ECLI:NL:RBAMS:2003:AN9893

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 03/1363 AB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Publicatie van gegevens over joodse slachtoffers van de Sjoa en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een particulier en de Stichting Digitaal Monument Joodse Gemeenschap. Eiseres, een dochter van joodse ouders en een van de weinige overlevenden van de Sjoa in haar familie, vorderde een verbod op de publicatie van gegevens over haar overleden familieleden op de website van de Stichting. Eiseres stelde dat de publicatie inbreuk maakte op haar recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Stichting, opgericht door [gedaagde 2], had als doel de herinnering aan joden die de Sjoa hebben meegemaakt levend te houden door het digitaliseren van gegevens en het publiceren van informatie over deze slachtoffers.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de Stichting en [gedaagde 2] de gegevens van de overleden familieleden van eiseres op een respectvolle manier wilden presenteren, zonder stambomen of identificerende informatie. Eiseres voerde aan dat de publicatie van deze gegevens, die een intieme lading hebben, haar psychische schade berokkende en dat haar persoonlijke belangen zwaarder wogen dan het belang van de Stichting om een zo compleet mogelijke website te creëren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gegevens die op de website zouden worden gepubliceerd, summier en al op andere plaatsen beschikbaar waren, waardoor eiseres niet identificeerbaar was.

De rechter concludeerde dat het belang van de uitingsvrijheid van de Stichting en [gedaagde 2] zwaarder woog dan de bezwaren van eiseres. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de delicate balans tussen het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting, vooral in het kader van het gedenken van slachtoffers van de Sjoa.

Uitspraak

AB/BB
vonnis 11 december 2003
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r [nummer] v a n:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
e i s e r e s bij dagvaarding van 7 augustus 2003,
procureur voorheen mr. H. de Vries, thans zonder,
t e g e n :
1. de stichting STICHTING DIGITAAL MONUMENT JOODSE GEMEENSCHAP IN NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e n ,
procureur mr. A. Volders,
advocaat mr. R.S. Meijer te 's-Gravenhage.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 18 augustus 2003 heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, zoals bij eveneens aangehechte "akte eiswijziging" gewijzigd. Gedaagden, verder te noemen de Stichting en [gedaagde 2], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. De behandeling van de zaak is ter zitting pro forma aangehouden tot 31 oktober 2003 (nader bepaald op 5 november 2003), opdat de Stichting en [gedaagde 2] aan de hand van voorbeeldpagina's zouden laten zien wat zij daadwerkelijk over naaste familieleden van eiseres willen publiceren en om partijen in de gelegenheid te stellen onderling tot een regeling te komen. Vervolgens hebben partijen om een voortzetting van de behandeling gevraagd, die is bepaald op 27 november 2003. Ten behoeve van de voortgezette behandeling hebben de Stichting en [gedaagde 2] een aantal voorbeeldpagina's van de website met een toelichting overgelegd.
Op 14 november 2003 heeft de procureur van eiseres zich aan de zaak onttrokken. Op 27 november 2003 hebben de Stichting en [gedaagde 2] hun standpunt aan de hand van de voorbeeldpagina's nader toegelicht en is eiseres in staat gesteld daarop te reageren. Tenslotte hebben de Stichting en [gedaagde 2] vonnis gevraagd.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Eiseres is geboren in [jaar] als enige dochter van joodse ouders. Haar oudere broer, een nichtje en zijzelf zijn de enige nog in leven zijnde "child survivors" van de Sjoa in hun familie.
b. [gedaagde 2] heeft op 15 februari 2000 de Stichting Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland opgericht. Blijkens artikel 2 van de Statuten heeft de Stichting ten doel:
"a. het levend houden van de herinnering aan joden die de Sjoa in Nederland hebben meegemaakt en hen en hun nakomelingen in staat te stellen hun wortels te zoeken en te (her)vinden, alsook de gegevens in de archieven aan te vullen met hun herinneringen en privé-documenten;
b. het aandragen van educatief materiaal voor alle vormen van onderwijs, vanaf het basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs;
c. het bevorderen van het wetenschappelijk onderzoek naar de joodse gemeenschap in Nederland, met name het demografisch, sociaal-economisch en cultuur-historisch onderzoek."
De Stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het digitaliseren van gegevens, zoals het Archief Vermiste Personen en het Archief Aanmeldingsplicht in negentienhonderd een en veertig. [gedaagde 2] is directeur van de Stichting en verzorgt een belangrijk deel van de website van het Digitaal Monument. Hij maakt de biografische aantekeningen over de overledenen bij de ruim 30.000 op te nemen gezinnen/huishoudens. De Stichting heeft een zestal bestuurders en een uit tien personen bestaande Begeleidingscommissie.
