ECLI:NL:RBAMS:2004:AR8196
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- H. Altinkaya
- A.J.R.M. Vermolen
- F. Salomon
- L.E. Kalff
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal en vrijheidsberoving
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2004 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Oberstaatsanwalt Dittrich van de Staatsanwaltschaft Hechingen. De opgeëiste persoon, geboren in 1964 en met de Nederlandse nationaliteit, was op dat moment gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd, te weten diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsbeneming, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Dit is van belang voor de beoordeling van de dubbele strafbaarheid, die vereist is voor de overlevering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de garantie die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet kon aantonen dat hij onschuldig was aan de hem verweten feiten, en dat er geen sprake was van een vermoeden van schuld aan de feiten die in het EAB zijn omschreven.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de feiten die naar Nederlands recht strafbaar zijn, maar heeft de overlevering geweigerd voor de feiten die in Duitsland als 'gevangenismuiterij' worden aangeduid, omdat dit feit in Nederland niet strafbaar is. De uitspraak is gedaan in het kader van de Overleveringswet, die de voorwaarden voor overlevering van verdachten tussen EU-lidstaten regelt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan, met uitzondering van de 'gevangenismuiterij'.