Parketnummer: 13/077039-04
Datum uitspraak: 11 november 2004
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2004.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting nader is omschreven. Van de dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De nader omschreven telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 3 en 4 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 december 2003 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk een zeer aanzienlijke hoeveelheid geld toebehorende aan Geldnet B.V. en/of één of meer harer klanten of opdrachtgevers, zich heeft toegeëigend, welke hoeveelheid geld hij, verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, namelijk uit hoofde van één hunner dienstbetrekking als chauffeur/geldloper bij Geldnet, onder zich hadden;
op 1 december 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen wapens van categorie II onder 7e, te weten een antitankbrisantgranaatraket van het type M80 met lanceerkoker en een handgranaat (M91), elk zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tezamen met een aantal mededaders een zeer grote hoeveelheid geld van de werkgever van één van hen verduisterd. Deze mededader was geldloper/chauffeur van een geldauto, hetgeen inhield dat hem dagelijks het transport van grote hoeveelheden contant geld werd toevertrouwd. Hij heeft dan ook op verregaande wijze het vertrouwen dat zijn werkgever in hem mocht stellen beschaamd.
Verdachte en zijn mededaders hebben het aanvankelijk doen voorkomen alsof de geldloper/chauffeur het slachtoffer zou zijn geworden van een gewapende overval waarbij zware wapens waren gebruikt. De in scène gezette overval, die midden op de dag plaatsvond op de openbare weg ten aanschouwe van diverse voorbijgangers, heeft veel onrust in de maatschappij teweeggebracht. Verdachte is zowel bij de voorbereiding als de uitvoering daarvan betrokken geweest en heeft zich nadien nog bezig gehouden met het onderbrengen van het geld.
Dat de politie aanvankelijk op een dwaalspoor werd gebracht zal er bovendien toe hebben bijgedragen dat de daders het geld, waarvan tot op heden ruim € 600.000,- niet is teruggevonden, konden laten verdwijnen.
Hoewel de wapens niet daadwerkelijk werden gebruikt, hebben verdachte en twee van zijn mededaders ze ten tijde van de zogenaamde overval wel voorhanden gehad. Zij hebben aldus een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan. Het betrof twee volledig intact zijnde wapens, te weten een handgranaat en een antitankbrisantgranaatraket (inclusief lanceerkoker). Dit zijn extreem gevaarlijke wapens die zeer veel leed en schade kunnen veroorzaken. De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders dan ook zeer aan dat zij deze wapens in een openstaande door hen gebruikte vluchtauto in de directe nabijheid van een basisschool hebben achtergelaten.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een uittreksel uit het algemeen documentatieregister ondanks zijn jeugdige leeftijd reeds diverse keren voor strafbare feiten is veroordeeld, terwijl tijdens het begaan van het bewezen geachte, de proeftijd van één van deze veroordelingen nog niet was geëindigd.
Weliswaar zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder 3 en 4 telastegelegde feiten niet bewezenverklaren, zij ziet hierin geen aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Gelet op de bijzondere ernst van de wel bewezenverklaarde feiten, het uitermate gevaarzettende gedrag van verdachte en het relatief ondergeschikte belang van de niet bewezenverklaarde feiten, acht zij dan ook een straf als thans door de officier van justitie geëist passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij Geldnet B.V., van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 886.500,- (achthonderdzesentachtigduizendvijfhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Geldnet B.V. voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aazien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Geldnet B.V., gevestigd op het [adres] toe tot een bedrag van € 886.500,- (achthonderdzesentachtigduizendvijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan Geldnet B.V. voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Geldnet B.V., te betalen de som van € 886.500,- (achthonderdzesentachtigduizendvijfhonderd euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 jaar, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter,
mrs. G.A. Bouter-Rijksen en J.L. Hillenius, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2004.
De voorzitter is buiten staat
het vonnis te tekenen.