De website zou aanvankelijk op 1 oktober 2003 online gaan. Inmiddels is het de bedoeling dat dit in april/mei 2004 gebeurt.
c. Eiseres heeft [gedaagde 2] eerst verzocht en later gesommeerd om de gegevens van haar familie van vaders- en moederszijde niet op de website te vermelden.
[gedaagde 2] heeft laten weten dat hij daaraan niet kan voldoen.
2. Eiseres vordert na wijziging van eis de Stichting en [gedaagde 2] te verbieden gegevens op te (laten) nemen of in stand te (laten) houden op de website van de Stichting met betrekking tot haar grootouders van moeders- en vaderszijde en hun nabestaanden en degenen met wie zij gehuwd zijn, op straffe van een dwangsom.
3. De Stichting en [gedaagde 2] hebben de vordering gemotiveerd weersproken en geconcludeerd tot afwijzing daarvan.
Beoordeling van het geschil
4. Eerst zal worden bezien wat de voorgenomen publicatie nu precies inhoudt.
4.1 Op grond van het verweer van de Stichting en [gedaagde 2] kan allereerst worden vastgesteld dat bij de publicatie de volgende uitgangspunten zijn aangehouden:
- op de website zal geen stamboom staan; er is slechts een ingang per
gezinshuishouden;
- bij die gezinshuishoudens zullen uitsluitend gegevens worden vermeld van de in
de Sjoa gestorven leden van die huishoudens en van vóór 1900 geboren
gezinsleden die de Sjoa hebben overleefd en sindsdien zijn overleden;
- de overige gezinsleden die de Sjoa hebben overleefd worden slechts aangeduid
als "overlevende ouder" "overlevende echtgeno(o)t(e)"of "overlevend kind".
4.2 Om een zo duidelijk mogelijk beeld te verkrijgen van de over de familie van eiseres te publiceren gegevens -die ten tijde van de eerste zitting nog niet bijeen gebracht waren- is [gedaagde 2] verzocht voorbeeldpagina's te maken van drie door eiseres opgegeven naaste familieleden, te weten haar vader en haar beide grootvaders. Aan de hand van deze voorbeelden en van voorbeeldpagina's van andere onbekende en van bekende tijdens de Sjoa omgebrachte joden kan het volgende worden vastgesteld:
- de informatie over gezinnen en personen staat op twee soorten pagina's, de
gezinspagina en de persoonspagina, die beide uit drie kolommen bestaan.
- bovenaan de gezinspagina staat het adres. In de middelste kolom staan de
gezinsleden met geboorteplaats en geboortedatum alsmede sterfplaats en
sterfdatum. De overlevenden zijn aangeduid zoals hiervoor onder 4
weergegeven. Bovenaan de middelste kolom kan men klikken op "huisraad".
Als er een inventarislijst aanwezig is van de geroofde inboedel van het gezin dan
wordt die lijst getoond. De linker en rechter kolom geven aan welke joodse
gezinnen de meest nabije buren waren. Op de namen in de middelste kolom kan
worden geklikt om op de desbetreffende persoonspagina te komen.
- op de persoonspagina staan bovenaan basisgegevens als geboorteplaats,
geboortedatum, geslacht, beroep, bereikte leeftijd, sterfplaats en sterfdatum.
De linker kolom is gelijk aan de middelste kolom van de gezinspagina.
De middelste kolom bevat een biografische notitie met onderaan vermelding
van de bron. De rechterkolom is bestemd voor illustraties met bronvermelding.
Hier worden ook overlijdensadvertenties getoond met vermelding van het blad
waarin die hebben gestaan.
4.3 Van de vader en de beide grootvaders van eiseres zullen alleen de adressen, de hiervoor genoemde basisgegevens en de gezinsleden worden opgenomen. Van geen van drieën is huisraadinformatie gevonden. Afgezien van een overlijdensadvertentie van de grootvader van moederszijde van eiseres zijn geen illustraties opgenomen. In de kolom bestemd voor biografische notities is bij de grootmoeder van moederszijde van eiseres vermeld dat er op het Gemeentearchief van Amsterdam een
Jokosdossier ligt, dat alleen met toestemming van de directeur van de stichting Joods Maatschappelijk Werk kan worden ingezien. Verder staat vermeld dat blijkens dit Jokosdossier claims zijn ingediend voor vergoeding van luxe goederen ingeleverd bij de roofbank Lippmann-Rosenthal en voor vergoeding van gestolen waardepapieren. Er zijn "links" waarin uitleg wordt gegeven over wat een Jokosdossier is en wat Lippmann-Rosenthal was. Verdere biografische notities over deze drie naaste familieleden zijn niet opgenomen.
