ECLI:NL:RBAMS:2004:AR5998

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.097.109-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel in verband met afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2004 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Augsburg in Duitsland. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 8 oktober 2004 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1966, die momenteel gedetineerd is in het Huis van Bewaring “De Zwaag” te Zwaag. Het EAB is gebaseerd op een Haftbefehl van het Amtsgericht Augsburg, gedateerd 15 september 2004, en betreft de verdenking van afpersing, waarvoor naar Duits recht een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren kan worden opgelegd.

Tijdens de openbare zitting op 12 november 2004 zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R. Malewicz, gehoord. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij de Duitse nationaliteit heeft en dat zijn personalia correct zijn. De raadsman heeft verweer gevoerd tegen de overlevering, stellende dat het EAB niet voldoet aan het specialiteitsbeginsel zoals bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van de opgeëiste persoon voldoende zijn beschermd, aangezien hij in Duitsland alleen zal worden vervolgd voor het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en heeft derhalve besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de negenvoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam, waarbij de oudste en jongste rechter buiten staat waren om de uitspraak te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer: 13.097.109-04
RK nummer: 04/3767
Datum uitspraak: 19 november 2004
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 oktober 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Augsburg (Duitsland), gedateerd 15 september 2004.
Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in het Huis van Bewaring “De Zwaag” te Zwaag,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 november 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Duitse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een Haftbefehl van het Amtsgericht Augsburg d.d. 15 september 2004 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij niet de Nederlandse, maar de Duitse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Het feit staat vermeld onder nummer 21 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten:
afpersing.
Op dit feit is naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Verweren
De raadsman heeft aangevoerd dat overlevering dient te worden geweigerd, aangezien het EAB niet voldoet aan het specialiteitsbeginsel, als bedoeld in artikel 14, lid 1, van de Overleverings-wet. Naar het oordeel van de raadsman is met opzet niet in het EAB vermeld het feit, waarvoor zijn cliënt op 6 oktober 2004 door het IRC Noord is aangehouden.
De opgeëiste persoon zal in Duitsland alleen worden vervolgd voor het feit waarvoor thans zijn overlevering wordt gevraagd. Indien de Duitse autoriteiten de opgeëiste persoon tevens willen vervolgen voor (een) in Nederland gepleegd(e) strafba(a)r(e) feit(en), zal dat niet eerder kunnen plaatsvinden dan na toestemming van de Nederlandse autoriteiten, in casu de Minister van Justitie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen van de opgeëiste persoon daarmee voldoende beschermd, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
6. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
7. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
8. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
9. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Duitse justitiële autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzit-ter,
mrs. A.C. Loman en S.K. de Groot, rech-ters,
in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2004.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten
staat deze uitspraak te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.