ECLI:NL:RBAMS:2005:AT2563
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.D. Bonga-Sigmond
- R.B. Kleiss
- J.L. Hillenius
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 maart 2005 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Belgische autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van illegale handel in verdovende middelen, een feit dat onder de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor overlevering wordt gevraagd, ook naar Nederlands recht strafbaar is en dat de Belgische autoriteiten de nodige garanties hebben gegeven voor de overlevering.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon overwogen, die stelde dat er vrees bestond voor schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat de onderzoeksrechter in België mogelijk partijdig was. De rechtbank oordeelde echter dat deze vrees niet voldoende onderbouwd was en dat de belangen van de Belgische justitie zwaarder wogen dan de belangen van de opgeëiste persoon. De officier van justitie voerde aan dat de feiten zich voornamelijk in België hadden afgespeeld en dat de Belgische autoriteiten de overlevering vroegen voor de feiten gepleegd in België.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat aan alle eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten moest worden toegestaan. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29 van de Overleveringswet. De beslissing om de overlevering toe te staan, is genomen in het belang van een goede rechtsbedeling en de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek in België.