5. In de veronderstelling dat op de website gegevens van levende personen en dus ook van haarzelf zouden worden gepubliceerd, heeft eiseres haar vordering onder meer gebaseerd op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
5.1 De Wbp is slechts van toepassing op gegevens die betrekking hebben op identificeerbare natuurlijke personen die nog in leven zijn. Een identificeerbare persoon is blijkens de wetgeschiedenis een persoon wiens identiteit zonder onevenredige inspanning kan worden vastgesteld. Uit de enkele vermelding "overlevend kind" uit het gezin van haar wel op de website te vermelden vader kan haast onmogelijk -laat staan zonder onevenredige inspanning- worden afgeleid dat eiseres de dochter is van die in 1942 in Auschwitz vermoorde vader. Eiseres is dan ook geen identificeerbare persoon in de zin van de Wbp. Dat wordt zij ook niet als de gegevens van haar overleden familieleden, zoals zij heeft betoogd, zouden moeten worden aangemerkt als persoonsgegevens van haarzelf, omdat juist voor nabestaanden van de holocaust deze gegevens betreffende hun familiegeschiedenis een belangrijk deel van henzelf zouden vormen. Het beroep op de Wbp kan eiseres derhalve niet baten.
6.1 Eiseres stelt verder dat het Digitaal Monument inbreuk maakt op haar grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet, artikel 17 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) door het tegen haar uitdrukkelijke wil openbaren van informatie over haarzelf, haar familie en haar familiegeschiedenis. Een dergelijke inbreuk kan volgens eiseres alleen gerechtvaardigd zijn wanneer deze noodzakelijk is voor de behartiging van een zwaarwegender belang, waarvan hier geen sprake is. In dit verband heeft eiseres gesteld dat het om publicatie van gegevens gaat die in het licht van de geschiedenis een uiterst intieme lading hebben gekregen en als zeer gevoelig moeten worden aangemerkt. De publicatie van deze gegevens berokkent haar psychische schade. Het belang van de Stichting en [gedaagde 2] om een zo compleet mogelijke website te creëren weegt volgens eiseres niet op tegen haar persoonlijke belang dit te voorkomen. De publicatie van gegevens over het leven van haar dode familieleden treft eiseres diep omdat het gegevens zijn die haar identiteit, haar zijn, haar verleden en haar toekomst beschrijven. Deze gegevens dienen beschermd te worden als onderdeel van de persoonlijke levenssfeer van eiseres zelf. Volgens eiseres kan het belang van De Stichting en [gedaagde 2] ook niet zijn gelegen in het algemeen belang bij publicatie van de gegevens van haar familie, aangezien er geen sprake is van berichtgeving over "public figures".
Verder stelt eiseres dat de Stichting en [gedaagde 2] onzorgvuldig hebben gehandeld door nabestaanden niet vooraf over de website te informeren, hen niet in de gelegenheid te stellen om bezwaren te uiten en hun niet om toestemming te vragen.
6.2 Daarnaast stelt eiseres dat de publicatie van de gegevens over de traumatiserende gebeurtenis in haar familiegeschiedenis jegens haar is aan te merken als een onrechtmatige daad en in het bijzonder in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het persoonlijk belang van eiseres, die door de publicatie psychische schade lijdt, weegt zwaarder dan het belang van de Stichting en [gedaagde 2] bij een groots opgezet maatschappelijk "eerbetoon" aan de joodse gemeenschap.
6.3 Ten slotte stelt eiseres dat als al zou moeten worden aangenomen dat de Stichting en [gedaagde 2] bevoegd zouden zijn om gegevens over joodse families te verzamelen en te publiceren op het internet, zij misbruik van deze bevoegdheid maken door het publiceren van de gegevens van eiseres en haar familie, wetende dat zij daartegen ernstige bezwaren heeft.
7 Bij de beoordeling zal het recht van eiseres op bescherming van de persoonlijke levenssfeer moeten worden afgewogen tegen het recht van de Stichting en [gedaagde 2] op uitingsvrijheid. Van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden hangt af welk van deze belangen de doorslag moet geven.
7.1 Eiseres heeft haar bevreemding erover uitgesproken dat slechts zulke summiere gegevens over haar familieleden zouden worden geplubliceerd en heeft erop gewezen dat de ontbrekende feiten mede gelet op het interactieve karakter van de website ongetwijfeld ingevoerd zullen worden. Aanwijzingen dat binnen afzienbare tijd meer over de familieleden van eiseres zal worden gepubliceerd dan hiervoor aangegeven zijn er evenwel niet. In dit kort geding kan dan ook alleen worden uitgegaan van de voorbeeldgegevens zoals door de Stichting en [gedaagde 2] aangeleverd. Dat betekent dat eiseres zodanig is vermeld dat zij niet identificeerbaar is, dat er geen informatie over de huisraad van haar vader en haar grootvaders wordt vermeld en dat het alleen gaat om de onder 4.3 vermelde gegevens van overleden familieleden. Concrete bezwaren tegen vermelding van die specifieke gegevens heeft eiseres niet naar voren gebracht.
