ECLI:NL:RBAMS:2005:AS4615

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/123105-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbergen van een door politie en justitie gezochte persoon en overdracht van een vuurwapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2005 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het verbergen van een door politie en justitie gezochte persoon en de overdracht van een vuurwapen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2005 beraadslaagd. De verdachte werd verweten dat hij opzettelijk een persoon, [medeverdachte 2], die vervolgd werd voor poging tot moord/doodslag, heeft verborgen en hem heeft geholpen om te ontkomen aan de autoriteiten. Tevens werd de verdachte verweten dat hij een pistool en munitie voorhanden had en deze heeft overgedragen aan [medeverdachte 1].

De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte medeplichtig was aan het eerste feit, en sprak hem daarvan vrij. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel schuldig was aan het tweede en derde feit. De verdachte had [medeverdachte 2] geholpen door hem een auto ter beschikking te stellen, een verblijf in Hongarije te regelen en hem geld en kleding te geven. Daarnaast had de verdachte een pistool en munitie voorhanden gehad en deze overgedragen aan [medeverdachte 1].

De rechtbank overwoog dat de feiten ernstig waren, vooral omdat de verdachte een wapen beschikbaar had gesteld, wat een risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte voor het eerste feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. B.J.L.M. van Dijk als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/123105-04
Datum uitspraak: 26 januari 2005 (bij vervroeging)
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Zwaag” te Zwaag.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2005.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair telastegelegde feit zal worden veroordeeld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 telastegelegde het volgende.
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, blijkt niet dat verdachte wetenschap had van wat met het wapen zou gaan gebeuren. Verdachte heeft op 3 april 2004 telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vertelde verdachte dat hij in grote problemen zat met betrekking tot [medeverdachte 2] en [betrokkene]. Hij zei dat er problemen waren met Marokkanen. [medeverdachte 1] vroeg verdachte naar het “ding”, waarvan verdachte begreep dat [medeverdachte 1] daarmee diens pistool bedoelde. Hij heeft geen concrete bedoeling genoemd met het wapen. Verdachte heeft daar ook niet naar gevraagd en heeft vervolgens het wapen opgehaald en naar [medeverdachte 1] gebracht. Bij de overdracht aan de voordeur heeft verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd: slopen is kopen. Verdachte bedoelde daarmee – zoals hij ter terechtzitting heeft uiteengezet - dat als het wapen stuk zou gaan, bijvoorbeeld door het te laten vallen, [medeverdachte 1] zou moeten betalen. Voor verdachte is niet voorzienbaar geweest dat de zoon van [medeverdachte 1] het wapen zou gebruiken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medeplichtigheid van verdachte aan het onder 1 telastegelegde niet aannemelijk is geworden. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde
in de periode van 3 april 2004 tot en met 29 april 2004 te Muiderberg, gemeente Muiden en elders in Nederland en in Hongarije, opzettelijk een persoon, [medeverdachte 2], die vervolgd werd terzake van het misdrijf poging tot moord/doodslag, meermalen gepleegd, heeft verborgen en behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft verdachte een auto van zijn echtgenote ter beschikking gesteld teneinde die [medeverdachte 2] naar Hongarije te vervoeren en zijn verdachtes (vakantie)huis in Hongarije ter beschikking gesteld en een hotelkamer in Hongarije gereserveerd teneinde die [medeverdachte 2] in Hongarije een verblijf/schuilplaats te verschaffen en een vliegticket (enkele reis: Boedapest-Tel Aviv) geregeld voor die [medeverdachte 2] en geld en kleding aan die [medeverdachte 2] ter beschikking gesteld voor diens verblijf in Hongarije en in Israel;
Ten aanzien van het onder 3 telastelegde
in de periode van 1 januari 2001 tot en met 3 april 2004 te Muiderberg, gemeente Muiden en te Weesp, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Browning, kaliber 9 mm), en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad
en
op 3 april 2004 te Muiderberg, gemeente Muiden, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Browning, kaliber 9 mm.), en munitie van categorie III, te weten patronen, heeft overgedragen aan [medeverdachte 1].
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezengeachte feiten 1 subsidiair, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verbergen van een persoon die door politie en justitie gezocht werd. Tevens heeft verdachte het wapen waarmee het schietincident op 3 april 2004 te Muiderberg heeft kunnen plaatsvinden, overgedragen aan de vader van de uiteindelijke schutter. Dit zijn ernstige feiten. Door het wapen beschikbaar te stellen is risico voor de veiligheid van personen teweeggebracht.
De rechtbank acht na te noemen straf passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – ten aanzien van het onder 1 telastegelegde geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in de vorderingen niet-ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 189 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26, 31 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Opzettelijk iemand die vervolgd wordt ter zake van enig misdrijf, verbergen en hem behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
en
Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5], niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en R.M. Troost, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.K. Bos, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2005.