c. Op 30 september 2004 is in het onder b genoemde kort geding vonnis gewezen. In
rechtsoverweging 1 heeft de voorzieningenrechter onder de letters a tot en met y een opsomming gegeven van de feiten waarvan in dat geding wordt uitgegaan. Ook in het onderhavige kort geding zal van die feiten worden uitgegaan, met de volgende aanvullingen:
I. Bij brief van 23 december 2002 heeft [wethouder K.] [eiser] en zijn echtgenote uitgenodigd voor een gesprek, “om in een informele sfeer met elkaar de mogelijkheden van een minnelijke oplossing voor “het probleem [adres]” te onderzoeken. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Ons streven is erop gericht eerst in een gesprek met u mogelijke oplossingen af te tasten. Indien en zodra wij in overleg een (of eventueel meer) acceptabele oplossingen hebben gevonden, willen wij deze met de omwonenden, zowel van de zijde van de Co Bremerlaan als van de zijde van de [adres], bespreken.”
II. In het in het eerste kort geding onder 1 k genoemde schrijven van [wethouder K.] van 12 maart 2003 voor de Commissie REO (Ruimtelijke Ordening en Economische Aangelegenheden), dat op diezelfde datum door Burgemeester en Wethouders “voor akkoord” is geparafeerd, staat ten aanzien van de herplantplicht van [eiser] onder meer:
De herplantplicht wordt in twee fasen gesplitst:
“1. Herplant 85 bomen in de eerste fase (conform onderdeel van de totale herplant- plicht van 160 bomen.) (...)”
III. Volgens een publicatie in de Gooi- en Eemlander van 13 maart 2003 waren de gemeente en [eiser] het eens over de toekomst van de tuin van [eiser]. In het desbetreffende artikel is onder meer vermeld:
“Beide partijen zijn het eens dat er van de honderdzestig door de gemeente geëiste bomen inmiddels dertig zijn geplant. Van de resterende honderddertig bomen plant [eiser] er in ieder geval 85. Er bestaat overeenstemming tussen gemeente, notaris ([eiser], vzr.) en monumentenzorg over plaats en soort. Het lot van de resterende 45 bomen ligt in handen van monumentenzorg. De partijen wachten hiervoor eerst het resultaat af van het bezwaar van de gemeente jegens de monumentenstatus van de tuin. Als de gemeente wint, dan komen ook die 45 bomen weer terug.”
IV. In de Gooi- en Eemlander van 13 mei 2003 is een artikel gepubliceerd met de kop: “Kwestie [eiser] sleept zich voort.” In dit artikel staat onder meer:
“Bezwaarmakende buren van (...) [eiser] gaan niet akkoord met het door de gemeente en notaris bereikte compromis over het herplanten van bomen in de notaristuin. Het compromis is daarmee weer van tafel, aangezien was afgesproken dat alle partijen het er mee eens moesten zijn.”
V. Volgens de pleitnota van de toenmalige raadsvrouw van [eiser], die zij heeft overgelegd ter zitting van 19 maart 2004 in de onder 1 t (in het eerste kort geding) vermelde procedure bij de Raad van State heeft zij toen de brief van [eiser] van 10 maart 2003 in het geding gebracht. Daarnaast, zo blijkt uit de pleitnota, heeft zij de brief van 13 maart 2003 (zie 1 l eerste kort geding) ter zitting bij de Raad van State voorgelezen.
VI. In de onder 1 s (eerste kort geding) genoemde beslissing van 22 juni 2004 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de bezwaren van de gemeente Laren tegen het aanwijzen van de terrasaanleg en tuin van het perceel van [eiser] als monument, gegrond verklaard en het besluit in die zin gewijzigd, dat alleen de terrasaanleg als beschermd monument in de zin van de Monumentenwet 1988 wordt aangewezen.