Daar komt bij dat diezelfde gegevens en meer dan dat, waaronder de naam en geboortedatum van eiseres, al op het internet te vinden zijn in de vorm van de door de Stichting en [gedaagde 2] overgelegde parenteelstaat van haar overgrootvader. Die gegevens staan in het "In Memoriam" dat oorspronkelijk als gedenkboek van de Oorlogsgravenstichting is uitgebracht en dat nu toegankelijk is via de website van het Centrum voor Onderzoek naar de Geschiedenis van de Nederlandse Joden van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem.
7.2 De werkelijke bezwaren van eiseres lijken dan ook niet zozeer betrekking te hebben op de publicatie van deze summiere en bekende gegevens van haar familieleden op zichzelf, maar zijn principieel gericht tegen dit registratieproject als zodanig. Zij heeft er bezwaar tegen dat joden weer collectief worden geregistreerd naar ras, met biografische gegevens en geestelijke en lichamelijke kenmerken, de rijken en de armen, de begaafden en de zwak begaafden. Zij acht het registratieproject verder een provocatie van antisemitisme. Zij citeert in dat verband Michael Stein, oud correspondent van NRC Handelsblad: "Er heerst onder Arabieren een ongelooflijk grote jaloezie ten aanzien van joden. Joden, dat is hun stellige overtuiging, hebben met de holocaust een enorm machtsmiddel in handen gekregen waarmee ze geld binnenhalen en schuldgevoelens opwekken".
Zij verzet zich tegen het lanceren van haar vermoorde familieleden op een wereldwijde interactieve website. Zij vindt dat een onwaardige en respectloze plaats om naasten te gedenken.
7.3 Daartegenover staat het belang van de Stichting en [gedaagde 2], die als eerbetoon alle in de Sjoa overleden voordien in Nederland wonende joden per gezinshuishouding wil gedenken door hen op te nemen in het Digitaal Monument. Zij hebben erop gewezen dat het levend houden van de herinnering aan die slachtoffers bovendien als zodanig een joodse godsdienstige verplichting is en hebben in dit verband Deuteronomium 4:9 geciteerd: "…hoed U er terdege voor, dat gij de dingen die gij met uw ogen gezien hebt, niet vergeet en zij niet uit uw hart wijken zolang gij leeft; maak ze aan uw kinderen en kindskinderen bekend".
Hun raadsman heeft afgesloten met enkele dichtregels van Leo Vroman:
"Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen".
7.4 Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, met name dat eiseres zodanig is vermeld dat zij niet identificeerbaar is en dat het verder gaat om summiere reeds op het internet te vinden gegevens van overleden familieleden, waarbij geen sprake is van het schenden van hun eer of goede naam, moet het belang van de uitingsvrijheid de doorslag geven. De voorgenomen publicatie is dan ook niet onrechtmatig en levert evenmin misbruik van recht op.
De gevraagde voorziening zal derhalve worden geweigerd met verwijzing van eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.
8. Blijft het wrange gegeven dat een honorabel project, bedoeld om de slachtoffers van de Sjoa te eren, bij een overlevende nabestaande zulke hevige gevoelens van pijn en onmacht oproept, terwijl een mogelijke overgevoeligheid bij deze nabestaande zeer waarschijnlijk op diezelfde Sjoa is terug te voeren. De Stichting en [gedaagde 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat bij het uit compassie toegeven aan dit individuele bezwaar het hek van de dam zou zijn. Vanwege de bijzondere aard van dit project lijkt compassie met een overlevende nabestaande echter juist op zijn plaats. Denkbaar zou bijvoorbeeld zijn dat het bestuur van de Stichting serieuze bezwaren individueel zou onderzoeken en daaraan in bepaalde schrijnende gevallen onverplicht tegemoet zou komen, bijvoorbeeld door op de website te vermelden dat publicatie van de desbetreffende gegevens gedurende het leven van de betrokkene achterwege zal worden gelaten. Ook dat zou een vorm van compleetheid zijn.
In rechte kunnen de Stichting en [gedaagde 2] daartoe zoals gezegd echter niet worden verplicht. Dit is dan ook niet meer dan een overweging ten overvloede.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de Stichting en [gedaagde 2] begroot op € 205,= aan vastrecht en op € 703,= aan salaris procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 december 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: