Parketnummer: 13/123284-03
Datum uitspraak: 11 november 2004
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Zuyder Bos” te Heerhugowaard.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2004.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting nader is omschreven. Van de dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De nader omschreven telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 december 2003 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk een zeer aanzienlijke hoeveelheid geld toebehorende aan Geldnet B.V. en/of één of meer harer klanten of opdrachtgevers, zich heeft toegeëigend, welke hoeveelheid geld hij, verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, namelijk uit hoofde van zijn, verdachtes dienstbetrekking als chauffeur/geldloper bij Geldnet, onder zich hadden;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft, op nader in haar pleitaantekeningen omschreven gronden, aangevoerd dat verdachte - kort gezegd – slechts heeft meegewerkt aan de verduistering in dienstbetrekking omdat hij hiertoe na ernstige bedreigingen van zijn mededaders werd gedwongen. Hij heeft hiermee gehandeld onder een zodanige psychische dwang dat hij daaraan redelijkerwijs geen weerstand heeft kunnen bieden. Dit levert de strafuitsluitingsgrond van psychische overmacht op.
De rechtbank verwerpt dit verweer reeds omdat de door de raadsvrouw gestelde feiten en omstandigheden hieromtrent op geen enkele wijze aannemelijk zijn geworden.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tezamen met een aantal mededaders een zeer grote hoeveelheid geld van zijn werkgever verduisterd. Hij deed dit in zijn functie als geldloper/chauffeur van een geldauto, hetgeen inhield dat hem dagelijks het transport van grote hoeveelheden contant geld werd toevertrouwd. Verdachte heeft aldus dit bijzondere in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen op verregaande wijze beschaamd.
Verdachte en zijn mededaders hebben het aanvankelijk doen voorkomen alsof verdachte het slachtoffer zou zijn geworden van een gewapende overval waarbij zware wapens waren gebruikt. De in scène gezette overval, die midden op de dag plaatsvond op de openbare weg ten aanschouwe van diverse voorbijgangers, heeft veel onrust in de maatschappij teweeggebracht.
Dat de politie aanvankelijk op een dwaalspoor werd gebracht zal er bovendien toe hebben bijgedragen dat de daders het geld, waarvan tot op heden ruim € 600.000,- niet is teruggevonden, konden laten verdwijnen.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder voor enig misdrijf is veroordeeld.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij Geldnet B.V., van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 886.500,- (achthonderdzesentachtigduizendvijfhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Geldnet B.V. voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Geldnet B.V., gevestigd op het [adres] toe tot een bedrag van € 886.500,- (achthonderdzesentachtigduizendvijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan Geldnet B.V. voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Geldnet B.V., te betalen de som van € 886.500,- (achthonderdzesentachtigduizendvijfhonderd euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 jaar, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter,
mrs. G.A. Bouter-Rijksen en J.L. Hillenius, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2004.
De voorzitter is buiten staat
het vonnis te tekenen.