7. In het in De Volkskrant van 8 januari 2004 verschenen artikel zijn - aldus [eiser] - twee beschuldigingen jegens hem geuit. Het betreft ten eerste de beschuldiging dat hij is betrokken bij een conflict tussen Hollandse criminelen en ten tweede de beschuldiging dat hij betrokken is geweest bij liquidaties in het criminele circuit. Voor zover het de primaire vordering betreft (dit is de vordering tegen De Volkskrant) wordt geoordeeld dat er geen aanleiding is een veroordeling tot rectificatie van de eerste beschuldiging uit te spreken. Uit de lezing van De Volkskrant en de lezing van de Politie Amsterdam-Amstelland van het gesprek dat tussen [de commissaris van politie] en [de journalist] heeft plaatsgevonden, welke lezingen inhoudelijk met elkaar overeenstemmen, kan worden afgeleid dat [de commissaris van politie] deze beschuldiging (zij het impliciet) heeft geuit. Dit onderdeel van het door De Volkskrant gepubliceerde artikel is hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende feitelijk onderbouwd, namelijk gebaseerd op een als betrouwbaar aan te merken bron, zodat De Volkskrant wat dit punt betreft niet onzorgvuldig te werk is gegaan. Hierbij is van belang dat het artikel door [de commissaris van politie] is goedgekeurd. Ook is hierbij van belang dat het 'oud nieuws' betreft. Immers, het is in dit geding voldoende aannemelijk geworden dat eerder bekend was dat de Politie Amsterdam-Amstelland een verband aanwezig acht tussen [eiser] enerzijds en (een conflict in) het criminele circuit anderzijds, en dat hieraan ook in verschillende media aandacht is besteed.
8. Met de uitlating "Ook deze vete kostte een aantal levens" aansluitend op de vermelding van de betrokkenheid van [eiser] bij deze vete, heeft De Volkskrant - naar het oordeel van de voorzieningenrechter - gesteld dat [eiser] op een of andere manier, direct of indirect, betrokken is (geweest) bij een aantal moordaanslagen, wat een ernstige beschuldiging is. De onderbouwing van deze beschuldiging kan voorshands niet volgen uit de door De Volkskrant en de Politie Amsterdam-Amstelland gegeven lezing van het gesprek tussen [de commissaris van politie] en [de journalist]. Dat het seminar - zoals door De Volkskrant in dit kader is aangevoerd - geheel in het teken stond van liquidaties in het criminele circuit, hetgeen dus automatisch zou moeten leiden tot een door [de commissaris van politie] gelegd verband tussen [eiser] en de liquidaties, is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende. [de commissaris van politie] heeft immers ter zitting expliciet ontkend dit verband te hebben beoogd en hij heeft aangevoerd dat hij - achteraf bezien - zijn autorisatie voor dit onderdeel van het artikel niet had moeten geven. Onder deze omstandigheden wordt geoordeeld dat de gewraakte beschuldiging niet langer door het bestaande feitenmateriaal wordt onderbouwd. Nu [de commissaris van politie] het gewraakte artikel heeft geautoriseerd, en hij pas achteraf zijn autorisatie wat dit onderdeel betreft heeft ingetrokken, kan wel gezegd worden dat aansprakelijkheid aan de zijde van De Volkskrant ontbreekt en dat de publicatie niet als een onrechtmatige daad aan De Volkskrant valt toe te rekenen. Desalniettemin kan de vordering tot rectificatie, gezien het bepaalde in lid 2 van artikel 6:167 BW, worden toegewezen. De beschuldiging, die zonder enig voorbehoud is gedaan, kan immers worden aangemerkt als een onjuiste publicatie van een gegeven van feitelijke aard, waarvan rectificatie kan worden bevolen. De rectificatie houdt een noodzakelijke en toelaatbare beperking van de uitingsvrijheid van De Volkskrant in en voldoet daarmee aan de eisen van artikel 10 EVRM. Er is geen aanleiding de veroordeling eveneens uit te spreken jegens [de hoofdredacteur] (de hoofdredacteur van De Volkskrant). Niet valt in te zien welk belang [eiser] hierbij zou hebben, naast een veroordeling van De Volkskrant. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
9. Over de gevorderde rectificatie van het in De Volkskrant van 29 januari 2004 gepubliceerde artikel wordt overwogen dat [eiser] niet heeft ontkend dat sprake is van een relatie tussen hem en degene ten laste van wie justitie - in het kader van een onderzoek naar het witwassen van crimineel geld - beslag heeft gelegd. De Volkskrant heeft dit in het betreffende artikel omschreven als 'het onderhouden van een zakelijke relatie'. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Het door [eiser] in dit verband gemaakte onderscheid tussen het 'hebben' en het 'onderhouden' van een relatie is, wat hiervan ook zij, te subtiel om een rectificatie te rechtvaardigen. Dit gedeelte van de vordering zal derhalve worden afgewezen.
10. Ook de subsidiaire vordering valt blijkens de stellingen van [eiser] uiteen in twee delen. Allereerst betreft de vordering de uitlating van [de commissaris van politie] dat [eiser] betrokken is bij (een vete in) het criminele circuit. Nu ten aanzien van dit onderdeel de primaire vordering tot rectificatie wordt afgewezen, komt dit deel van de subsidiaire vordering aan de orde. Ter zitting is door [de commissaris van politie] herhaald dat de Politie Amsterdam-Amstelland inderdaad uitgaat van een verband tussen [eiser] en het criminele circuit inzake vastgoedinvesteringen. Zoals hiervoor overwogen betreft dit 'oud nieuws', welk nieuws in het verleden door tal van media is gebracht. Met name in de televisieprogramma's Nova en Zembla is hier uitgebreid aandacht aan besteed en [eiser] is hier indertijd niet tegen opgetreden. Onder deze omstandigheden is ook voor rectificatie als subsidiair gevorderd geen plaats. Het tweede onderdeel van de subsidiaire vordering betreft de betrokkenheid van [eiser] bij liquidaties in het criminele circuit. Nu de primaire vordering op dit punt wordt toegewezen, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de beoordeling van dit deel van de subsidiaire vordering.
11. Gezien het bepaalde in artikel 167 lid 3 BW en gezien het feit dat in het geding tussen [eiser] en De Volkskrant partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen deze partijen worden gecompenseerd als na te melden. [de journalist] en [de hoofdredacteur] worden geacht geen extra kosten te hebben gemaakt zodat er geen aanleiding is een proceskostenveroordeling ten gunste van hen uit te spreken. In het geding tussen [eiser] en de Politie Amsterdam-Amstelland zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten.