescheurde vingers had opgelopen. Hij is tot 10 februari 2003 arbeidsongeschikt
geweest.
Bij brief van 28 januari 2003 heeft verzoekster aan verweerder
meegedeeld dat zij had vernomen dat verweerder ingaande 27 januari 2003 voor
50% het werk kon hervatten en met ingang van 10 februari 2003 weer volledig.
In deze brief wordt een geschil aangekaart over de invulling van de 50%:
verzoekster stelt zich op het standpunt dat dit niet is 50% van de tijd maar een
loonkundige prestatie van 50%, hetgeen meebracht dat verweerder meer uren
dan 50% diende te draaien en dat verweerder had geweigerd meer dan 4 uur per
dag te werken. Aldus was verweerder bezig de arbeidsverhouding te verstoren
aldus de brief.
In een brief van 3 februari 2003 wordt door verzoekster hetzelfde thema
aangesneden.
Op 18 februari 2003 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en
verweerder waarbij de gemachtigde van verweerder, ook als vertegenwoordiger
van zijn vakbond, aanwezig was. In een brief van 24 februari 2003 heeft
verzoekster de inhoud van dat gesprek weergegeven. Gerefereerd wordt aan
discussie over de invulling van het begrip 50%. De omstandigheid dat
verweerder in zijn standpunt volhard heeft, levert een negatieve uitstraling en als
partijen zouden blijven verschillen van inzicht, zou verzoekster de
arbeidsovereenkomst laten ontbinden volgens de brief.
In een brief van 25 maart 2003 wordt gemeld dat verzoekster heeft
geconstateerd dat het werktempo van verweerder laag is en dat hij met tegenzin
werkt. Dat wordt bewust provocerend genoemd.
In een brief van 9 april 2003 wordt verweerder gewaarschuwd voor het feit dat
hij op het werk langdurige telefoongesprekken voert en dat verweerder als
excuus had aangevoerd dat hij bereikbaar moest zijn voor zijn zieke vrouw. De
discussie wordt door verzoekster aangemerkt als bewust bezig zijn de
arbeidsverhouding te verstoren.
In een brief van 29 april 2003 heeft de gemachtigde van verweer-der bezwaar
gemaakt en meegedeeld dat naar het inzicht van verweerder hij zijn
werkzaamheden altijd naar behoren uitvoert. Tengevolge van de verwonding uit
november 2002 kan verweerder nog steeds niet zijn hand volledig gebruiken, om
welke reden de gemachtigde er op wijst dat het beter zou zijn hem geen werk
met een heggenschaar op te dragen. Ook maakt de gemachtigde er bezwaar
tegen dat verweerder door verzoekster buiten de groep wordt geplaatst door zijn
arbeidstijden te veranderen en tegen het verbod om een mobiele telefoon bij zich
te dragen. In de brief wordt onderkend dat verzoekster bezig lijkt te zijn met 'het
op-bouwen van een dossier, teneinde verweerder te kunnen ontslaan'.
In een brief van 6 mei 2003 heeft de gemachtigde van verzoekster meegedeeld
dat het duidelijk verweerder was die de arbeidsverhouding aan het verstoren is.
Hij werd door de bedrijfsarts volledig arbeidsgeschikt geacht.
In een brief van 4 juni 2003 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de
beschuldiging door verweerder van beschadiging van zijn auto en in een brief van
5 augustus 2003 heeft verzoekster verweerder op non actief
gesteld in afwachting van de behandeling van een ontbindingsverzoek. Als reden
wordt aangegeven dat de houding en het gedrag van verweerder tijdens het
werk verstorend is voor de arbeidsrelatie. Goede communicatie is allang niet
meer mogelijk.
Verzoekster verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens
gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van
zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve
dadelijk behoort te eindigen. Daartoe stelt verzoekster - kort gezegd - dat
verweerder sedert februari 2003 op geen enkele wijze zijn goede wil wil tonen,
zoals blijkt uit de omstandigheid dat hij , 50% arbeidsongeschikt zijnde, niet
meer dan de helft van de arbeidsuren wil werken. Verweerder blijft sedertdien
provoceren door een laag arbeidstempo te hanteren, en allerlei discussies met
verzoekster aan te gaan over de kleinste dingen. Verweerder bleef langdurig
telefoneren op zijn mobiele telefoon. Hij weigerde constructief mee te werken en
liet zijn ontevredenheid blijken. Verzoekster was genoodzaakt om verweerder
niet meer met zijn collega's te laten samenwerken en verweerder heeft zijn
onvrede hierover laten blijken door de vakbond in te schakelen. De beschuldiging
van beschadiging van de auto was kwetsend, mede omdat het ver-zoekster er
alles aan gelegen was om op een plezierige wijze te kunnen blijven
samenwerken. De situatie werd onhoudbaar en zodanig gespannen en verstoord
dat er escalatie dreigt.
