ECLI:NL:RBAMS:2004:AR8797
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R. Orobio de Castro
- J.P. van der Stouwe
- Rechtspraak.nl
Voorzieningenrechter in kort geding over geld-serviceverlening door ABN AMRO en Brink's Nederland
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 december 2004, stond de geld-serviceverlening van ABN AMRO Bank N.V. centraal. De bank had een kort geding aangespannen tegen Brink's Nederland B.V. naar aanleiding van een geschil over de continuïteit van de dienstverlening. ABN AMRO stelde dat Brink's niet had voldaan aan de afspraken omtrent de dienstverlening, die tot en met 31 maart 2005 zou moeten doorgaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat er een bindende overeenkomst was tussen de partijen, aangezien Brink's de voorstellen van ABN AMRO niet had ondertekend. Dit leidde in eerste instantie tot de afwijzing van de vordering van ABN AMRO.
Desondanks oordeelde de voorzieningenrechter dat er termen aanwezig waren om een ordemaatregel te treffen, gezien het belang van de cliënten van ABN AMRO. De rechter was van mening dat het voor de cliënten onwenselijk zou zijn om plotseling geconfronteerd te worden met buiten werking zijnde automaten. Daarom werd besloten dat ABN AMRO in staat moest worden gesteld om binnen een maand de nodige maatregelen te treffen om de geld-serviceverlening normaal voort te zetten en tijdige voorlichting aan haar cliënten te geven.
De voorzieningenrechter besloot Brink's te veroordelen om de dienst Automaten Servicing voort te zetten tot en met 31 januari 2005, op straffe van een dwangsom van € 50.000 per dag bij niet-naleving. Tevens werd ABN AMRO veroordeeld in de proceskosten van Brink's, die waren begroot op € 241 aan vastrecht en € 816 aan salaris van de procureur. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.