Verweerder betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door
verzoekster bedoelde zin en verzet zich tegen de door verzoekster gevorderde
ontbinding. Verweerder verzoekt voor het geval de kantonrechter de
arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding van EUR 18.323,69 ten
laste van verzoekster toe te kennen. Verweerder voert ter ondersteuning van zijn
stellingen - kort gezegd - aan dat de ziekmeldingen in het verleden reëel zijn
geweest en niet buitensporig. Over de 50% arbeidsongeschiktheid ontstond een
discussie waarin verzoekster een onredelijke eis stelde. Het eenvoudig te
honoreren verzoek om een stofkapje te mogen dragen, gaf allerlei problemen.
Verweerder stelt naar beste kunnen te werken. Hij geeft toe dat hij bij zwaar
knipwerk met de heggenschaar nog pijn aan zijn hand ondervindt en dat hij
daardoor in zijn werk belemmerd wordt. Verweerder erkent één maal onder
werktijd met zijn zwangere echtgenote te hebben gebeld, Dat hield verband met
haar ziekte. Aan het verzoek om niet meer onder werktijd te bellen heeft
verweerder verder voldaan. Toch werd hem verboden een mobiele telefoon bij
zich te dragen, terwijl de collega's hem wel bij zich mogen hebben en overigens
ook privé mogen bellen. De wijziging van de werktijd was alleen maar bedoeld
om verweerder van de collega's af te zonderen en onder de duim te krijgen.
Verweerder heeft geklaagd over het feit dat zijn auto op het bedrijfsterrein
beschadigd is geraakt. Hij heeft niemand beschuldigd ook al omdat hij niet
weet wie het heeft gedaan. Verweerder is van mening dat hij geen goed meer
kan doen.
Verzoekster heeft geen enkel ernstig verwijt jegens verweerder aan-nemelijk
kunnen maken. Alle brieven die verzoekster aan verweerder heeft verzonden
ademen een sfeer van opblazen van - zoals ook verzoekster zegt - de kleinste
dingen. De discussie is gestart naar aanleiding van een debat over de betekenis
van het begrip 50% arbeidsgeschikt, waarin van het standpunt van verzoekster
tenminste gezegd kan worden dat dit dubieus is en bovendien een medisch
oordeel inhoudt voor het geven waarvan ver-zoekster de nodige deskundigheid
mist.
De maatregelen van verzoekster jegens verweerder met betrekking tot het
vaststellen van een gewijzigd aanvangsmoment voor de arbeid en ten aanzien
van de mobiele telefoon lijken slechts ingegeven door de wens om de
verhoudingen zo ziek mogelijk te maken.
Ook de op non actief stelling ontbeert in feite enige grond.
Het heeft er alle schijn van dat de vakbond van verweerder in de brief van 29
april 2003 alle gelijk van de wereld had, toen zij verzoekster verweet bezig te
zijn met het opbouwen van een dossier teneinde verweerder te kunnen ontslaan.
Daar komt bij dat het ver-zoekster zelf is geweest die in de aanvang een en
ander in de sleutel van de toepassing van de Wet Poortwachter heeft gezet.
Ter terechtzitting heeft verweerder desgevraagd meegedeeld niet te weten of
terugkeer op de arbeid succesvol zou kunnen zijn. De kantonrechter heeft ter
terechtzitting uit de opstelling van de directeur van verzoekster moeten opmaken
dat zulks bij een ongewijzigde opstelling van verzoekster niet tot de reële
mogelijkheden behoort en van verweerder niet is te verlangen. Op grond van het
bovenstaande wordt vastgesteld dat de goede verstandhouding, noodzakelijk
voor een verdere samen-werking tussen partijen, blijvend is komen te ontbreken.
De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden.
Op gronden van billijkheid komt aan verweerder ten laste van verzoekster een
vergoe-ding toe, te stellen op het hieronder toe te kennen bedrag, dat mede is
bepaald aan de hand van hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de
wijziging in de omstandigheden en de beoordeling van de wederzijdse verwijten.
Voorts hebben bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding meegewo-gen
de duur van het dienstverband, de leeftijd van verweerder en de hoogte van zijn
loon.
Nu aan verweerder een vergoeding wordt toegekend, moet aan verzoekster de
gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat
verzoekster het verzoek intrekt, in welk geval verzoekster in de kosten aan de
zijde van verweerder wordt veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 6 november
2003;
kent aan verweerder een vergoeding toe ten laste van verzoekster ter hoogte van
EUR 18.000,- bruto, een en ander strekkende tot aanvulling van door
verweerder te ontvangen uitkeringen dan wel elders verdiend loon;
veroordeelt verzoekster tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze
veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek
door verzoekster uiterlijk op 30 oktober 2003 wordt ingetrokken;
wijst het meer of anders verzochte af;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval
verzoekster het verzoek zal intrekken, in welk geval verzoekster wordt veroor--
deeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van verweerder, die tot op
heden worden begroot op EUR 545,- voor salaris van zijn gemachtigde,
voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
Aldus gegeven door mr. J. Westhoff, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2003 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter